ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9600

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/670259-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van leraar wegens ontuchtige handelingen met minderjarige leerling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die als leraar betrokken was bij ontuchtige handelingen met een 15-jarige leerling. De man werd beschuldigd van het geven van een tongzoen en het seksueel binnendringen van de vagina van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen, maar sprak hem vrij van een deel van de tenlastelegging omdat niet kon worden bewezen dat deze handelingen voor de 16e verjaardag van het slachtoffer plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een werkstraf van 200 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De verdachte moet zich laten behandelen en onder toezicht van de reclassering staan. De rechtbank benadrukte het belang van bescherming van minderjarigen tegen seksuele misbruik en de gevolgen die dergelijke daden voor slachtoffers kunnen hebben. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/670259-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
[woonplaats].
Raadsman: mr. E.J. de Mare
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 31 januari t/m 10 mei 2011, in de
provincie [provincienaam], meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer], geboren [geboortedatum], die (telkens) de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, (telkens)
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte toen aldaar:
- in het tijdvak van 31 januari t/m 16 april 2011, in of nabij het gebied
[plaatsnaam], zijn tong in de mond en/of een vinger in de vagina van die
[slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- in het tijdvak van 1 april t/m 10 mei 2011, nabij het [plaatsnaam], in de
gemeente [gemeentenaam], zijn tong en/of penis in de mond en/of zijn penis in de
vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij de in de tenlastelegging omschreven seksuele handelingen heeft verricht. De raadsman heeft betoogd dat het onder het tweede aandachtsstreepje ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het dossier kan namelijk niet worden afgeleid dat het incident vóór de 16e verjaardag van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
[slachtoffer] verklaart dat het eerste incident ergens tussen 31 januari en 16 april 2011 heeft afgespeeld en dat zij op dat moment in [woonplaats] woonde. Over het tweede incident verklaart zij dat dit heeft plaatsgevonden toen zij een maand in [woonplaats] woonde. Als zij 16 april nog in [woonplaats] zou wonen dan zou het een maand later half mei zijn. [slachtoffer] is 11 mei 2011, 16 jaar geworden. Het is heel goed mogelijk dat het tweede incident plaatsgevonden heeft op het moment dat [slachtoffer] al 16 jaar was. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het onder het tweede aandachtsstreepje ten laste gelegde.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd
Een proces verbaal aangifte d.d. 21 juli 2011, opgenomen op pagina 89 e.v. van dossier nr. PL01PL 2011061692 d.d. 1 mei 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] geboren op [geboortedatum]
Een schriftelijk stuk, te weten een GBA uitdraai d.d. 9 mei 2012 van [slachtoffer], opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid is komen vast te staan wanneer verdachte de onder het tweede aandachtsstreepje beschreven seksuele handelingen heeft gepleegd. Het door de politie terzake op gemaakte proces-verbaal biedt te weinig aanknopingspunten met betrekking tot de vraag wanneer de handelingen na het tweede aandachtsstreepje hebben plaatsgevonden. Nu daardoor niet valt uit te sluiten dat deze na de zestiende verjaardag van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in het tijdvak van 31 januari t/m 16 april 2011, in de
provincie [provincie], eenmaal, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte toen aldaar:
- in het tijdvak van 31 januari t/m 16 april 2011, in het gebied
[plaatsnaam], zijn tong in de mond en een vinger in de vagina van die
[slachtoffer] gebracht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moet als bijzondere voorwaarde worden gekoppeld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook als die inhouden dat verdachte zich moet laten behandelen bij de AFPN. De officier van justitie heeft er op gewezen dat de wetgever het plegen van seksuele handelingen met minderjarigen onder de 16 jaar strafbaar heeft gesteld om hen daartegen te beschermen. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie met name rekening gehouden met de omstandigheid dat er sprake was van een leraar/leerling- relatie en tevens met het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat omdat hetgeen onder het tweede aandachtstreepje staat vermeld niet bewezen kan worden, minder straf moet worden opgelegd. De raadsman heeft gepleit voor een werkstraf met een voorwaardelijk deel. Aan het voorwaardelijke deel van de werkstraf kan de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht worden gekoppeld. Verdachte ziet in dat hij hulp nodig heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bij een vijftienjarig meisje. Verdachte was leraar op de school van het slachtoffer en is eerder haar mentor geweest. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij het vertrouwen dat het slachtoffer aanvankelijk in hem als leraar stelde, heeft beschaamd. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat jeugdige slachtoffers van ontucht hiervan ernstige nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met de belangen van het slachtoffer en heeft slechts gehandeld uit eigen belang en ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport d.d. 11 februari 2012. Hieruit komt naar voren dat verdachte intrinsiek gemotiveerd is zich te laten behandelen teneinde een gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering schat het recidiverisico als laag gemiddeld in en adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. De rechtbank heeft voorts gelet op een de verdachte betreffend uitreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van na te noemen duur in dit geval een passende straf is, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Met deze voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank enerzijds verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds verplichte behandeling mogelijk te maken.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd zij verdachte voor een deel van het ten laste gelegde vrijspreekt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 245 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- het verrichten van een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van twee jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op uitnodiging van de reclassering zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres], hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan nadere diagnostiek door gedragsdeskundigen, wanneer de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven. Relatietherapie kan onderdeel vormen van de behandeling.
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, wetboek van strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, L.W. Janssen en J.V. Nolta, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. van den Berg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2013.