ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9609

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/670531-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Algehele vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen van het slachtoffer en chatgesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdediging voerde echter aan dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren vanwege tegenstrijdigheden en dat de chatgesprekken niet als bewijs konden dienen, omdat niet was aangetoond dat deze van de computer van de verdachte afkomstig waren.

De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de getuigenverklaringen en de chatgesprekken onvoldoende waren om tot wettig en overtuigend bewijs te komen. De rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de chatgesprekken daadwerkelijk van de verdachte afkomstig waren. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een veroordeling komen. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals ontucht met minderjarigen. De rechtbank heeft in haar vonnis duidelijk gemaakt dat zonder voldoende bewijs de verdachte niet kan worden veroordeeld, wat een fundamenteel beginsel is in het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/670531-11
op tegenspraak
Raadsvrouw: mr. M.H. Heeg
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 28 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 februari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot 23 december 2010
te [plaatsnaam], althans in Nederland,
meermalen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), die de leeftijd
van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte:
- haar uitgekleed en/of
- haar borsten betast/bevoeld en/of
- bovenop haar gelegen en/of
- zijn tong in haar mond geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in haar mond geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is voldoende wettig bewijs op grond van de getuigenverklaringen van
[slachtoffer] en de uitdraai van de chatgesprekken. In de chatgesprekken wordt gerefereerd aan vrachtwagenritten, aan de plaats waar verdachte werkte en aan een groot leeftijdsverschil. Hieruit blijkt dat de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] zijn gevoerd. Het bewijs is ook overtuigend. De getuigenverklaringen van [slachtoffer] zijn betrouwbaar en consistent en ze worden ondersteund door de inhoud van de chatgesprekken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De raadsvrouw acht de getuigenverklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar, nu er in die verklaringen sprake is van tegenstrijdigheden. Naast de getuigenverklaringen bevindt zich een uitdraai van chatgesprekken in het dossier. Deze uitdraai van chatgesprekken kan niet als bewijs worden gebruikt, omdat verdachte ontkent dat hij heeft deelgenomen aan deze chatgesprekken. Volgens het proces-verbaal heeft de politie de uitdraai van de chatgesprekken ook niet van de computer van verdachte afgehaald. De getuigenverklaringen van [slachtoffer] en de uitdraai van de chatgesprekken zijn onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde te komen.
Beoordeling
Vrijspraak
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal de uitdraai van de chatgesprekken niet als bewijsmiddel bezigen. Niet is komen vast te staan dat de chatgesprekken afkomstig zijn van (de computer van) verdachte. De rechtbank zal verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
BESLISSING
De rechtbank:
Acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, L.W. Janssen en
J.V. Nolta, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2013.