ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9417

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
670458-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door twee of meer verenigde personen en diefstal met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen en een andere diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 oktober 2012 in Groningen, samen met een ander, kledingstukken en schoenen heeft weggenomen uit een winkel, en dat hij in de periode van 14 tot en met 17 september 2012 een fiets heeft gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte in overweging genomen, evenals het bewijs dat de gestolen goederen in het bezit van de medeverdachte zijn aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geconcludeerd dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, gezien de ernstige verslavingsproblematiek van de verdachte en zijn criminele verleden. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, waarbij zij heeft overwogen dat eerdere behandelingen niet succesvol zijn geweest en dat er een hoog recidiverisico bestaat. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de aard van de opgelegde maatregel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de veiligheid van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte vooropstelde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/670458-12 en 18/670126-12 (TUL) (promis)
datum uitspraak: 10 januari 2013
op tegenspraak
raadsman: mr. Th. Pluijter
V O N N I S
van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. [naam P.I.].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 december 2012 en 3 januari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2012 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen meerdere kledingstukken, waaronder een of meer
trainingsbroek(en) merk Adidas, en/of shirt(s), merk Adidas, en/of een tas,
merk Nike, en/of een of meer schoen(en) in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 14 t/m 17 september 2012 te Groningen met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde kan de diefstal in vereniging worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de verklaring van aangever [naam aangever] en op het feit dat een deel van de gestolen goederen in de tas van de medeverdachte is aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 oktober 2012, opgenomen op pagina 28 e.v. van dossier nummer PL01KN 2012105268 d.d. 18 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [naam aangever] namens [naam bedrijf], zakelijk weergegeven:
Op woensdag 17 oktober 2012 was ik aan het werk in [naam bedrijf] aan [adres bedrijf] te Groningen. Op een gegeven moment zag ik dat een vrouw naar een paskamer liep en aan iemand, die zich in de paskamer bevond, vroeg of het lukte. Vanaf dat moment heb ik die paskamer ook in de gaten gehouden. Op een gegeven moment zag ik dat er kledinglabels op de grond vielen in de paskamer. Na ongeveer 20 minuten kwam er een man uit de paskamer met een blauwe broek in zijn handen van het merk Adidas. De man gaf de blauwe broek aan de vrouw en ik vroeg hierop: “Past het niet”? De vrouw antwoordde dat het inderdaad niet paste. Bij de vrouw werden drie paar schoenen aangetroffen welke waren weggenomen uit onze winkel. De vrouw had deze drie paar schoenen in haar tas zitten en niet bij de kassa afgerekend. Ik heb in de winkel drie lege schoenendozen aangetroffen behorende bij de bij de vrouw aangetroffen schoenen. In totaal is er voor ongeveer 487 euro aan kleding door de aangehouden man en vrouw gestolen.
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was samen met mijn vriendin in [naam bedrijf]. Zij gaf mij kleding aan. Ik heb labels van spullen afgeknipt.
Een proces-verbaal d.d. 18 oktober 2012, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben in [naam bedrijf] geweest. Ik was van plan om naar een winkel te gaan en daar kleding mee te nemen zonder dit te betalen. Ik heb kleding verstopt in mijn spijkerbroek. Ik heb ook van drie paar schoenen de alarmlabels afgehaald en in de tas van [naam vriendin] gestopt. De alarmlabels en de kaartjes van de kleding heb ik allemaal losgeknipt met een tangetje.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2012, opgenomen op pagina 6 van dossier nummer PL01KC 2012095379 d.d. 15 oktober 2012, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal. Mijn fiets, een Beachcruiser, is weggenomen aan de [straatnaam] te Groningen.
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de fiets heb meegenomen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2012, opgenomen op pagina 2 van voornoemd dossier, inhoudende een opmerking van verbalisant [naam verbalisant], zakelijk weergegeven:
Abusievelijk staat in de aangifte geen pleegdatum vermeld. De fiets was kennelijk weggenomen tussen vrijdag 14 en maandag 17 september 2012.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 17 oktober 2012 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken, waaronder trainingsbroeken en shirts, en een tas, merk Nike, en schoenen toebehorende aan [naam bedrijf];
2.
hij in het tijdvak van 14 t/m 17 september 2012 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1: diefstal door twee of meer verenigde personen
2: diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Oplegging van straf of maatregel
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Verdachte heeft een forse documentatie opgebouwd en er is sprake van ernstige verslavingsproblematiek waardoor hij strafbare feiten blijft plegen. Tot op heden is iedere klinische behandeling mislukt. Verdachte dient geen kans meer te krijgen om op eigen kracht zijn leven weer op de rails te krijgen, maar dit dient in een gedwongen kader te gebeuren.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het opleggen van de ISD-maatregel één stap te ver is. Er moet gekeken worden of met een ambulante behandeling ook het gewenste resultaat kan worden bereikt. De ISD-maatregel heeft het karakter van een ultimum remedium.
De ISD-maatregel is bedoeld om een vaste lijn van crimineel optreden te doorbreken. Als dat op een andere manier kan worden bereikt, dan moet er voor die manier gekozen worden. Ook in een klinische behandeling ziet de raadsman niets. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel van deze straf kan dan de voorwaarde worden verbonden van verplicht reclasseringstoezicht, met de mogelijkheid van begeleiding door een coach/ambulant werker die vanuit een persoonsgebonden budget wordt betaald. Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van de ISD-maatregel, dan heeft de raadsman de rechtbank verzocht een tussentijdse toetsing te bepalen, waarbij wordt nagegaan of er daadwerkelijk invulling aan de maatregel wordt gegeven.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan diefstallen. Hij is in het verleden herhaaldelijk veroordeeld wegens soortgelijke feiten. De laatste veroordeling voor een soortgelijk feit - tot 270 dagen gevangenisstraf waarvan 199 dagen voorwaardelijk - is van mei 2012.
De rechtbank heeft bij de beoordeling in aanmerking genomen het advies van de reclassering d.d. 5 december 2012 om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Volgens dit rapport is er sprake van langdurige verslavingsproblematiek met betrekking tot drugs. Verdachte pleegt diefstallen om aan zijn verslavingsbehoefte te voldoen. Voorts is gebleken dat verdachte kampt met psychische problematiek. Het vaststellen van een actueel uitgebreid beeld betreffende de psyche van verdachte wordt door de reclassering noodzakelijk geacht. Ten slotte heeft verdachte de afgelopen jaren geen eigen woon- of verblijfplaats gehad en is er sprake van een hoog recidiverisico. Het opleggen van een ISD-maatregel is volgens de reclassering noodzakelijk om mogelijk succesvol te interveniëren, eventuele gedragsverandering te bewerkstelligen en eventueel invloed te kunnen uitoefenen op de kans op recidive van verdachte.
Ter terechtzitting heeft de raadsman een alternatief plan aangedragen om verdachte van zijn verslaving af te helpen en het recidiverisico terug te dringen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Verdachte is vanaf 1996 meerdere malen veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Vanaf eind jaren negentig probeert verdachte van zijn drugsverslaving af te komen. Verdachte heeft hiertoe diverse ambulante behandeltrajecten doorlopen. Sinds 2011 is geprobeerd om verdachte klinisch te behandelen om van zijn verslaving af te komen. Verdachte heeft hieraan niet mee willen werken. De behandelingen en hulpverlening hebben dus niet geleid tot een begin van afkicken van zijn drugsverslaving. Naar het oordeel van de rechtbank is het te laat en achterhaald om het door de raadsman aangedragen alternatieve plan een kans te geven, nog daargelaten of dat plan praktisch uitvoerbaar is en of het geschikt is voor verdachte.
De rechtbank overweegt dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de thans gepleegde misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. Het door verdachte thans gepleegde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Er moet bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Gelet hierop acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte.
Voor een tussentijdse toetsing als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank overweegt daartoe dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot een tussentijdse toetsing. Nu ambulante behandelingen tot op heden niet hebben geleid tot een begin van afkicken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een periode van minimaal twee jaren nodig zal hebben voor het volgen van een klinische behandeling voor zijn verslavingsproblematiek, nu daar, gelet op het daaromtrent overwogene in het reclasseringsrapport, nog een motivatietraject aan vooraf zal dienen te gaan.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer 18/670126-12
De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 199 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Groningen van 11 mei 2012 ten uitvoer zal worden gelegd.
Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen indien de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwaardelijke veroordeling niet ten uitvoer moet worden gelegd.
Gelet op de aard van de maatregel die wordt opgelegd zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de 199 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd bij het vonnis van de meervoudige strafkamer
d.d. 11 mei 2012 onder parketnummer 18/670126-12.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, F. de Jong en
D.M. Schuiling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.