ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9567

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/670435-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging, belediging en wederrechtelijk binnendringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 februari 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, eenvoudige belediging van een ambtenaar, en wederrechtelijk binnendringen in besloten lokalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 januari 2013 in Groningen bedreigingen heeft geuit aan het adres van beveiligers, waarbij hij dreigende woorden heeft gebruikt zoals 'Ik trap jullie allebei het ziekenhuis in'. Daarnaast heeft hij een ambtenaar beledigd door beledigende termen te gebruiken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten wederrechtelijk in besloten lokalen is binnengedrongen, ondanks eerdere ontzeggingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn alcoholgebruik, dat bijdraagt aan zijn delictgedrag. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting voor zijn alcoholverslaving. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2013, waarbij de rechtbank de verklaringen van de aangevers en getuigen heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830010-13 en 18/670435-12 (ter terechtzitting gevoegd) en
18/650840-11 (tul)
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. J.S. Özsaran
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[naam.verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [naam.woonplaats],
thans verblijvende te P.I. [naam P.I.].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 18/830010-13
1.
hij op of omstreeks 05 januari 2013 te Groningen
[naam.slachtoffer 1] en/of [naam.slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik trap jullie allebei het ziekenhuis in. Ik
onthoud jullie gezichten", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 januari 2013 te Groningen
opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam.slachtoffer 3], brigadier
werkzaam bij politie Groningen, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van hun/haar bediening, althans een persoon te weten [naam.slachtoffer 3], in
diens/dier tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kutwijf"
en/of "Kuttekop", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 29 december 2012 in de gemeente Groningen,
[naam.slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers is verdachte met gebalde vuisten op die [naam.slachtoffer 4] afgelopen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Nu weg
anders maak ik je dood" en/of "Doe je bril alvast maar af, anders krijg je
straks splinters in je ogen" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in of omstreeks het tijdvak van 21 november 2011 tot en met 24 november
2011 te Groningen
als houder van een of meer dieren, te weten een hond, aan dat/die dier(en) de
nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar die hond,
waarbij een botbreuk was vastgesteld, niet de nodige/noodzakelijke
diergeneeskundige hulp verschaft en/of doen verschaffen.
Onder parketnummer 18/670435-12
1.
hij op of omstreeks 29 september 2012, in de gemeente Groningen, een persoon,
genaamd, [naam.slachtoffer 5], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[naam.slachtoffer 5], terwijl hij, verdachte, dichtbij voornoemde [naam.slachtoffer 5] ging staan en/of
daarbij zijn hand(en)/vuist(en) in de lucht hield, dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik maak je dood. Ik steek je neer. Ik maak er een tweede Haren
van. Ik laat een paar negers met knuppels hier de boel verbouwen", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2012, in de gemeente Groningen,
wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal gelegen aan de [naam.pleegplaats 1], te weten een kantine en/of daarbij behorende tenten alwaar een
besloten feest werd gehouden, en in gebruik bij [naam.vereniging], althans
bij een ander of anderen dan bij verdachte, zich niet op de vordering van of
vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
3.
parketnummer 650737-12
hij op of omstreeks 16 juni 2012, in de gemeente Groningen,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de
[naam.pleegplaats 2] en in gebruik bij Albert Heijn, welk binnendringen daarin bestond
dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan,
terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot
voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van één jaar,
ingaande op 4 augustus 2011;
4.
parketnummer 650779-12
hij op of omstreeks 15 augustus 2012, in de gemeente Groningen,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens
artikel 172a Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift
gedaan door of namens de Burgemeester van de gemeente Groningen, die was
belast met de uitoefening van enig toezicht, door toen en aldaar met dat opzet
te verblijven binnen het in het bevel aangewezen gebied, te weten de [naam.gebied];
5.
parketnummer 650808-12
hij op of omstreeks 6 november 2012, in de gemeente Groningen,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de
[naam.pleegplaats 2] en in gebruik bij Albert Heijn, welk binnendringen daarin bestond
dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan,
terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot
voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van één jaar,
ingaande op 16 juni 2012.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van parketnummer 18/830010-13 zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij baseert dit op de aangiftes door [naam.slachtoffer 1] en [naam.slachtoffer 2], alsmede het proces-verbaal van bevindingen. Ook het onder 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de aangifte door [naam.slachtoffer 4] en de getuigenverklaring van [naam.getuige 1].
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de officier van justitie dat verdachte, gelet op de verklaringen van beide dierenartsen, de nodige zorg aan zijn hond heeft onthouden. Het feit is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van parketnummer 18/670435-12 aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het wettig en overtuigend bewijs bestaat uit de aangifte door [naam.slachtoffer 5] en de de getuigenverklaringen van [naam.getuige 2] en [naam.getuige 3]. Uit meerdere verklaringen blijkt dat verdachte kenbaar is gemaakt dat hij niet welkom was en dat hem is verzocht om weg te gaan.
Tot slot zijn de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De feiten liggen in elkaars verlengde. Verdachte is gezien zijn justitiële documentatie geen onbekende met winkelverboden en gebiedsontzeggingen, derhalve wist hij dat hij zich niet in het Albert Heijn filiaal mocht ophouden, alsmede dat hij zich niet in het centrum mocht begeven.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is ten aanzien van parketnummer 18/830010-13 aangevoerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen kan worden. Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde nu verdachte wel met zijn hond naar de dierenarts is geweest, maar een andere visie heeft op de noodzakelijke zorg. Verdachte was niet in staat om in één keer te betalen voor een medische ingreep, maar was nog wel op zoek naar financiering en doende met het afwegen van alternatieven.
Ten aanzien van parketnummer 18/670435-12 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De aangifte door [naam.slachtoffer 5] wordt niet door een ander bewijsmiddel ondersteund. Het onder 2 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 3 en 5 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken nu niet blijkt dat de ontzeggingen aan verdachte zijn uitgereikt.
Beoordeling
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/830010-13 onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft, nadat zijn hond Pablo onder de bus was gekomen, een dierenarts geconsulteerd. Volgens de verklaring van dierenarts [naam dierenarts] heeft de hond daarbij penicilline en pijnmedicatie gekregen. Ten aanzien van de gebroken voorpoot leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat er een tweetal opties was, te weten de poot amputeren of middels operatie behouden. Aan beide vormen van behandeling waren zeer uiteenlopende kosten verbonden, respectievelijk € 200,00 en € 2000,00.
Verdachte is, naar eigen zeggen, op zoek gegaan naar financiering voor het behoud van de voorpoot en heeft in de daaropvolgende dagen zijn hond voorzien van pijnmedicatie. Indien hij de financiering niet rond zou krijgen, zou hij de voorpoot alsnog laten amputeren. Hiervoor had hij een afspraak gepland. Uit de verklaring van dierenarts [naam.dierenarts] komt niet naar voren dat de hond geen pijnbestrijding en verzorging heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve niet worden gesteld dat verdachte zijn hond de nodige zorg heeft onthouden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de overige ten laste gelegde feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Parketnummer 18/830010-13
Feiten 1 en 2
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013, zakelijk
weergegeven:
De beveiligers in de [naam.bedrijf] zaten mij te jennen. Ik ben ook niet op mijn mondje gevallen, dus in reactie op hun gedrag heb ik gezegd: “Ik onthoud jullie gezichten, trap jullie het ziekenhuis in” of iets dergelijks. Wat betreft die agente. Ik zeg wel vaker “trutwijf”. Ik kan me het niet herinneren, het zou kunnen dat ik dat uit boosheid heb geroepen.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 5 januari 2013, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier nr. 2013002247 en 2012131309 d.d. 6 januari 2012, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam.verbalisanten], zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 5 januari 2013 om 15.12 uur kregen wij de melding dat er in de [naam.bedrijf] te Groningen, door de beveiliging een ontzegging moest worden uitgereikt aan een manspersoon. Wij hoorden van de meldkamer dat de man inmiddels bedreigingen had geuit richting de beveiliging.
Ter plaatse troffen wij aangever [naam.slachtoffer 1] (beveiliger) en de ons ambthalve bekende [naam.verdachte] van [geboortedatum en geboorteplaats]. Wij hoorden van aangever [naam.slachtoffer 1] dat [naam.verdachte] eerst vervelend was geweest tegen het personeel beneden in de winkel bij de parfumerie.
Achter in het kantoortje begon [naam.verdachte] te spugen en stak een sigaret op. Wij hoorden van aangever [naam.slachtoffer 1] dat de verdachte [naam.verdachte] tegen hem en zijn collega had gezegd ik trap jullie beiden het ziekenhuis in”. Na het aanhoren van het verhaal van aangever [naam.slachtoffer 1] hebben wij de verdachte aangehouden ter zake verbale bedreiging.
In het bijzijn van ons verbalisanten hoorden wij de verdachte tegen aangever [naam.slachtoffer 1] zeggen “ik onthoud jullie gezichten nog wel” dan wel woorden van gelijke strekking.
Tijdens het lopen naar het politie voertuig hoorden wij de verdachte tegen collega, [naam.slachtoffer 3], schreeuwen “dom kutwijf”. Op het moment van de uitlatingen van de verdachte waren wij aanwezig op de openbare weg en zagen wij veel burgers in de omgeving die dit hoorden en wij zagen dat deze burgers hierop bleven staan en kijken.
Een proces-verbaal d.d. 5 januari 2013, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever [naam.slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Op een gegeven moment zag ik de collega’s aan komen lopen met de verdachte die ik herkende als de ambtshalve bekende [naam.verdachte].
Ik heb hem, samen met een collega, met gepast geweld in de combi laten plaatsnemen. Ik zag en hoorde, dat [naam.verdachte] begon te schreeuwen. Ik hoorde dat hij meerdere keren schreeuwde: “KUTWIJF” “KUTTEKOP” “MACHO”. Dit schreeuwde hij luidkeels en ik zag dat meerdere passanten deze woorden hoorden. Ik zag dat sommige mensen verschrikt en/of afkeurend onze kant opkeken.
Ik zag dat een mij ambtshalve bekende man dit ook hoorde en mij aansprak. Hij zei: “dat kan toch niet, wat een idioot”.
Een proces-verbaal d.d. 5 januari 2013, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever [naam.slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben als beveiligingsmedewerker werkzaam bij [naam.beveiligingsbedrijf], waarbij ik ook werkzaam ben bij onder meer [naam.bedrijf] aan de [naam.adres]. Op zaterdag 5 januari omstreeks 15.15 uur werd ik, samen met mijn collega [naam.slachtoffer 2], gevraagd om naar [naam.winkelonderdeel], gevestigd binnen [naam.bedrijf] te gaan. Daar werd mij verteld dat een man in de winkel heel vervelend was geweest. Omdat hij ook bleef schreeuwen in de winkel besloten ik en mijn collega [naam.slachtoffer 2] dat hij een winkelontzegging zou krijgen. Wij vroegen de man mee te lopen naar ons kantoor. Hij begon weer vervelend te reageren.
[naam.slachtoffer 2] en ik hebben de man in een ophoudruimte geplaatst. Direct daarop hoorde ik en ook mijn collega [naam.slachtoffer 2], dat de man tegen ons schreeuwde: IK TRAP JULLIE ALLEBEI HET ZIEKENHUIS IN” “IK ONTHOUD JULLIE GEZICHT” en woorden van gelijke strekking.
Een proces-verbaal d.d. 5 januari 2013, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van aangever [naam.slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben als beveiligingsmedewerker werkzaam bij [naam.beveiligingsbedrijf]], waarbij ik ook werkzaam ben bij onder meer [naam.bedrijf] aan de [naam.adres]. Op zaterdag 5 januari omstreeks 15.15 uur werd ik, samen met mijn collega [naam.collega], gevraagd om naar [naam.winkelonderdeel], gevestigd binnen [naam.bedrijf] te gaan. Daar werd ons verteld dat een man in de winkel heel vervelend was geweest. Omdat hij ook bleef schreeuwen in de winkel besloten ik en mijn collega [naam.slachtoffer 1] dat hij een winkelontzegging zou krijgen. Wij vroegen de man mee te lopen naar ons kantoor. Hij begon weer vervelend te reageren.
[naam.collega] en ik hebben de man in een ophoudruimte geplaatst. Direct daarop hoorde ik en ook mijn collega [naam.collega], dat de man tegen mij schreeuwde: “IK TRAP JULLIE ALLEBEI HET ZIEKENHUIS IN” “IK ONTHOUD JULLIE GEZICHT” en woorden van gelijke strekking.
Feit 3
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013, zakelijk
weergegeven:
Die beveiligster in het Martiniziekenhuis behandelde mij als een klein kind. Ik heb gezegd: “zet je bril maar af, anders krijg je scherven”en “Ga uit mijn blikveld”.
Een proces-verbaal d.d. 30 december 2012, opgenomen op pagina 16 e.v. in dossier nr. 2012131309 d.d. 31 december 2012, inhoudende de verklaring van aangever [naam.slachtoffer 4], zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 29 december 2012 was ik als beveiliger aan het werk in het Martini Ziekenhuis te Groningen. Omstreeks 18.55 kregen mijn collega [naam.getuige 1] en ik een melding. Er werd gevraagd of wij naar de spoedeisende hulp wilden gaan. Daar was iemand binnengebracht onder begeleiding van de politie. De patiënt was de mij bekende heer [naam.verdachte]. Nadat de heer [naam.verdachte] was behandeld en naar huis kon gaan verzocht ik hem om het ziekenhuis te verlaten. Dit verzoek werd ook gedaan omdat de heer [naam.verdachte] een toegangsverbod heeft in verband met eerdere misdragingen op 3 augustus 2012.
[naam.verdachte] begon tekeer te gaan. Ik moest weggaan en uit zijn ogen gaan. Enkele tellen nadat hij had gezegd dat ik weg moet gaan stond hij op en kwam dreigend op mij af. Hij herhaalde de uitlatingen dat ik weg moest gaan en zei ook: “Nu weg anders maak ik je dood. Doe je bril alvast maar af, anders krijg je straks splinters in je ogen”. Ook zei hij: “Ga maar gauw naar huis, dan kan je je kinderen vertellen hoe goed je bezig bent geweest vanavond”. En woorden van gelijke strekking. De heer [naam.verdachte] deed vervolgens een aantal stappen naar voren. Hij stond toen op ongeveer 30 centimeter van mij af. Hij deed zijn jas uit en balde zijn rechter vuist, deed zijn vuist omhoog en kwam dreigend op mij af lopen. Ik hoorde [naam.verdachte] zeggen: “Ik tel tot 10 en als je dan niet weg bent dan weet je niet wat je overkomt, ik ben een beest”. Ik deed een paar stappen achteruit toen ik zijn opgeheven vuist zag. Mijn collega [naam.getuige 1] zag dit en deed zijn arm tussen mij en [naam.verdachte]. Hij deed dit om mij te beschermen. Ondertussen bleef [naam.verdachte] zijn dreigende woorden zeggen en bleef dreigend met zijn opgeheven vuist naar mij. Ik zag dat [naam.verdachte] heel erg boos naar mij keek. Hij was gewond aan een oog en keek met het goede oog naar mij. Zijn blik, zijn dreigende houding met zijn lichaam en zijn woorden: “ik maak je dood” deden bij mij de overtuiging ontstaan dat hij mij echt iets aan wilde doen. Ik was er van overtuigd dat hij mij zou slaan als [naam.getuige 1] er niet tussen was gaan staan.
Een proces-verbaal d.d. 31 december 2012, opgenomen op pagina 19 e.v. in voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam.getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als beveiliger bij het Martiniziekenhuis in Groningen. Omstreeks 19.50 kreeg ik samen met mijn collega [naam.slachtoffer 4] de melding om te gaan naar de afdeling spoedeisende hulp. We zouden de man, [naam.verdachte] naar buiten begeleiden. Ik hoorde dat hij tegen [naam.slachtoffer 4] zei: “Ga weg, ga uit mijn ogen”. En hij zei: “Nu weg, anders maak ik je dood. Doe je bril alvast maar af, anders krijg je splinters in je ogen. Ga maar gauw naar huis, dan kan je je kinderen vertellen hoe goed je bezig bent geweest vanavond.
Ik hoorde dat hij verder zei: “Ik kan je zo wel een klap geven”, en ik zag dat hij hierbij zijn rechterhand ophief en voordeed alsof hij zou slaan. Hij zei verder: “Ik tel nu tot tien. En als je niet weg bent dan weet je niet wat je overkomt. En ik ben een beest”. Hij zei dat met stemverheffing, hij was echt boos. Omdat hij ook zijn vuist steeds balde en probeerde om mijn collega te slaan, ben ik er tussen gesprongen Ik hoorde dat hij toen zei: “Als jij je er ook mee gaat bemoeien, dan kan jij ook een klap krijgen.”
Parketnummer 18/670435-12
Feiten 1 en 2
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013, zakelijk weergegeven:
Ik heb wel gezegd dan maken we er een tweede Haren van. Ik heb wat gejend. Ik zei: “dan ziet het hier zwart van de donkere jongens”of iets dergelijks.
Een proces-verbaal d.d. 29 september 2012, opgenomen op pagina 9 e.v. van dossier nr. PL01KG 2012101611 d.d. 18 oktober 2012, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam.verbalisanten], zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 29 september 2012 omstreeks 20.05 uur werden wij door de dienstdoende mobilofonist van de politiemeldkamer te Drachten gezonden naar de [plaatsaanduiding] aan de [naam.pleegplaats 1]. Blijkens een binnengekomen melding zou zich in of nabij het clubgebouw van de [naam.vereniging] een man ophouden die onder invloed van drank zou zijn en die zich vervelend en bedreigend zou gedragen tijdens een feest ter gelegenheid van de opening van het nieuwe clubgebouw.
Ter plaatse gekomen zagen wij op het feestterrein, ter hoogte van het clubgebouw, een man op een stoel zitten die wij herkenden als [naam.verdachte]. Aangever [naam.slachtoffer 5] sprak ons aan, wees ons [naam.verdachte] aan en verklaarde dat hij zojuist met de dood bedreigd was door [naam.verdachte]. Hierop hebben wij [naam.verdachte] aangehouden.
Tijdens en na de aanhouding van verdachte [naam.verdachte] roken wij dat de adem van de verdachte sterk rook naar alcoholhoudende drank. Wij zagen dat zijn ogen bloeddoorlopen waren en wij zagen dat hij enigszins onvast ter been was. Wij hoorden dat de verdachte onsamenhangend sprak en van tijd tot tijd beledigende en bedreigende woorden aan ons adres richtte.
Een proces-verbaal d.d. 29 september 2012, opgenomen op pagina 15 e.v. van dossier nr. PL01KG 2012101611 d.d. 18 oktober 2012, inhoudende de verklaring van aangever [naam.slachtoffer 5], zakelijk weergegeven:
Zaterdag 29 september 2012 was ik op de [naam.vereniging] aan de [naam.pleegplaats 1] in Groningen. Ik was daar in overleg met de vereniging organisator van een besloten feest voor genodigden, leden van de vereniging.
Omstreeks 19.45 uur zag ik een man aan komen lopen het feestterrein op.
Ik zag dat hij onder invloed was van alcohol, ik rook dat. Ik zag dat hij direct naar een paar mensen liep die buiten bij de vereniging aan een tafel zaten. Ik zag dat hij zich zonder pardon zomaar in gesprekken ging mengen. Ik hoorde van mensen dat ze dat niet prettig vonden. Ik heb dan ook direct de man, volgens mij heet hij [naam.verdachte], verzocht om weg te gaan. Ik hoorde dat hij zei dat hij was uitgenodigd en dat hij oud [aanduiding] zou zijn. Ik heb hem gezegd dat hij niet was uitgenodigd en verzocht hem voor een tweede keer om het terrein te verlaten.
Ik hoorde dat [naam.verdachte] direct begon te schreeuwen en tegen mij zei: “Ik maak je dood, ik steek je neer, ik maak er een tweede Haren van, ik laat een paar negers met knuppels hier de boel verbouwen”.
Ik zag dat hij mij hierbij aan keek en een dreigende houding aan nam. Ik zag namelijk dat hij zijn handen/vuisten in de lucht voor mij hield en ik zag dat hij strak, dichtbij mij ging staan. Op de wijze hoe hij het tegen mij zei kwam het voor mij over alsof hij mij echt dood wilde maken, dan wel iets aan zou willen doen. Ik voelde mij hierdoor bedreigd. Ik heb hem voor de derde keer verzocht weg te gaan, maar dat deed hij niet.
Een proces-verbaal d.d. 8 oktober 2012, opgenomen op pagina 18 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [naam.slachtoffer 5], zakelijk weergegeven:
U vraagt mij hoe vaak en op welke plek de man is gevorderd om weg te gaan. [naam.getuige 3] heeft de man in de kantine een paar keer gezegd dat hij weg moest gaan. Ik heb hem in de kantine zeker ook een paar keer gezegd dat hij weg moest gaan. Het antwoord van de man daarop was iedere keer nee. Hij is op een gegeven moment rond gaan lopen en probeerde zich te mengen tussen de gasten. Die waren daar helemaal niet van gediend. Uiteindelijk bevond hij zich buiten de kantine in een van de vijf feesttenten die direct naast de kantine stonden op een afstand van ongeveer drie meter. Het was voor een ieder duidelijk dat de tenten bij het besloten feest en de kantine hoorden. Ik heb in die tent, ik denk wel 5, 6 of 7 keer, tegen de man gezegd: “Je hoort hier niet, je bent hier niet welkom, je moet weggaan.” Ik zag dat hij niet naar mij luisterde en bleef zitten.
Een proces-verbaal d.d. 8 oktober 2012, opgenomen op pagina 22 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam.getuige 3], zakelijk weergegeven:
Ik ben lid van en verricht werkzaamheden voor vereniging [naam.vereniging]. Ik ben namelijk kantinemedewerker. Ik heb tevens een feestavond georganiseerd. Voor dat besloten feest zijn alleen leden uitgenodigd. [naam.verenigingslid] kwam naar mij toe en vroeg aan mij of ik een man kende die in de kantine rondliep. Zij kende die man namelijk niet. Ik ook niet. Het was geen lid van de vereniging. Ik liep naar de man toe en legde een hand op zijn schouder en wilde hem aanspreken. Hij begon meteen te schelden en te roepen dat ik van hem af moest blijven. Ik heb hem daarna niet meer aangeraakt. Ik verzocht hem naar buiten te gaan. Ik zei tegen hem dat hij naar buiten moest omdat hij niet was uitgenodigd. Ik weet dat hij geen lid is van de vereniging en ook nooit is geweest. De man bleef schreeuwen. Ik zag dat de man mijn verzoek om weg te gaan negeerde. Hij liep weg en begon tegen andere mensen in de kantine te praten. Ik kon zien dat die daar niet van gediend waren. Ik heb toen de politie gebeld. Ik zag daarna dat [naam.slachtoffer 5], een ander lid van de vereniging, de man aansprak. Ik zag dat de man zich agressief gedroeg ten opzichte van [naam.slachtoffer 5].
Een proces-verbaal d.d. 18 oktober 2012, opgenomen op pagina 24 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [naam.getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben lid van de [naam.vereniging]. Ik stond achter de bar. Een man, een volslagen vreemde voor mij, ging bij mij aan de bar zitten en vroeg of hij een pilsje mocht. Ik heb gevraagd of hij lid was en of hij uitgenodigd was. Hij zei dat hij geen lid was en niet uitgenodigd was. Hij zei dat hij vroeger trainingen op de oude baan had gegeven. Ik vroeg hem vriendelijk om weg te gaan. Hij vroeg of hij bier mocht kopen. Ik zei tegen hem dat ik geen bier mag verkopen. Hij zei dat hij zijn eigen bier dan zou opdrinken. Ik zag dat hij uit de binnenzak van zijn jas een blik bier pakte. Hij draaide mij vervolgens de rug toe. Ik ben achter de bar weggelopen en naar de man toegegaan. Ik zei tegen hem dat nu wettelijk in overtreding was en zich schuldig maakte aan huisvredebreuk. Ik verzocht hem nogmaals vriendelijk weg te gaan omdat hij anders problemen zou kunnen krijgen. Hij reageerde hier laconiek op en zei dat hij dat zelf wel uit zou maken en dat hij er schijt aan had. Hij sprak met steeds meer stemverheffing.
Een proces-verbaal d.d. 30 september 2012, opgenomen op pagina 26 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben gisteren naar de [naam.vereniging] gegaan en er werd mij vrij snel te verstaan gegeven dat ik niet welkom was.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op 2 oktober 2012, ten overstaan van de rechter-commissaris, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij het feest was ook een man die ik ken van het bestuur van de [naam.vereniging]. Hij heeft tegen mij ook nog gezegd: “[naam.verdachte], ga nou weg joh”.
Feit 3
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013, zakelijk weergegeven:
Ik heb een ontzegging bij de Albert Heijn aan de [straatnaam].
Een proces-verbaal d.d. 16 juni 2012 met als bijlage een aangifte formulier, opgenomen in dossier nr. PL01KC 2012059376 d.d. 3 augustus 2012, inhoudende de verklaring van aangever [naam.aangever], zakelijk weergegeven:
Ik doe namens Albert Heijn aangifte van huisvredebreuk. Vandaag, zaterdag 16 juni 2012, was ik werkzaam in de winkel Albert Heijn aan de [naam.pleegplaats 2] te Groningen. Ik zag een persoon de winkel binnen komen waarvan ik wist dat hij een winkelontzegging had. Vervolgens heb ik de persoon aangehouden en overgedragen aan de politie. De persoon gaf mij op te zijn: [naam.verdachte], woonplaats Groningen.
Een schriftelijk stuk, te weten een brief van 4 augustus 2011 van Albert Heijn [naam.locatie], [naam.pleegplaats 2] aan verdachte, inhoudende zakelijk weergegeven:
In overleg met de regiopolitie te Groningen delen wij u mede dat het, door ons, aan u verboden is ons bedrijf, met alles wat daaraan verbonden is, te betreden of zich daar op te houden.
De ontzegging van toegang gaat in op 4 augustus 2011 en eindigt op 4 augustus 2012.
De ontzegging is uitgereikt in aanwezigheid van de regiopolitie Groningen, namens welke getekend (volgt handtekening).
Feit 4
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013, zakelijk weergegeven:
Ik was op de hoogte van het gebiedsverbod. Ik moest naar de [straatnaam] dus ik was op doorreis, anders moet ik helemaal omrijden.
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2012, opgenomen in dossier nr. PL01TP 2012081856 d.d. 16 augustus 2012, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam verbalisanten], zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 augustus 2012 omstreeks 20.04 uur zagen wij de ons ambtshalve bekende [naam.verdachte] fietsen op de [straatnaam] te Groningen. Wij wisten dat [naam.verdachte] een gebiedsontzegging had voor de [naam.gebied] te Groningen en dat deze gebiedsontzegging geldig is tot 2 november 2012. Wij hebben verdachte [naam.verdachte] aangehouden ter zake van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Een schriftelijk stuk, te weten een brief van 6 augustus 2012 van dr. J.P. Rehwinkel, burgemeester van Groningen aan verdachte betreffende gebiedsverbod, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op grond van artikel 172a Gemeentewet leg ik u voor een periode van 3 maanden een gebiedsverbod op voor de Munnekeholm (het gedeelte tussen de Brugstraat en de Schuitemakersstraat), het [naam.gebied] NZ en ZZ, de [naam.gebied] en ZZ, de Folkingestraat, Tussen Beide Markten en het uitgaansgebied (Grote Markt, Poelestraat, Peperstraat, Oosterstraat). Het verbod gaat in op vrijdag 10 augustus 2012, 09.00 en zal duren tot vrijdag 2 november 2012, 09.00 uur.
Feit 5
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013, zakelijk weergegeven:
Ik had niet door dat je automatisch weer een andere ontzegging zou krijgen, naar aanleiding van 16 juni 2012. Ik word meestal boos en dan gooi ik die dingen weg.
Een proces-verbaal d.d. 13 november 2012 met als bijlage een aangifte formulier, opgenomen in dossier nr. PL01KE 2012112561 d.d. 13 november 2012, inhoudende de verklaring van aangever [naam.aangever], zakelijk weergegeven:
Ik doe namens Albert Heijn aangifte van huis- c.q. lokaal vredebreuk. Op 6 november 2012 heb ik geconstateerd dat [naam.verdachte] [geboortedatum.verdachte], in de winkel was, wetende dat hij een winkelontzegging heeft tot 16 juni 2013. [naam.verdachte] heeft een ontzegging ingaande op 16 juni 2012 en eindigend op 16 juni 2013.
Een proces-verbaal d.d. 6 november 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam.verbalisanten], zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 6 november 2012 te 14.48 uur bevonden wij ons voor de ingang van de Albert Heijn aan de [straatnaam] te Groningen. Wij zagen dat de voor ons ambtshalve bekende overlastpleger [naam.verdachte] voor de ingang van de Albert Heijn zat. Wij zagen dat hij gitaar aan het spelen was. Even later zag ik, verbalisant [naam.verbalisant], dat verdachte [naam.verdachte] de winkel uit kwam lopen en ging zitten op de trap voor de ingang van Albert Heijn.
Wij zag dat het personeel van de Albert Heijn naar de heer [naam.verdachte] liep en hem vertelden dat hij niet in de winkel mocht komen en dat hij zijn winkelverbod had overtreden. [naam.winkelmedewerker] van de Albert Heijn zei dat hij aangifte wilde doen. Hierop is verdachte [naam.verdachte] aangehouden.
Een schriftelijk stuk, te weten een brief van 16 juni 2012 van Albert Heijn [locatie], [naam.pleegplaats 2] aan verdachte, inhoudende zakelijk weergegeven:
In overleg met de regiopolitie te Groningen delen wij u mede dat het, door ons, aan u verboden is ons bedrijf, met alles wat daaraan verbonden is, te betreden of zich daar op te houden.
De ontzegging van toegang gaat in op 16 juni 2012 en eindigt op 16 juni 2013.
De ontzegging is uitgereikt in aanwezigheid van de regiopolitie Groningen, namens welke getekend (volgt handtekening).
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Parketnummer 18/670435-12
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van de aangifte door [naam.slachtoffer 5], het proces-verbaal van de verbalisanten, de verklaring van verdachte, en de verklaring van de getuige [naam.getuige 3] is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Van de ten laste gelegde bedreiging zijn weliswaar geen getuigen, maar uit genoemde getuigenverklaring en het proces-verbaal van de verbalisanten blijkt dat verdachte zich na het plegen van die bedreiging ook jegens anderen agressief en bedreigend heeft opgesteld.
Daarnaast heeft verdachte een deel van bedreigende bewoordingen bekend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3 en 5 ten laste gelegde het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de winkelverboden aan verdachte zijn uitgereikt. De rechtbank merkt ten aanzien van feit 3 op dat algemeen bekend is dat met de Albert Heijn [naam.pleegplaats 2], de Albert Heijn aan de [straatnaam] wordt bedoeld. De opmerking van verdachte ter zitting dat hij dacht dat het een ander filiaal betrof, doet hier niet aan af.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde merkt de rechtbank op dat verdachte op 16 juni 2012 een nieuw winkelverbod heeft ontvangen. Ter zitting heeft verdachte verklaard deze ontzegging te hebben verscheurd en weggegooid. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte niet wist dat hij een nieuw winkelverbod had gekregen. Het onder 5 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Tot slot is ook het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Naast het proces-verbaal van bevindingen heeft verdachte dit feit ook bekend.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Onder parketnummer 18/830010-13
1.
hij op 5 januari 2013 te Groningen [naam.slachtoffer 1] en [naam.slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "Ik trap jullie allebei het ziekenhuis in. Ik onthoud jullie gezichten".
2.
hij op 5 januari 2013 te Groningen opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [naam.slachtoffer 3], brigadier werkzaam bij politie Groningen, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kutwijf" en "Kuttekop".
3.
hij op 29 december 2012 in de gemeente Groningen, [naam.slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte met gebalde vuisten op die [naam.slachtoffer 4] afgelopen en heeft hij daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Nu weg anders maak ik je dood" en "Doe je bril alvast maar af, anders krijg je straks splinters in je ogen" en "Ik maak je dood".
Onder parketnummer 18/670435-12
1.
hij op 29 september 2012, in de gemeente Groningen, een persoon, genaamd, [naam.slachtoffer 5], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam.slachtoffer 5], terwijl hij, verdachte, dichtbij voornoemde [naam.slachtoffer 5] ging staan en
daarbij zijn handen/vuisten in de lucht hield, dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood. Ik steek je neer. Ik maak er een tweede Haren van. Ik laat een paar negers met knuppels hier de boel verbouwen".
2.
hij op 29 september 2012, in de gemeente Groningen, wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal gelegen aan de [naam.pleegplaats 1], te weten een kantine en daarbij behorende tenten alwaar een besloten feest werd gehouden, en in gebruik bij [naam.vereniging], zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
3.
hij op 16 juni 2012, in de gemeente Groningen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [naam.pleegplaats 2] en in gebruik bij Albert Heijn, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van één jaar, ingaande op 4 augustus 2011.
4.
hij op 15 augustus 2012, in de gemeente Groningen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172a Gemeentewet, gedaan door of namens de Burgemeester van de gemeente Groningen, die was belast met de uitoefening van enig toezicht, door toen en aldaar met dat opzet te verblijven binnen het in het bevel aangewezen gebied, te weten de [naam.gebied].
5.
hij op 6 november 2012, in de gemeente Groningen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [naam.pleegplaats 2] en in gebruik bij Albert Heijn, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot
voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van één jaar, ingaande op 16 juni 2012.
De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18/830010-13 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18/670435-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 18/830010-13
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. eenvoudige belediging , terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 18/670435-12
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. wederrechtelijk in het besloten lokaal bij een ander in gebruik vertoevende, zich niet op vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen;
3. in het besloten lokaal bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen;
4. opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering , krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
5. in het besloten lokaal bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder parketnummer 18/830010-13 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 18/670435-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, alsmede de ad informandum gevoegde feiten op de voornoemde dagvaardingen, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen met aftrek en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Tevens vordert hij het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 24 januari 2013.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een (deels voorwaardelijke) werkstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde contact met de VNN.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen door de raadsvrouw namens verdachte ter verdediging is aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie bedreigingen, alsmede een belediging van een ambtenaar in functie. Ook heeft verdachte zich niet verwijderd van een besloten feest en heeft hij zich, ondanks zijn winkelverbod, tot tweemaal toe in de Albert Heijn [naam.locatie] begeven. Tot slot heeft verdachte zich in het centrum opgehouden ondanks een gebiedsverbod.
De rechtbank merkt over deze feiten op dat zij veelal plaatsvonden in het openbaar en dat verdachte bij alle feiten onder invloed van alcohol verkeerde. Naast de verschillende aangevers waren bij de feiten ook omstanders betrokken of getuige van verdachtes handelen dat telkens gepaard ging met de nodige verbale agressie. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het ernstige dan wel zeer hinderlijke feiten. Feiten als het bovenstaande leiden tot publieke verontwaardiging en dragen bij aan gevoelens van onveiligheid. Dit blijkt ook uit de verschillende verklaringen in het dossier.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met de negen ad informandum gevoegde feiten die verdachte heeft bekend en waarvan hij volgens mededeling van de officier van justitie ter terechtzitting niet afzonderlijk meer zal worden vervolgd. Deze feiten hebben naast een bedreiging betrekking op openbare orde verstoringen en overlast door verdachte veelal in combinatie met overmatig alcoholgebruik.
Verdachte heeft een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis. Er is sprake van recidive en de rechtbank merkt op dat verdachte inmiddels op de zogenaamde “veelplegerlijst” staat.
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. De rechtbank zal hieraan tevens de bijzondere voorwaarden meldingsplicht en behandelverplichting, zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 24 januari 2013, verbinden. De rechtbank merkt hierbij op dat uit het voornoemde advies onder meer naar voren komt dat verdachtes alcoholverslaving in sterke mate bijdraagt aan het plegen van overlast en ander delictgedrag. Ook is er het vermoeden van enige persoonlijkheidsproblematiek.
Naar het oordeel van de rechtbank is een behandelverplichting, inclusief een onderzoek ter diagnosticering, derhalve noodzakelijk.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer 18/650840-11:
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van bovengenoemde rechtbank d.d. 30 mei 2012 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/670435-12 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, deze dient te worden omgezet in een werkstraf.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf en dat er onvoldoende redenen zijn om die straf vervolgens in een werkstraf om te zetten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 138, 184, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder parketnummer 18/830010 -13 onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder parketnummer 18/830010-13 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18/670435-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder parketnummer 18/830010-13 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18/670435-12 onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaarverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 116 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van 2 jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
- zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk geworden vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland aan het [adres] te Groningen en zich zal blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- zich zal laten onderzoeken ter diagnosticering en zich zal laten behandelen bij de forensische polikliniek van de Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke (forensische) psychiatrische-/verslavingszorg en zich zal houden aan de behandeladviezen die hem in het kader van de behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter van bovengenoemde rechtbank d.d. 30 mei 2012 onder parketnummer 18/650840-11, voorzover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.B. de Wit, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
J.V. Nolta, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2013.
Mr. M.B. de Wit was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.