ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9405
Rechtbank Noord-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzetschrift inzake griffierecht in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzetschrift dat door verzoekster was ingediend tegen de heffing van griffierecht. Verzoekster had een verzoekschrift tot wijziging van partneralimentatie ingediend, waarbij zij vertegenwoordigd werd door haar advocaat, mr. E.J. Jongsma. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 18 oktober 2012, en verzoekster diende op 18 december 2012 een verweerschrift in. De rechtbank had op 31 december 2012 griffierecht van € 267,- geheven, waarop verzoekster op 18 februari 2013 een bezwaarschrift indiende, dat door de rechtbank als verzetschrift werd aangemerkt.
De rechtbank overwoog dat verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek, omdat het verzetschrift te laat was ingediend. Volgens artikel 29 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) kan men binnen een maand na betaling van het griffierecht in verzet komen. Aangezien het verzetschrift op 19 februari 2013 was ontvangen, was dit niet binnen de gestelde termijn. De rechtbank merkte op dat verzoekster niet had aangetoond dat er op het moment van heffing van het griffierecht een afschrift van het besluit tot toevoeging was overgelegd. Hierdoor kon de griffier niet anders dan het reguliere griffierecht heffen.
De rechtbank verklaarde verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van verzetschriften en de noodzaak om relevante documenten tijdig aan te leveren bij de griffier.