ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9284

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.830121-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid op een openbare plaats te Emmen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1951 en woonachtig in Emmen, heeft op 23 januari 2012 op het Stationsplein in Emmen zich opzettelijk oneerbaar gedragen in het zicht van twee jonge meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zichtbaar voor de meisjes zijn broek heeft losgemaakt en handelingen heeft verricht die de indruk wekten dat hij zichzelf bevredigde. Dit gedrag is als aanstootgevend en onwenselijk gekwalificeerd, vooral gezien het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

De rechtbank heeft de ernst van het bewezen feit in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De verdachte was onder reclasseringstoezicht en heeft zich desondanks opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om opnieuw reclasseringstoezicht op te leggen als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken in de rechtbank. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een andere beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830121-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 2 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 februari 2013 en 19 maart 2013.
De verdachte is niet verschenen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 23 januari 2012, te Emmen in de gemeente Emmen, zich
opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd,
te weten het Stationsplein, heeft bevonden, terwijl hij, verdachte, zichtbaar
voor [A1] en/of [A2], zijn, verdachte's broek heeft losgemaakt
en/of zijn, verdachte's hand (na)bij zijn penis in zijn broek heeft gedaan
en/of zijn, verdachte's penis heeft vastgepakt en/of met zijn verdachte's hand
knijpende/trekkende bewegingen in/aan zijn penis heeft gemaakt en/of op-en-neergaande bewegingen (na)bij/aan zijn penis dan wel in/aan zijn kruis(streek) heeft gemaakt;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souer acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals omschreven in de door de reclassering opgemaakte rapportage.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [TAB] d.d. 23 jan 2012, namens haar dochter [A1] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat haar dochter en haar vriendin bij het busstation in Emmen zijn lastig gevallen door een oudere man. Hij was hen nagelopen en had zijn riem losgedaan en maakte bewegingen alsof hij zich aan het aftrekken was. Hij had zijn hand in zijn broek.
- de verklaring van [A1] d.d. 24 jan 2012 , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij tussen het station en de school ([]) stond met twee vriendinnen, [JR] en [A2]. Zij keken achterom en zagen een lange man staan. Hij maakte zijn riem los en stak zijn hand in zijn broek en toen trok hij zich af. Zij zag op die plek zijn broek heen en weer gaan. Vervolgens rende de man achter hen aan. Zij hebben bij het servicepunt van de bus om hulp gevraagd. Daar werd echter gezegd dat zij de politie moesten bellen. Zij gingen vervolgens in de richting van hun school. Man kwam hen weer achterna lopen. Zij hebben daarop besloten niet terug naar school te gaan. De vriendinnen van [A1] zijn gebleven totdat de bus er was. In de bus zag zij de man nog staan en hij grijnsde opnieuw naar haar. [A1] verklaart dat zij het gedrag van de man aanstootgevend vond.
- de verklaring van [JR] d.d. 26 jan 2013 , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij met [A1] en [A2] bij de parkeerplaatsen aan de Stationsstraat stonden, vlakbij de ingang van de bussen.
Zij zag een man staan. De man keek voortdurend naar hen. De man deed toen zijn riem los. Daarna kwam hij op hen aflopen. Toen hij tot op drie meter was genaderd zijn zij naar het servicepunt gefietst, dat is midden op het Stationsplein. Zij zijn daar even binnen geweest en weer naar buiten gegaan. Die man kwam weer op hen af en keek weer voortdurend naar hen.
- de aangifte van [A2] d.d. 26 januari 2012 , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij met [A1] en [JR] op het Stationsplein stond, dat er een man was die voortdurend naar hen keek, dat de man zijn broek losmaakte en zijn hand in zijn broek deed en zich begon af te trekken. In elk geval maakte hij bewegingen die haar het idee gaven dat hij daar mee bezig was.
- de verklaring van verdachte d.d. 21 februari 2012 inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij dronken was en dat hij dan gekke dingen doet. Hij had die dag twee flessen wijn leeggedronken. Verdachte verklaart dat hij ervan uit gaat dat het wel is gebeurd zoals aangeefsters hebben verklaard.
De rechtbank overweegt dat gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn broek heeft losgemaakt, zijn hand in zijn broek heeft gedaan en aldaar bewegingen heeft gemaakt die bij aangeefsters [] de indruk wekten dat hij zichzelf bevredigde, terwijl dit alles geschiedde op een voor het openbaar verkeer bestemde plaats.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 januari 2012, te Emmen in de gemeente Emmen, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het Stationsplein, heeft bevonden, terwijl hij, verdachte, zichtbaar voor [A1] en [A2], zijn, verdachtes, broek heeft losgemaakt en zijn, verdachtes, hand (na)bij zijn penis in zijn broek heeft gedaan en bewegingen (na)bij zijn penis heeft gemaakt.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
Schennis van de eerbaarheid op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 februari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van VNN d.d. 11 juli 2012.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid. Hij heeft zichzelf onzedelijk betast en de indruk gewekt dat hij bezig was om zichzelf te bevredigen ten overstaan van twee (jonge) meisjes. Het hoeft geen verder betoog dat dergelijk gedrag als aanstootgevend wordt ervaren en onwenselijk wordt geacht. Dit had ook verdachte inmiddels duidelijk moeten zijn nu hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en bestraft.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank ziet, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en gelet op de omstandigheid dat verdachte is gerecidiveerd terwijl hij nog onder reclasseringstoezicht stond, geen aanleiding opnieuw reclasseringstoezicht op te leggen als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken waarvan een gedeelte groot 4 (vier) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mrs. E. Läkamp en
C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 2 april 2013.