ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9280

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.830224-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee aangeefsters, aangeduid als [aangeefster 1] en [aangeefster 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het dossier twee aangiftes aanwezig zijn, waarin beide aangeefsters de verdachte beschuldigen van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, zowel tijdens zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters en getuigen zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank heeft opgemerkt dat er in de omgeving van de verdachte een 'losse sfeer' heerste, waarbinnen seksueel getinte opmerkingen gebruikelijk waren. Dit heeft mogelijk invloed gehad op de verklaringen van de aangeefsters. De rechtbank heeft ook getuigen gehoord die verklaarden dat zij nooit hebben gezien dat de verdachte zich schuldig maakte aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangeefsters niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de aanrandingen heeft gepleegd. De benadeelde partij [aangeefster 2] werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de feiten die aan de schade ten grondslag lagen niet bewezen waren. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830224-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 2 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 november 2012 en 19 maart 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. A.A. Vogelsang, advocaat te Meppel.
De tenlastelegging
De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 november 2010 tot en met 1 augustus 2011, te Meppel, althans in
de gemeente Meppel, (tekens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 1]
heeft gedwongen tot het (telkens) dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en),
(telkens) bestaande uit het betasten van de/een borst(en) en/of billen/
achterwerk en/of de vagina/schaamstreek van die [aangeefster 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [aangeefster 1],
die als werknemer in de zaak van verdachte werkte en zich (aldus) niet of
nauwelijks aan de handelingen van verdachte kon onttrekken, (telkens)
onverhoeds heeft betast/aangeraakt;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op verschillende tijdstippen, althand op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 15 mei 2011 tot en met 15 augustus 2011, te Meppel, althans in de
gemeente Meppel, (tekens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2]
heeft gedwongen tot het (telkens) dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en),
(telkens) bestaande uit het betasten van de/een borst(en) en/of billen/
achterwerk en/of de bovenbenen van die [aangeefster 2]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die
[aangeefster 2], die als werknemer in de zaak van verdachte werkte en zich (aldus)
niet of nauwelijks aan de handelingen van verdachte kon onttrekken, (telkens)
onverhoeds heeft betast/aangeraakt;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.G. van der Burg acht hetgeen onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] dient te worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier twee aangiftes inzake feitelijke aanranding van de eerbaarheid bevinden van respectievelijk [aangeefster 1] en [aangeefster 2].
Ter terechtzitting heeft de verdachte, evenals bij zijn eerdere verhoor bij de politie, de hem ten laste gelegde feiten ontkend.
Naast de aangiftes bevindt zich in het dossier een belastende verklaring tegen verdachte van [SE]. [SE] heeft verklaard dat zij één avond in de []zaak van verdachte heeft gewerkt en dat verdachte bij haar en bij [aangeefster 2] aan de borsten en de kont heeft gezeten. [SE] heeft geen aangifte tegen verdachte gedaan. Ten aanzien van de aangifte van [aangeefster 2] geldt dat de overige als getuigen gehoorde (voormalige) medewerkers niet hebben verklaard over (ontuchtige) handelingen van verdachte ten aanzien van [aangeefster 2].
Ten aanzien van de aangifte van [aangeefster 1] geldt dat [EP] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [aangeefster 1] zich uitdagend naar personeel en klanten gedroeg, dat zij toeliet dat personeel en klanten haar borsten betasten en dat zij eenmaal heeft gezien dat verdachte [aangeefster 1] bij de borsten heeft gepakt. [aangeefster 1] liet dit volgens getuige [EP] vrijwillig toe. [EP] verklaart dat zij zelf wel eens een klap voor haar kont kreeg van verdachte maar dat dit in haar beleving op een vriendschappelijke wijze gebeurde en niet met een seksuele lading. Ook [MV] verklaart dat zij heeft gezien dat verdachte [aangeefster 1] bij de borsten heeft gepakt, dat [aangeefster 1] hierom moest lachen en dat zij verder niets deed. [SG] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [aangeefster 1] en getuige [EP] bij de kont pakte als zij langsliepen. Alle overige (belastende ) informatie die voornoemde getuigen over de aangiftes hebben is van horen zeggen van aangeefsters zelf en niet uit eigen waarneming.
Naast voornoemde verklaringen bevat het dossier een verklaring van de getuige [SS] die verklaart dat zij 6 jaar voor verdachte heeft gewerkt en nooit heeft gezien dat hij medewerksters heeft betast, een verklaring van de getuige [CK] die verklaart dat hij in de tenlastegelegde periode een relatie met [aangeefster 1] had, dat hij haar in die periode wel eens naar haar werk heeft gebracht en dat hij nooit heeft gehoord of gezien dat zij op haar werk werd aangerand, alsmede een verklaring van de getuige [HH], mede-eigenaar van de []zaak, die verklaart dat hij nooit heeft gezien dat verdachte borsten en billen van medewerksters heeft betast en dat hij hem daar ook nooit op heeft aangesproken zoals [aangeefster 1] in haar aangifte stelt.
Uit het dossier komt voorts naar voren dat in de []zaak van verdachte een “losse sfeer” heerste waar vaak, door zowel klanten als door (mannelijke) personeelsleden, seksueel getinte opmerkingen werden gemaakt. Ook blijkt uit de verklaring van [aangeefster 1] bij de rechter-commissaris dat zij in de tenlastegelegde periode in haar vrije tijd met regelmaat voor de gezelligheid het terras van de []zaak van verdachte bezocht.
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de rechtbank niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging is kunnen komen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De benadeelde partij [aangeefster 2]
De rechtbank acht het feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [aangeefster 2] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mrs. E. Läkamp en
C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 2 april 2013.