ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9405

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C18/139340/HA RK 13-37
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzetschrift inzake griffierecht in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzetschrift dat door verzoekster was ingediend tegen de heffing van griffierecht. Verzoekster had een verzoekschrift tot wijziging van partneralimentatie ingediend, waarbij zij vertegenwoordigd werd door haar advocaat, mr. E.J. Jongsma. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 18 oktober 2012, en verzoekster diende op 18 december 2012 een verweerschrift in. De rechtbank had op 31 december 2012 griffierecht van € 267,- geheven, waarop verzoekster op 18 februari 2013 een bezwaarschrift indiende, dat door de rechtbank als verzetschrift werd aangemerkt.

De rechtbank overwoog dat verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek, omdat het verzetschrift te laat was ingediend. Volgens artikel 29 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) kan men binnen een maand na betaling van het griffierecht in verzet komen. Aangezien het verzetschrift op 19 februari 2013 was ontvangen, was dit niet binnen de gestelde termijn. De rechtbank merkte op dat verzoekster niet had aangetoond dat er op het moment van heffing van het griffierecht een afschrift van het besluit tot toevoeging was overgelegd. Hierdoor kon de griffier niet anders dan het reguliere griffierecht heffen.

De rechtbank verklaarde verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van verzetschriften en de noodzaak om relevante documenten tijdig aan te leveren bij de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/139340 / HA RK 13-37
Beschikking van 26 maart 2013
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. E.J. Jongsma te Joure,
tegen
DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK GRONINGEN,
wonende te Groningen,
verweerder.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzetschrift
- het verweerschrift.
2. De feiten
2.1. De ex-partner van thans verzoekster heeft een verzoekschrift tot wijziging van partner¬alimentatie ingediend, dat door de rechtbank op 18 oktober 2012 is ontvangen. Het verzoekschrift is geregistreerd onder nummer C18/136923/FA RK 12-2234. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E.J. Jongsma, heeft in genoemde zaak op 18 december 2012 een verweerschrift ingediend.
2.2. Vanaf 18 december 2012 is verzoekster griffierecht verschuldigd. Het griffierecht, een bedrag van € 267,- is op 31 december 2012 voldaan.
2.3. Verzoekster heeft bij brief van 18 februari 2013 een 'bezwaarschrift' ingediend tegen het opgelegde griffierecht. Het 'bezwaarschrift' is op 19 februari 2013 door de rechtbank ontvangen.
3. De standpunten
3.1. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij een griffierecht van € 73,- heeft te voldoen in plaats van € 267,-. Daartoe voert zij het volgende aan.
Verzoekster heeft voor de genoemde procedure een toevoeging verkregen, welke bij indiening van het verweerschrift is gevoegd. Ook is in het verweerschrift vermeld dat verzoekster in aanmerking komt voor de gefinancierde rechtsbijstand. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het in rekening brengen van het griffierecht. Het tarief voor de on- en minvermogenden dient te worden toegepast.
3.2. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoekster niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend. Subsidiair heeft verweerder gesteld dat het verzet ongegrond is, omdat de griffier bij de indiening van het verweerschrift geen afschrift van de definitieve toevoeging heeft ontvangen. Om die reden is het normale griffierecht geheven.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 29 lid 1 Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken (Wgbz) is bepaald dat degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald gedurende een maand na die betaling tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht of de verschotten in verzet kan komen.
4.2. De rechtbank overweegt dat het 'bezwaarschrift' als verzetschrift moet worden aangemerkt. Blijkens de door verweerder overgelegde afschriften is op 30 december 2012 het in rekening gebrachte griffierecht betaald. Het verzetschrift is op 19 februari 2013 ontvangen, hetgeen niet binnen de termijn van een maand is. Gelet daarop kan verzoekster, op de voet van artikel 29 Wbvz, niet in haar verzet worden ontvangen.
4.3. Ten overvloede wordt overwogen dat niet is gebleken dat op het moment dat griffierecht werd geheven een afschrift van het besluit tot toevoeging, als bedoeld in artikel 29 Wgbz, was overgelegd. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de griffier op basis van de hem bekende stukken het juiste griffierecht heeft geheven.
5. De beslissing
De rechtbank
- verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.T. de Jonge en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2013.?