ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9577

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/650181-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vernieling met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en vernielingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor mishandeling, poging tot zware mishandeling, en opzettelijke vernieling van goederen. De feiten vonden plaats in de periode van maart tot juni 2011, waarbij de verdachte betrokken was bij verschillende incidenten die resulteerden in letsel bij meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 maart 2011 in Stadskanaal een persoon, aangeduid als [slachtoffer 1], mishandeld heeft door diens keel met kracht dicht te knijpen, wat leidde tot pijn en letsel. Op 5 juni 2011 heeft de verdachte in Winschoten een andere persoon, [slachtoffer 2], een kopstoot gegeven en meermalen tegen het hoofd geslagen, wat resulteerde in een hersenschudding en andere verwondingen. Daarnaast heeft de verdachte ook [slachtoffer 3] mishandeld en opzettelijk schade toegebracht aan de eigendommen van [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met daarbij een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in psychiatrische rapportages, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling bij een forensische kliniek en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/650181-12, 18/256932-10 (promis) en 18/670293-06 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
15 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 februari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer: 18/650181-12:
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2011 te gemeente Stadskanaal ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het
leven te beroven, met dat opzet de keel en/of nek en/of de luchtpijp van die
[slachtoffer 1] met kracht heeft dichtgeknepen en/of afgeklemd, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 maart 2011 te gemeente Stadskanaal ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel
en/of nek en/of de luchtpijp van die [slachtoffer 1] met kracht heeft dichtgeknepen
en/of afgeklemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 maart 2011 te gemeente Stadskanaal opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), de keel en/of nek en/of de
luchtpijp van die [slachtoffer 1] met kracht heeft dichtgeknepen en/of afgeklemd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet hem een kopstoot heeft gegeven, meermalen tegen het hoofd heeft
gestompt en/of met geschoeide voet en met kracht meermalen tegen het hoofd
heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 05 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), een kopstoot heeft gegeven,
meermalen tegen het hoofd heeft gestompt en/of met geschoeide voet en met
kracht meermalen tegen het hoofd heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), heeft geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk
en wederrechtelijk een tafel, een of meer muren, een deur, althans enigg
inventaris, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 4] en/of makelaar [naam makelaar], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 18/256932-10:
hij op of omstreeks 3 april 2010 te Winschoten, in de gemeente Oldambt,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), meermalen, althans
eenmaal, tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder parketnummer 18/650181-12 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder parketnummer 18/256932-10 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/650181-12 heeft de raadsman gesteld dat met betrekking het onder 1 ten laste gelegde de feitelijkheden bewezen kunnen worden, doch dat deze niet kunnen worden gekwalificeerd als poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling. Met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder parketnummer 18/256932-10 ten laste gelegde niet kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan vrijgesproken moet worden.
Beoordeling
Ten aanzien van parketnummer 18/256932-10:
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde onder parketnummer 18/256932-10 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 18/650181-12:
Met betrekking tot het onder parketnummer 18/650181-12 onder 1 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de handelingen van verdachte die plaatsvonden in een vol klaslokaal de aanmerkelijke kans opleverden dat daardoor de dood of zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt zou worden. De rechtbank zal verdachte van het primair en subsidiair onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1
Een proces verbaal verhoor d.d. 30 maart 2011, opgenomen op pagina 14-16 van dossier nr. PL01PF 2011102687 d.d. 13 oktober 2011, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 29 maart 2011 zat ik op school te Stadskanaal.
Vervolgens zag ik vanuit mijn ooghoek dat [verdachte] razendsnel naar mij toe kwam en direct met een van zijn armen om mijn keel greep. Ik voelde dat hij met zoveel kracht om mijn keel greep dat ik even pijn voelde maar tegelijkertijd raakte ik volgens mij buiten bewustzijn.
Ik voelde dat ik achterover van mijn stoel werd getrokken. Ik heb op dit moment last van mijn keel en heb pijn bij het slikken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 13 april 2011, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] het hoofd van [slachtoffer 1] omklemd had met zijn rechterarm en achterovertrok. Ik zag dat [verdachte] nog half op zijn stoel zat terwijl hij met zijn arm [slachtoffer 1] vast had om zijn keel. [slachtoffer 1] lag op de grond.
Ik zag vervolgens het gezicht van [verdachte] zodanig verkrampt van het kracht zetten dat ik direct probeerde [slachtoffer 1] te bevrijden van [verdachte]. Ik riep met luide stem tegen [verdachte]: "Laat los". Ik zag echter dat [verdachte] niet los liet. Ik heb diverse keren geroepen tegen [verdachte]: "laat los, laat los". Hij liet echter niet los. Ik greep [verdachte] bij zijn schouder en kneep zo hard dat hij [slachtoffer 1] los liet. Ik moest echt een paar keer hard roepen en knijpen om [verdachte] zover te krijgen dat hij [slachtoffer 1] los liet.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 22 september 2011, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven;
Ik wilde hem slaan. Tijdens de beweging bedacht ik mezelf en heb ik hem met mijn arm om zijn nek vastgepakt. Ik ben hem toen vast blijven houden.
Ik bleef hem echter vast houden in de houdgreep. Ik weet dat het gevaarlijk is om iemand bij de keel/strot vast te houden.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik zat in het klaslokaal. De jongen naast mij pakte verschillende keren schoolspullen van mij. Ik raakte hierdoor zo geïrriteerd dat ik achter hem ben gaan staan en hem vervolgens in de houdgreep heb genomen. Ik heb mijn arm ongeveer 10 seconden om de nek van de jongen gehad. Ik heb hem vastgehouden tot het moment dat de leraar kwam.
Feiten 2, 3 en 4:
Een proces verbaal verhoor d.d. 5 juni 2011 opgenomen op pagina 16 en 17 van dossier nr. PL01PE 2011084385 d.d. 23 augustus 2011, inhoudende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik weet dat ik gevochten heb maar ik weet niet met wie of met hoeveel, ik neem aan met de hele groep. Ik heb geslagen, ik zit hier niet onschuldig, ik heb gevochten.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2011 ben ik met een paar vrienden naar de kroeg geweest. Toen ik de kroeg uit liep hoorde ik iemand naar me roepen. Vanuit een bovenraam hoorde ik iemand schreeuwen dat mijn moeder een hoer was.
Ik werd kwaad en ben het huis ingegaan waar de jongen verbleef die naar mij schreeuwde. Ik heb een deur kapot gemaakt en ben gaan vechten. Ik weet niet meer met wie ik allemaal heb gevochten. De eerste die ik tegen kwam toen ik naar binnen ging was [slachtoffer 3]. Ik heb hem een kopstoot gegeven. Ik heb met meer mensen gevochten. Het klopt dat ik legerkisten aan had.
Aangifte t.a.v. feit 2
Een proces verbaal verhoor d.d. 7 juni 2011, opgenomen op pagina 23-24 van dossier nr. PL01PE 2011084385 d.d. 23 augustus 2011, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Hij pakte mij beet bij mijn keel en hij gaf mij een kopstoot tegen mijn gezicht. Vervolgens heeft hij mij een aantal keren flink tegen mijn hoofd geslagen. Dit alles deed erg veel pijn en door de klappen viel ik achterover naast een matras die op de grond lag. Deze persoon drukte mij tegen de muur en ik heb nog meer klappen met de vuist tegen mijn hoofd gehad van deze persoon. Vervolgens drukte deze persoon mij naar beneden en gaf mij vervolgens nog een aantal malen, ik denk een keer of drie, een schop tegen mijn hoofd.
Zondag 5 juni 2011, omstreeks 10.00 uur, ben ik naar het ziekenhuis in Winschoten geweest. Ik hoorde daar dat ik een hersenschudding had, een gekneusde kaak, een blauw oog en een gescheurde lip.
Een proces verbaal verhoor d.d. 6 juni 2011, opgenomen op pagina 32-33 van voornoemd dossier inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Hierop zag ik dat [slachtoffer 2] met kracht tegen de verwarming werd aangetrapt. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 2] zich voorover boog omdat hij meerdere malen hard werd geslagen door [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] met zijn linker hand vasthield en hem meerdere keren sloeg met zijn rechter vuist. Ik zag dat [slachtoffer 2] niets kon doen en zich wilde beschermen tegen de klappen door voorover te buigen. Hierop zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] meerdere keren tegen het hoofd van [slachtoffer 2] aan trapte. Ik zag dat [slachtoffer 2] ter hoogte van zijn rechterslaap en bij zijn mond hard werd geraakt met de rechter schoen van [verdachte]. Verder hoorde ik [slachtoffer 2] roepen dat hij moest stoppen.
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] de hoek van de woonkamer intrapte. Vervolgens keek ik de woonkamer in en zag dat [verdachte] de tafel omver trapte.
Een proces verbaal verhoor d.d. 8 juni 2011, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4], namens zichzelf en makelaar [naam makelaar], zakelijk weergegeven:
Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 2] een kopstoot in zijn gezicht kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] deze kopstoot van [verdachte] kreeg. Ik zag hierna dat [verdachte] [slachtoffer 2] nog een vuistslag in het gezicht gaf. Ik zag dat [verdachte] met gebalde vuist sloeg. Hierop zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] om zijn nek beet pakte. Ik zag dat [slachtoffer 2] zijn hoofd onder de oksel van [verdachte] werd geklemd. Ik zag dat [verdachte] deze klem aanlegde met zijn linker arm. Vervolgens zag ik dat [verdachte] met [slachtoffer 2] mijn kamer verder inliep. Terwijl [verdachte] [slachtoffer 2] bleef vasthouden in deze klem, zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] met zijn rechter vuist in het gezicht sloeg. Ik denk dat [verdachte] hem wel 4 of 5 keer in het gezicht heeft geslagen.
Ik zag en hoorde vervolgens dat [slachtoffer 2] met een harde klap op een matras terecht kwam. Die matras lag op de grond in mijn kamer. Ik hoorde en zag dat hij hierbij de kachel met zijn hoofd raakte. Ik zag dat [slachtoffer 2] zijn gezicht onder het bloed zat. Ik zag aan [slachtoffer 2] zijn gezicht dat hij niet helemaal helder meer was. Ik zag dat [verdachte] hem vervolgens in zijn gezicht trapte, dit terwij1 hij nog voorovergebogen op de grond zat. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter been trapte en [slachtoffer 2] onder op zijn kin raakte.
Aangifte t.a.v. feit 3
Een proces verbaal verhoor d.d.14 juni 2011, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] naar boven kwam rennen. Volgens mij heeft hij mij één keer geslagen. Ik heb het niet gezien. Dit ging heel snel. Ik voelde aan mijn lip en linkerzijde van mijn kaak een hevige pijn.
Ik zag dat er veel bloed uit mijn lip kwam. Ik veegde met mijn hand langs de mond en zag dat er veel bloed op mijn hand zat. In de hal zag ik dat er een aantal gaten in de muur zat. Deze gaten hebben hiervoor niet gezeten.
Aangifte t.a.v. feit 4
Een proces verbaal verhoor d.d. 8 juni 2011, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4], namens zichzelf en makelaar [naam makelaar], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] hierna omdraaide en opzettelijk mijn tafel omver trapte. Op deze tafel stonden allemaal bierflessen en deze bierflessen vielen op de grond. Hierdoor zitten er allemaal vlekken van bier op mijn muur en beschadigingen. Ik had net een paar dagen geleden mijn muur geverfd.
Ik hoorde later van mijn vrienden dat terwijl ik lag te slapen [verdachte] heeft geprobeerd om de deur van de badkamer in de hal in te trappen. Er zit nu een gat in de deur van de badkamer en tevens in de muur tegenover de badkamer. Ik heb door [verdachte] zelf de volgende schade opgelopen:
-diepe kras van meer dan een meter op de muur.
-op diverse plaatsen bloedvlekken en beschadigingen op de muur.
-bloedvlekken op mijn blouse.
Een proces verbaal verhoor d.d. 7 juni 2011, opgenomen op pagina 23-24 van dossier nr. PL01PE 2011084385 d.d. 23 augustus 2011, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een persoon probeerde de wc deur in te trappen. Deze persoon pakte een bierflesje en gooide dat in de richting van de andere aanwezigen en daarna trapte hij een tafel om die in de kamer stond. Op deze tafel lag een laptop die hierdoor ook op de grond viel. Deze laptop was van [getuige 2].
Een proces verbaal verhoor d.d. 6 juni 2011, opgenomen op pagina 32-33 van voornoemd dossier inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Vervolgens keek ik de woonkamer in en zag dat [verdachte] de tafel omver trapte.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 onder parketnummer 18/650181-12 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 maart 2011 in de gemeente Stadskanaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), de keel en de luchtpijp van die [slachtoffer 1] met kracht heeft dichtgeknepen en/of afgeklemd, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 5 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet hem een kopstoot heeft gegeven, meermalen tegen het hoofd heeft gestompt en met geschoeide voet en met kracht meermalen tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 5 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 5 juni 2011 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een tafel, een of meer muren en een deur, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of makelaar [naam makelaar], heeft vernield en/of beschadigd;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 18/650181-12:
1 meer subsidiair: Mishandeling.
2 primair: Poging tot zware mishandeling.
3: Mishandeling.
4: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 28 september 2012, opgemaakt door [naam psychiater], psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 16 september 2012, opgemaakt door [naam psycholoog], GZ psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een gemengde persoonlijkheidsstoornis (overwegend cluster B, te weten voor borderline en antisociale kenmerken) naast een ruim benedengemiddelde/randzwakbegaafde intelligentie.
Voorts is er sprake van een ziekelijk stoornis in de zin van resterende aandachtstekortstoornis naast afhankelijkheid van nicotine en cannabis en periodiek misbruik van alcohol. Ten slotte zijn er aanwijzingen voor een zich ontwikkelende verslaving aan gamen. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
De deskundigen hebben bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten geadviseerd tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/650181-12 onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, dat verdachte zich zal laten behandelen bij de forensische kliniek van de VNN of soortgelijke ambulante forensische zorg en dat verdachte zich voor maximaal een half jaar klinisch laat opnemen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, een en ander zoals beschreven in het reclasseringsrapport d.d. 16 mei 2012.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor een werkstraf en een aanzienlijke voorwaardelijke straf. Voorts heeft de raadsman betoogd dat ernstig rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de jongste feiten ruim anderhalf jaar geleden zijn gepleegd en dat het oudste dateert van april 2010. Gelet op de persoon van verdachte heeft een langdurige vrijheidsstraf geen zin, omdat dit voor verdachte alleen negatieve effecten heeft en dat dit bovendien afbreuk doet aan zijn motivatie nu hij aangeeft behandeld te willen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 16 mei 2012, voormelde psychiatrische en psychologische rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft bij het slachtoffer [slachtoffer 1] om een ogenschijnlijk geringe aanleiding, te weten een gummetje, met zodanig veel geweld een armklem om de keel aangelegd dat deze door een ander moest worden ontzet. Het slachtoffer heeft als gevolg van verdachtes handelen pijn ondervonden.
Voorts heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2], na hem eerst een kopstoot te hebben gegeven, tegen het hoofd gestompt en hem vervolgens meermalen met geschoeide voet tegen hoofd geschopt, waardoor het slachtoffer gewond is geraakt aan zijn hoofd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is, zeker op de plaats waar verdachte het slachtoffer heeft geschopt, namelijk de slaap. Dat het slachtoffer als gevolg van de kopstoot, het stompen en schoppen niet ernstiger gewond is geraakt is geenszins de verdienste van verdachte. Daarnaast heeft verdachte slachtoffer [slachtoffer 3] zodanig geslagen dat deze aan zijn lip gewond is geraakt.
Verdachte heeft daarmee op diverse momenten de fysieke integriteit van anderen op ernstige wijze geschonden.
Ten slotte heeft verdachte met veel geweld inboedelgoederen en bouwtechnische constructies van een woning vernield of beschadigd door daar tegenaan te trappen.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf een passende sanctie zou zijn. De rechtbank houdt echter rekening met de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, zoals die blijkt uit de rapportages van psychiater en psycholoog en die leidt tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Verder houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de berechting en met de omstandigheid dat verdachte voor geen van de bewezen verklaarde feiten voorlopige hechtenis heeft ondergaan. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat verdachte ter zitting heeft verklaard mee te willen en zullen werken aan een (klinische) behandeling van zijn psychisch/emotionele en verslavingsproblematiek. De rechtbank hecht er ook groot belang aan dat een dergelijke behandeling plaatsvindt.
Mede om herhaling te voorkomen zal de rechtbank een forse voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, waaraan de hierna te omschrijven bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden.
De rechtbank is verder van oordeel dat daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf moet worden opgelegd van hierna te melden duur.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 14e Sr kan de rechter bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Nu daar in deze zaak sprake van is, zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 14e Sr.
Vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van parketnummer 18/256932-10:
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats.slachtoffer 5].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Beoordeling
Verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18/650181-12, feit 2:
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats.slachtoffer 2].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 18/650181-12 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 580,- zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/670293-06
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 21 december 2006 schriftelijk gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Nu de officier van justitie vrijspraak heeft gevraagd voor het feit onder parketnummer 18/256932-10, vordert de officier van justitie om deze vordering af te wijzen.
Beoordeling
De vordering tot tenuitvoerlegging is gekoppeld aan de zaak met parketnummer
18/256932-10. Verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem onder dat parketnummer is ten laste gelegd. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e 22c, 22d, 36f, 45, 57, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder parketnummer 18/256932-10 en het onder parketnummer 18/650181-12 onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder parketnummer 18/650181-12 onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder parketnummer 18/650181-12 onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op drie jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- verdachte zal zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de reclassering van de Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen;
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens het Leger des Heils, jeugdzorg en reclassering, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt.
Deze voorschriften en aanwijzingen mogen ook inhouden dat:
- veroordeelde zal meewerken aan een behandeling door het FACT team van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, aangewezen door de reclassering;
- veroordeelde zich klinisch zal laten opnemen voor maximaal zes maanden ter behandeling van zijn psychisch/emotionele en verslavingsproblematiek.
Draagt de reclassering op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
T.a.v. parketnummer 18/650181-12, feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats.slachtoffer 2], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 580,- (zegge vijfhonderdtachtig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 580,- (zegge vijfhonderdtachtig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats.slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
T.a.v. parketnummer 18/256932-10:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats.slachtoffer 5], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 21 december 2006 onder parketnummer 18/670293-06.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. D.M. Schuiling, voorzitter, M.J.B. Holsink en T.A. Wiersma, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2013.