ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9411

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
670297-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair en subsidiair ten laste gelegde feiten; veroordeling voor mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het meer subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 juni 2012 in Groningen opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], meermalen heeft gestompt en geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Daarnaast heeft de verdachte de aangever bedreigd met een mes, wat de bedreiging een ernstige vorm gaf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 105 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de positieve ontwikkeling die hij doormaakt. De rechtbank heeft ook de noodzaak van toezicht door de reclassering benadrukt, om een terugval te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 285, en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer: 18/670297-12 (promis)
datum uitspraak: 10 januari 2013
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M. Wierts
V O N N I S
van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 december 2012 en 3 januari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juni 2012, in de gemeente Groningen, in elk geval in de
gemeente Groningen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer 1],
heeft gedwongen tot de afgifte van kleding, schoenen en/of een horloge, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- (dreigend) een mes heeft gehouden in de richting van en/of getoond aan die
[slachtoffer 1] en/of daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga je steken"
en/of "Weet je wel wie je tegenover je hebt", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam,
heeft geslagen en/of gestompt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juni 2012, in de gemeente Groningen, in elk geval in de
gemeente Groningen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kleding,
schoenen en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- (dreigend) een mes heeft gehouden in de richting van en/of getoond aan die
[slachtoffer 1] en/of daarbij die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga je steken"
en/of "Weet je wel wie je tegenover je hebt", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam,
heeft geslagen en/of gestompt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juni 2012, in de gemeente Groningen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans
eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden,
en/of
hij op of omstreeks 18 juni 2012, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gehouden in
de richting van en/of getoond aan die [slachtoffer 1] en/of daarbij dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik ga je steken" en/of "Weet je wel wie je tegenover je hebt",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het niet de bedoeling van verdachte was om zich de kleding van aangever wederrechtelijk toe te eigenen. Daarnaast heeft verdachte niet gezegd dat hij aangever zou gaan steken en heeft hij geen stekende bewegingen gemaakt met het mes. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de kwalificatie van de feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het meer subsidiair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juni 2012, opgenomen op pagina 14 e.v. van dossier nummer PL01KF 2012060077 d.d. 20 juli 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 juni 2012, in de gemeente Groningen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen heeft gestompt en geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden,
en
hij op 18 juni 2012, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gehouden in
de richting van en getoond aan die [slachtoffer 1] en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Weet je wel wie je tegenover je hebt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf van 120 uur gevorderd. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit. Aan de andere kant heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder andere blijken uit het over hem opgemaakte reclasseringsrapport.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het op dit moment erg goed gaat met verdachte. Hij doet een opleiding en woont bij zijn moeder. Gelet daarop kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden. Daarnaast kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf van 100 uur.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever door hem meerdere malen te slaan en te stompen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood van aangever. Hij heeft aangever daarbij een mes getoond. Door het gebruik van het mes heeft de bedreiging een ernstige vorm aangenomen. Het mes heeft de woorden van verdachte immers ondersteund, waardoor bij aangever de angst zal hebben bestaan dat verdachte het mes zou kunnen gaan gebruiken. De mishandeling en bedreiging vonden in een kort tijdsbestek plaats, waarna aangever ook nog door verdachte werd gedwongen om zijn kleding uit te trekken en af te geven. Dit nare feitencomplex rekent de rechtbank verdachte aan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte d.d. 20 juni 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Aan de andere kant heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de jeugdige leeftijd van verdachte. Zo is ter terechtzitting gebleken dat verdachte op de goede weg is. Hij volgt een opleiding en woont weer bij zijn moeder. Verdachte wordt al begeleid door de reclassering en dit gaat goed. Verdachte stelt zich in de begeleiding door de reclassering positief en meewerkend op. In die zin lijkt de stelling van verdachte dat het hier een incidentele terugval betrof juist.
Ondanks dat verdachte op de goede weg lijkt te zijn, acht de rechtbank een stevige stok achter de deur noodzakelijk, om een terugval te voorkomen. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zodat daaraan de voorwaarde van verplicht reclasseringscontact kan worden verbonden.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf in deze omstandigheden passend is. Tevens acht de rechtbank het van belang dat op verdachte enige tijd toezicht zal worden uitgeoefend door de reclassering, zodat de rechtbank dit als bijzondere voorwaarde zal opleggen bij een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf. Dit reclasseringstoezicht zal voor verdachte inhouden dat hij zich moet melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dat nodig vindt en dat hij de aanwijzingen opvolgt die door de reclassering aan hem worden gegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 285, en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder meer subsidiair ten laste gelegde meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een deel van 100 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen van de verslavingsreclassering, Canadalaan 1 te Groningen. Hij moet zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Indien de reclassering dit in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk acht, wordt betrokkene voor zijn cannabisgebruik doorverwezen naar de Forensische poli te Groningen. In dit geval is betrokkene verplicht hieraan medewerking te verlenen.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 120 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. de Jong, voorzitter, M.J.B. Holsink en
D.M. Schuiling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.