RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer: 18/670371-12 (promis)
datum uitspraak: 10 januari 2012
raadsman: mr. R.J.E. van Haarst
van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de P.I. [naam P.I.]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 december 2012 en 3 januari 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(aangifte met BVH-nummer 2012080862)
zij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2012 tot en met 13 augustus
2012, te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straatnaam 1]
staande auto (merk MG) heeft weggenomen een zonnebril, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(aangifte met BVH-nummer 2012080867-1)
zij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2012 tot en met 13 augustus
2012, te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straatnaam 1]
staande auto (Peugeot Partner) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk
MIO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
(aangifte BVH-nummer 2012080984-1)
zij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2012 tot en met 13 augustus
2012, te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straatnaam 2] staande berging heeft weggenomen een boormachine en/of een
bladblazer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
(aangifte BVH-nummer 2012081606-1)
zij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2012 tot en met 13 augustus
2012, te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straatnaam 1]
staande auto (Volkswagen Transporter, kleur roze) heeft weggenomen
een compactdiscinstallatie (merk JVC), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
(aangifte BVH-nummer 2012093872-2)
zij in of omstreeks de periode van 15 september 2012 tot en met 17 september
2012, te Stadskanaal, in elk geval in de gemeente Stadskanaal,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straatnaam 3] staand
pand heeft weggenomen kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of haar mededader(s).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’ bij het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’ bij het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 88 van dossier nummer PL01PF 2012228428 d.d. 23 november 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 130 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 13 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 141 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1];
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 144 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1].
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 163 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4].
Met betrekking tot het onder5 ten laste gelegde
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 19 september 2012, opgenomen vanaf pagina 183 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam aangever] namens [bedrijf 1];
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 20 november 2012, opgenomen vanaf pagina 191 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2].
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de periode van 10 augustus 2012 tot en met 13 augustus 2012, te Stadskanaal, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [straatnaam 1] staande auto (merk MG) heeft weggenomen een zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 1];
zij in de periode van 12 augustus 2012 tot en met 13 augustus 2012, te Stadskanaal, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [straatnaam 1] staande auto (Peugeot Partner) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk MIO), toebehorende aan [slachtoffer 2];
zij in de periode van 11 augustus 2012 tot en met 13 augustus 2012, te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een nabij de [straatnaam 2] staande berging heeft weggenomen een boormachine en een
bladblazer, toebehorende aan [slachtoffer 3];
zij in de periode van 12 augustus 2012 tot en met 13 augustus 2012, te Stadskanaal, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [straatnaam 1] staande auto (Volkswagen Transporter, kleur roze) heeft weggenomen een compactdiscinstallatie (merk JVC), toebehorende aan [slachtoffer 4];
zij in de periode van 15 september 2012 tot en met 17 september 2012, te Stadskanaal, meermalen, op verschillende tijdstippen, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [straatnaam 3] staand
pand heeft weggenomen kleding, toebehorende aan [bedrijf 1].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal;
2. diefstal;
3. diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4. diefstal;
5. diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 17 december 2012, opgemaakt door [naam psycholoog].
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en antisociale kenmerken. Hiernaast is sprake van heroïne- en cocaïneafhankelijkheid in vroege volledige remissie. Inzake de ten laste gelegde feiten is haar gedrag te verklaren door verwervingsactiviteit ten behoeve van druggebruik. De ten laste gelegde feiten zijn een gevolg van haar verslaving en betreffen verwervingsgedrag om in haar verslavingsbehoefte te voorzien. Hoewel haar persoonlijkheidsproblematiek een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van haar verslaving, biedt zij uiteindelijk geen verklaring voor de ten laste gelegde feiten. Op gedragskundige gronden kunnen haar derhalve de feiten, indien bewezen verklaard, volledig worden toegerekend.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte volledig kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 33 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum van uitspraak. Aan het voorwaardelijke strafdeel dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden inhoudende verplicht toezicht door en contact met de VNN. Bij de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat het vervelende en schadeberokkenende feiten zijn die verdachte heeft gepleegd om haar verslaving te bekostigen. Ook heeft zij rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De officier van justitie acht het van belang dat verdachte hulp krijgt om van haar verslaving af te komen. Verdachte is ernstig verslaafd en zeker gezien haar leeftijd verdient zij een kans om weer op het rechte pad te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf die voor wat betreft het onvoorwaardelijk gedeelte eindigt op 20 december 2012. Er moet rekening mee worden gehouden dat alle feiten drugsgerelateerd zijn (verdachte pleegde de feiten puur om haar druggebruik te bekostigen) en met de zeer belaste jeugd van verdachte zoals die blijkt uit het psychologisch rapport. Zij is nu al 85 dagen clean en is dus op de goede weg. Ook de reclassering concludeert dat een lang voorwaardelijk gedeelte nodig is met een stevig toezicht. Verdachte realiseert zich ook zelf dat zij niet zomaar terug kan keren in de maatschappij, maar dat ze behandeling nodig heeft. Die behandeling kan ook ambulant plaatsvinden. Het gaat te ver om deze klinisch op te leggen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande haar persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal diefstallen, waarvan twee tezamen en in vereniging met een ander. Verdachte heeft met haar gedrag geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Diefstal is een vervelend feit dat voor de gedupeerden veel ergernis en overlast oplevert, terwijl het hen ook veel tijd en geld kost. Het veroorzaakt tevens gevoelens van onveiligheid in de eigen omgeving, bij uitstek de plaats waar men zich veilig behoort te voelen. De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar neemt aan de andere kant de omstandigheid in aanmerking dat verdachte zelf heeft verklaard dat zij wel degelijk al enige tijd verwervingscriminaliteit pleegt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur in dit geval passend is.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank constateert, op grond van het voornoemd psychologisch rapport en het reclasseringsrapport d.d. 21 september 2012, dat het recidiverisico hoog is en dat een lang voorwaardelijk strafgedeelte met een stevig toezicht geïndiceerd is. Ook wordt een klinische behandeling onder de vlag van VNN geadviseerd. De rechtbank overweegt dat zij het, gezien het voorgaande en de leeftijd van verdachte, van groot belang acht dat verdachte behandeld wordt voor haar verslaving en haar leven op de rails krijgt. Daarbij verwijst de rechtbank ook naar de brief van verdachte d.d. 16 november 2012, gericht aan de rechtbank, waarin zij de wens uitdrukt om haar behandeling in het IMC af te maken. De rechtbank zal daarom, anders dan de raadsman en de officier van justitie hebben verzocht respectievelijk gevorderd, naast het verplicht toezicht door de reclassering, ook een klinische behandeling in het IMC verplicht stellen wanneer de reclassering dat noodzakelijk acht. Bovendien zal de rechtbank een hogere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, zodat een groter voorwaardelijk gedeelte kan worden opgelegd om verdachte extra te motiveren om geheel van haar verslaving af te komen en haar leven op het rechte pad te brengen en ook op lange termijn te houden. Zo wordt ook het recidiverisico ingedamd. De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht bevelen, gezien het geconstateerde hoge recidiverisico en het directe verband tussen de gepleegde delicten en de verslaving van verdachte.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gedeeltelijk, tot een bedrag van
€ 218,52, zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de posten ‘verlies onderhoudshistorie’ en ‘extra onderhoud’ geldt dat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen nu deze schade zich nog niet heeft voorgedaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, nu de vordering niet gemotiveerd is betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 718,52 zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 5 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [bedrijf 1], gevestigd te [vestigingsplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering slechts kan worden toegewezen tot een bedrag van € 400,--, nu verdachte heeft verklaard dat zij enkel kinder- en babykleding heeft weggenomen en geen jassen, terwijl die wel zijn opgevoerd als schadepost.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering van € 814,85 zal worden toegewezen. Daarbij overweegt de rechtbank dat, nu verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld, zij ook verantwoordelijk en hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor hetgeen door die ander is weggenomen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader(s) is voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 185 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 60 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van twee jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd contact zal onderhouden met de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften te geven door of namens de reclassering, welke ook de navolgende inhoud kunnen hebben;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de VNN op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven;
- dat veroordeelde, zo de reclassering dat noodzakelijk acht, zich gedurende een periode van maximaal vier maanden zal laten opnemen in het IMC, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 13 januari 2013.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 718,52 (zegge zevenhonderdachttien euro en tweeënvijftig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 718,52 (zegge zevenhonderdachttien euro en tweeënvijftig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 718,52 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 5 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1], gevestigd te [vestigingsplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 814,85 (zegge achthonderdveertien euro en vijfentachtig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 814,85 (zegge achthonderdveertien euro en vijfentachtig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [bedrijf 1], gevestigd te [vestigingsplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 814,85 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, F. de Jong en
D.M. Schuiling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2012.