ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9574
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Medeplichtigheid aan gewapende diefstal en afpersing met geweld
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij een gewapende overval op een winkel in Stadskanaal op 13 februari 2012. Tijdens deze overval werd onder bedreiging van vuurwapens een geldbedrag van ongeveer 4.995 euro en andere goederen, waaronder sigaretten, weggenomen. De verdachte had voorafgaand aan de overval kleding en bivakmutsen aangeschaft voor zijn mededaders, wat de rechtbank als medeplichtigheid kwalificeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet direct betrokken was bij de uitvoering van de overval, maar dat zijn rol in de voorbereiding wel degelijk een wezenlijke bijdrage vormde aan het gepleegde misdrijf.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders tijdens de uitvoering van de overval. Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de diefstal en afpersing wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van 6.114,74 euro te betalen aan de benadeelde partij, een winkelbedrijf in Veghel, voor de geleden schade door de overval.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals het hebben van een vaste baan. De rechtbank besloot om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te vermijden, omdat dit de positieve ontwikkeling van de verdachte zou kunnen onderbreken. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, terwijl het ook de rehabilitatie van de verdachte in overweging nam.