RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer: 18/670372-12 (promis)
datum uitspraak: 10 januari 2013
raadsman: mr. R.J.E. van Haarst
van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 december 2012 en 3 januari 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(aangifte BVH 2012080984-1)
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2012 tot en met 13 augustus
2012, te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straatnaam 1] staande berging heeft weggenomen een boormachine en/of een
bladblazer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
(aangifte BVH 2012081301-1)
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2012 tot en met 13 augustus
2012, te Stadskanaal, althans in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de
[straatnaam 2] staande schuur heeft weggenomen een haakse slijper, een
decoupeerzaag en/of een of meer (koperen) koppelingen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’ bij het onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’ bij het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 130 van dossier nummer PL01PF 2012228428 d.d. 23 november 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 136 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1].
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 147 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 11 augustus 2012 tot en met 13 augustus 2012, te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een nabij de [straatnaam 1] staande berging heeft weggenomen een boormachine en een
bladblazer, toebehorende aan [slachtoffer 1];
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2012 tot en met 13 augustus 2012, te Stadskanaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een nabij de [straatnaam 2] staande schuur heeft weggenomen een haakse slijper, een decoupeerzaag en koperen koppelingen, toebehorende aan [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen
2. diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde inhoudende verplicht toezicht door de reclassering. Daarbij heeft de officier van justitie aangegeven dat zij het van belang acht dat verdachte contact houdt met de VNN en dat hij verplicht wordt om mee te werken aan een dagbestedingstraject. Dit kan in het kader van de bijzondere voorwaarde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen waarvan één tezamen en in vereniging met een ander. Verdachte heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Diefstal is een vervelend feit dat voor de gedupeerden veel ergernis en overlast oplevert, terwijl het hen ook veel tijd en geld kost. Het veroorzaakt tevens gevoelens van onveiligheid in de eigen omgeving, bij uitstek de plaats waar men zich veilig behoort te voelen. De rechtbank rekening houdt bij de bepaling van de straf ook rekening met het feit dat verdachte al vaak is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Alles afwegende komt de rechtbank tot een werkstraf van na te noemen duur.
De rechtbank zal daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, mede om daaraan een bijzondere voorwaarde te verbinden, inhoudende verplicht contact met de VNN. De rechtbank acht het, conform het advies van de reclassering zoals verwoord in het rapport d.d. 19 december 2012, van belang dat verdachte contact blijft onderhouden met de VNN en in dat kader ook een dagbesteding krijgt, hetgeen verdachte ook zelf graag wil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 100 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van twee jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden
- dat veroordeelde zal meewerken aan het tot stand komen van contact met de reclassering en zich gedurende de proeftijd van twee jaren op de aan hem opgedragen data zal melden bij de reclassering van de VNN, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zal meewerken aan toeleiding naar dagbesteding bij de stichting WerkPro of een vergelijkbare voorziening.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, F. de Jong en
D.M. Schuiling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2012.