ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9217

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
17/880057-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een bromfietshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een bromfietshandel in Nieuwehorne op 20 januari 2012. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. S. Arts. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de overval heeft gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt tegen het slachtoffer, de eigenaar van de bromfietshandel. De medeverdachte heeft het slachtoffer in een houdgreep gehouden en gedreigd met een mes, terwijl de verdachte als bestuurder van de vluchtauto fungeerde en de overval heeft voorbereid door informatie te verstrekken over de aanwezigheid van contant geld in de winkel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met 120 dagen vervangende hechtenis, en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 dagen. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar, en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte deelneemt aan trainingen die door de reclassering noodzakelijk worden geacht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 1.775,00, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, maar dat hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis correct heeft opgesteld en inmiddels werk heeft gevonden. Dit heeft geleid tot een lagere straf dan het oriëntatiepunt voor een overval met licht geweld, dat doorgaans een gevangenisstraf van 2 jaar behelst. De rechtbank heeft de verdachte als medepleger aangemerkt, omdat hij een actieve rol heeft gespeeld in de uitvoering van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880057-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/252605-10
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 21 maart 2013.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. S. Arts, advocaat te Breda, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2012,
te Nieuwehorne, (althans) in de gemeente Heerenveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëgening heeft weggenomen (een bakje
met) (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] (eigenaar van een [onderneming]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin (onder meer) bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s)die [slachtoffer] stevig en/of met kracht bij diens nek en/of keel heeft/hebben vastgepakt/vastgegrepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in een zogenaamde houdgreep heeft/hebben gehouden, in elk geval de nek en/of keel van die [slachtoffer] met zijn/hun arm(en) stevig omklemd en/of die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Dit is een overval, ik heb een mes bij me, waar is het geld", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
[medeverdachte] op of omstreeks 20 januari 2012 te Nieuwehorne, (althans) in de
gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen (een geldbakje met) (een) hoeveelhe(i)d(en) geld, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (eigenaar van een
[onderneming]), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) die [slachtoffer] stevig en/of met kracht bij diens nek en/of keel heeft/hebben
vastgepakt/vastgegrepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in een zogenaamde
houdgreep heeft/hebben gehouden, in elk geval de nek en/of keel van die [slachtoffer] met zijn/hun arm(en) stevig omkleed en/of die [slachtoffer] de woorden
toegevoegd: "Dit is een overval, ik heb een mes bij me, waar is het geld",
althans woorden van soortelijke aard en/of strekking, tot en/of bij het plegen
van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 januari 2012 te Nieuwehorne,
(althans) in de gemeente Heerenveen, en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] te vertellen/mede te delen dat er
bij [slachtoffer] wel (veel) contant geld viel te halen en/of door die [medeverdachte] te brengen naar het bedrijf van die [slachtoffer] en/of door het pand
van die [slachtoffer] in de gaten te houden en/of (vervolgens) die [medeverdachte] te informeren dat er geen andere personen/klanten in het bedrijf waren.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van 240 uren taakstraf met 120 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van het volgen van de trainingen die de reclassering noodzakelijk acht;
- met betrekking tot de vordering na voorwaardelijke veroordeling: verlenging van de op 11 mei 2011 opgelegde proeftijd met een jaar;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.775,00;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 1.775,00.
Beoordeling van het bewijs
1. De raadsman heeft gesteld dat verdachte uitsluitend een inlichting heeft gegeven en zijn rol daarmee zodanig was dat hem medeplichtigheid en niet medeplegen verweten kan worden.
1.1. De rechtbank overweegt dat voor medeplegen vereist is dat er een nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen de personen die gezamenlijk een strafbaar feit plegen, waarbij de samenwerking ook gericht moet zijn op het plegen van dat feit. De samenwerking kan blijken uit gemaakte afspraken, taakverdelingen of de aanwezigheid tijdens de uitvoering van het feit. Het is geen wettelijk vereiste dat alle deelnemers aan het feit ook uitvoeringshandelingen hebben verricht. Het verschil met medeplichtigheid ligt hierin dat de medeplichtige slechts een ondergeschikte, ondersteunende rol speelt.
1.2. Uit de hieronder opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte de volgende handelingen heeft verricht:
- verdachte was de bestuurder van de auto waarin hij en de medeverdachte naar de plaats van het misdrijf, de bromfietshandel van [slachtoffer] in Nieuwehorne, zijn gereden
- tijdens de rit naar [slachtoffer] hebben verdachte en de medeverdachte samen gesproken over het plegen van een overval
- verdachte kwam met de suggestie bij [slachtoffer] de overval te plegen omdat hij wist dat [slachtoffer] altijd wel contant geld had
- verdachte parkeerde de auto ter plaatse om de hoek en bleef daar staan wachten toen de medeverdachte de eerste maal bij [slachtoffer] naar binnen ging
- verdachte is daarna met de medeverdachte weer weggereden en is later weer, samen met de medeverdachte, naar [slachtoffer] gereden
- verdachte heeft de auto de tweede maal opnieuw in de nabijheid van [slachtoffer] geparkeerd, iets verderop dan de eerste keer
- verdachte heeft vanuit de auto gekeken of de mensen die bij de winkel waren, weg waren en heeft dit verteld aan de medeverdachte die geen zicht had op de winkel
- de medeverdachte is daarop weer naar [slachtoffer] gegaan
- verdachte heeft in de auto gewacht tot de medeverdachte terug kwam
- verdachte en de medeverdachte zijn samen weggereden.
1.3. Uit deze handelingen blijkt dat verdachte (veel) meer heeft gedaan dan alleen het verstrekken van een inlichting zoals de raadsman heeft gesteld. Verdachte heeft nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachte bij het plegen van de overval op [slachtoffer] zodat verdachte als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
2. De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
2.1. De inhoud van een zaaksdossier met OPS-dossiernummer [nummer], gesloten op 6 maart 2012, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.1. een ambtsedig proces-verbaal, nummer [nummer], d.d. 21 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld cq afpersing. Ik ben door een manspersoon door geweld/bedreiging met geweld gedwongen een geldbakje af te geven wat mij geheel toebehoort. Niemand had het recht of de toestemming het geldbakje weg te nemen.
Ik ben eigenaar van een handelsonderneming gevestigd [adres]. Dit betreft een [onderneming]. Op vrijdag, 20 januari 2012, om 15:00 uur, deed ik mijn zaak open. Op vrijdag, 20 januari 2012, omstreeks 15:30 uur, zag ik dat een manspersoon mijn zaak binnenliep. De man vroeg om een cilinder en een uitlaat. De man had te weinig geld bij zich. Ik hoorde, dat de man zei, dat hij zou gaan pinnen en daarna terug zou komen. Omstreeks 16:00 uur zag ik dat de man weer mijn zaak binnenliep. Ik liep links achter de balie vandaan, waarna ik richting de vitrinekast liep waarin ik de cilinder had gelegd. De man liep achter mij aan. Plotseling zag en voelde ik, dat ik vanachter bij mijn nek werd gegrepen. Ik zag en voelde, dat ik echt stevig in een houdgreep om mijn nek werd vastgegrepen. De man hield mij heel strak vast. Hij deed dit met zijn linkerarm, want ik heb nu nog het meeste last van de rechterzijde van mijn keel. Nadat de man mij in de houdgreep pakte, hoorde ik dat de man zei: "Dit is een overval, ik heb een mes bij mij, waar is het geld." Ten gevolge van de houdgreep waarin ik zat kreeg ik het heel benauwd, waarop ik antwoordde: "Achter de balie." Ik werd vervolgens in de houdgreep door de man richting de balie gesleept. De afstand van waar ik door de man werd vastgepakt naar de balie zal ongeveer 7 meter zijn. Achter de balie kwam ik voorover te liggen. Ik hoorde, dat de man nogmaals vroeg: "Waar is het geld?" Ik heb toen de man de plaats gewezen waar het geldbakje stond. In de balie zitten drie vakken. Het geldbakje stond in het bovenste vak. Het geldbakje was rood van kleur met een doorzichtig deksel. Er zat ongeveer 50 euro aan muntgeld in het geldbakje. Ik hoorde, dat de man vroeg: "Is er niet meer?" Ik antwoordde hierop met: "Nee". De man hield mij op dat moment nog zo stevig vast, dat ik het heel benauwd kreeg. Ik dacht van shit, zo wil ik niet aan mijn eind komen. Ik probeerde los te komen, omdat ik echt geen lucht meer kreeg. Op het moment, dat de man het geldkistje pakte, gelukte het mij met mijn beide handen mij op te duwen, waarbij ik de man nog steeds boven op mij had. Het gelukte mij de man van mij af te krijgen. Ik zag en hoorde, dat hierdoor een vitrinekast omviel. Ik zag hierop, dat de man probeerde met het geldbakje weg te komen. Ik pakte vervolgens een 21 inch velg van een crossmotor, welke achter de balie stond. Ik sprong vervolgens over het kapotte glas van de vitrine, waarna ik de man met de velg op zijn hoofd en rug sloeg. De plaats waar ik de man in de zaak sloeg was op een afstand van 1 1/2 meter à 2 meter van de balie. Ik zag, dat de man enigszins in elkaar dook. Kennelijk had hij niet in de gaten, dat ik zo snel bij hem was. Ik zag, dat de man het geldbakje liet vallen, waarna hij er als een haas vandoor ging. Ten gevolge van de overval liep ik schaafplekken op aan mijn rechteronderarm, een snijwond aan mijn linkerscheenbeen, een schaafplek op mijn linkerschouder. Verder heb ik last van mijn keel. Ik heb nog steeds moeite met slikken. Verder zijn mijn rechteronderarm/pols, mijn linkeronderbeen en mijn linkerschouder nog steeds gevoelig.
2.1.2. een ambtsedig proces-verbaal, nummer [nummer], d.d. 8 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte]:
V = politie
A = verdachte
A: Ik was die dag met een vriend [medeverdachte], hij woont in Blesdijke. Wij hadden het er over dat als ik een overval wilde doen dat ik het voor mijzelf wilde doen. Toen reden we in Nieuwehorne. [medeverdachte] is de winkel ingegaan. Ik wist dat die man altijd geld had. [medeverdachte] ging twee keer naar binnen. Hij kwam op een gegeven moment hijgend terug. Hij zei toen hij terug kwam: rijden.
V: Hoe kwam het gesprek op de overval?
A: [medeverdachte] zei dat hij geen geld had. Hij zei dat hij het liefst een overval wilde plegen. Toen we in Nieuwehorne reden zei ik dat hij dat dan op een makkelijke manier moest doen. Ik bedoel met kleine dingetjes. We reden toen langs de bromfietswinkel. Ik wist dat die man altijd contant geld had. Ik kocht daar wel eens onderdelen voor de brommers toen ik 17 jaar was. Ik zag dat contante geld altijd wel, omdat hij dan het geld in zijn broekzak deed. Ik kon daar ook niet pinnen. Dan moest ik naar de bank om geld te halen. [medeverdachte] wilde daar wel binnen gaan kijken. Hij ging toen de zaak binnen. Hij kwam later terug.
V: Waar zette jij de auto neer?
A: Om de hoek verderop.
V: Wat deed je toen hij wegging?
A: Ik bleef staan.
V: Toen hij terug kwam, wat deden jullie toen?
A: We zijn toen wat rondjes gaan rijden. [medeverdachte] wilde er weer naar toe. Hij wachtte tot een busje dat daar voor stond, weg was. Hij ging toen weer naar binnen.
V: Waarom ging hij twee keer naar binnen en deed hij het niet de eerste keer?
A: Ik denk dat hij de eerste keer de zaak even aan het verkennen was of zo. Ik had de auto weer in hetzelfde straatje gezet. Iets verderop in de straat. Ongeveer 5 minuten later kwam [medeverdachte] terug. [medeverdachte] was gehaast en zei: "Rijden".
V: Wat vertelde [medeverdachte]?
A: Dat hij hem binnen had vastgegrepen. Dat hij potjes met kleingeld had gepakt. Dat die vent begon te schreeuwen en beuken, dat hij toen een velg tegen hem had geslagen en dat hij toen weg ging.
2.1.3. een ambtsedig proces-verbaal, nummer [nummer], d.d. 9 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte]:
V = politie
A = verdachte
A: Hij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]) wachtte tot de mensen weggingen voordat hij de tweede keer de winkel inging.
V: Er zijn getuigen geweest die jullie daar hebben gezien.
A: Ik heb een paar keer gekeken of de mensen die bij de winkel waren weg waren. Ik had namelijk wel zicht op die mensen en [medeverdachte] niet. Het waren mensen met een bus en een scooter die bij de zaak stonden.
V: [medeverdachte] komt terug zonder geld. Wat zei hij daarover.
A: [medeverdachte] zei dat hij [slachtoffer] onder zijn arm vast had gepakt en dat hij toen een potje met geld wilde pakken achter de balie vandaan. Dat [slachtoffer] toen los kwam en overal tegenaan ging beuken en dat hij hem met een velg tegen zijn mond had geslagen.
2.1.4. een ambtsedig proces-verbaal, nummer [nummer], d.d. 17 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte]:
V = politie
A = verdachte
V: Waarom reden jullie daar?
A: We reden gewoon een rondje, gewoon om te rijden. Toen reden we langs de bromfietshandel in Nieuwehorne, toen zei ik tegen [medeverdachte], hier zou je ook wel wat kunnen doen.
[medeverdachte] wilde toen wel naar binnen om te kijken of het veilig was.
V: Hoeveel tijd zat er tussen het moment dat je het zei en dat [medeverdachte] voor het eerst naar binnen ging?
A: Ongeveer tien minuutjes, [medeverdachte] wilde eerst wachten tot het wat rustiger werd.
V: Na hoeveel tijd kwam hij terug?
A: Na ongeveer 5 minuutjes of zo. Toen heeft hij eigenlijk niets gezegd, alleen dat hij nog een keertje wilde kijken. We zijn de straat eerst uitgereden en toen weer terug gereden. Toen is [medeverdachte] weer naar binnen gegaan en een paar minuten later kwam hij terugrennen. Hij stapte in de auto. Hij zei rijden, rijden en ik reed toen weg. In mijn spiegel zag ik dat [slachtoffer], de eigenaar van de zaak, buiten stond en ons na keek. Ik zag ook bloed bij [medeverdachte]. Hij vertelde dat hij [slachtoffer] had vastgepakt en dat er toen van alles gebeurde, dat er dingen op de grond vielen en toen had hij een potje met geld in zijn handen die hij liet vallen toen [slachtoffer] zich los wist te maken.
V: Er moet eerder een moment geweest zijn dat het plegen van een overval besproken is.
A: Er is onderweg tussen Wolvega en Heerenveen over een overval in het algemeen gesproken. [medeverdachte] zei dat hij geld nodig had en dat hij wel een overval wilde plegen. Toen we bij toeval door Nieuwehorne reden en bij [slachtoffer] langs reden heb ik gezegd dat hij het daar ook wel kon proberen.
2.1.5. een ambtsedig proces-verbaal, nummer [nummer], d.d. 9 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
V = politie
A = verdachte
V: We gaan de hele dag van vrijdag 20 januari 2012 met jou doornemen. Hoe ging dat?
A: Ik ben toen met [verdachte] in de Mercedes gestapt. We zijn toen een eindje gaan rijden. Op een gegeven ogenblik waren we bij Nieuwehorne.
V: Waar zijn jullie heengereden.
A: We zijn in een straatje een paar keer gestopt.
V: Wat was dan het moment dat jullie daar geld wilden halen?
A: [verdachte] zei dat hij wel wist dat daar geld was bij die man. Dat hij die man kende en dat hij wist dat hij contant geld had.
V: [verdachte] zegt dat jij hebt gezegd dat jij geld nodig had. Dat jij daar wel een overval of beroving voor over had. Hoe zat dat?
A: Ik heb dat wel gezegd, iedereen kan wel geld gebruiken.
V: Je ging de eerste keer naar binnen. Wie waren er toen in de zaak?
A: Die man en ik.
V: Wat spreek je met die man af?
A: Dat ik later misschien terug zal komen.
V: Weer bij de auto, wat doe je dan?
A: We zijn weer gaan rijden. We reden richting Jubbega en via de polder weer terug. De auto werd toen door [verdachte] weer in dezelfde straat geparkeerd.
V: Toen ben je weer naar de zaak gegaan.
A: Ik ben die zaak weer ingegaan. Ik was toen alleen met die man in de zaak. Ik heb die man bij de schouder gepakt. Ik viel toen bijna gelijk. Ik zag dat die man in paniek raakte. Ik raakte ook in paniek. Ik hoorde dat die man begon te schreeuwen. Ik kreeg toen ook nog een velg in mijn nek. Ik ben toen weggerend.
V: [slachtoffer] zegt dat hij stevig in een houdgreep om zijn nek werd vastgegrepen.
A: Dat is secondenwerk geweest.
V: [slachtoffer] verklaarde ook dat jij het geldbakje hebt gepakt. Hoe zit dat?
A: Nee ik heb geen geldbakje meegenomen.
V: Dat je het hebt gepakt. Dat het daarna is gevallen.
A: Dat weet ik niet. Alles viel, dat weet ik nog wel.
2.1.6. een ambtsedig proces-verbaal, nummer [nummer], d.d. 17 februari 2012 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
Toen we in Nieuwehorne reden, kwamen we bij de bromfietshandel langs. Daar stond een oranje bus van een bromfietshandel uit Heerenveen en toen vertelde [verdachte] dat hij wist dat die [onderneming] in Nieuwehorne veel contant geld had.
Redengeving bewezenverklaring
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 januari 2012, te Nieuwehorne, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bakje met een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], eigenaar van een [onderneming], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachtes mededader, die [slachtoffer] stevig en met kracht bij diens nek en keel heeft vastgegrepen en vervolgens die [slachtoffer] in een zogenaamde houdgreep heeft gehouden, in elk geval de nek en keel van die [slachtoffer] met zijn arm stevig omklemd heeft en die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Dit is een overval, ik heb een mes bij me, waar is het geld", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op een [onderneming]. Zijn medeverdachte heeft een bakje met geld uit de balie van de [onderneming] weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. Doordat het slachtoffer kon loskomen uit de greep van de medeverdachte en het slachtoffer kans zag hem te slaan met een zwaar voorwerp, liet de medeverdachte het geldbakje los en sloeg op de vlucht. Verdachte is onder andere opgetreden als bestuurder van de (vlucht)auto, heeft bedacht dat de overval op deze [onderneming] kon plaatsvinden vanwege de aanwezigheid van contant geld en heeft op de uitkijk gestaan. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer, zeker nu het bedrijfsgebouw van het slachtoffer direct naast zijn woonhuis is gelegen.
Uitgangspunt voor een op te leggen straf vormen de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het oriëntatiepunt voor het plegen van een overval op een winkel, met licht geweld, is een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
Verdachte is eerder veroordeeld in verband met geweldsmisdrijven. Het voorarrest van verdachte is ongeveer twee maanden na de overval geschorst. De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd dat het reclasseringstoezicht gedurende de schorsing goed is verlopen. Verdachte heeft zich aan de afspraken gehouden en heeft goed meegewerkt. Het recidiverisico wordt in geschat als laag gemiddeld. Verdachte ontkent een financieel motief voor het delict te hebben gehad, maar toch acht de reclassering een budgetteringstraining op zijn plaats, alsmede de cognitieve vaardigheidstraining. De reclassering adviseert daarnaast een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met reclasseringstoezicht. Uit aanvullende informatie ter terechtzitting blijkt dat verdachte inmiddels werk heeft gevonden, vader is geworden en zijn leven op de rails lijkt te hebben.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande voldoende aanleiding het advies van de reclassering over te nemen. De rechtbank realiseert zich dat daarmee sprake is van het overbruggen van een groot verschil tussen de oriëntatiepunten en de op te leggen straf. Daarbij weegt voor de rechtbank vooral zwaar mee dat verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis correct heeft opgesteld en werk heeft gevonden. De rechtbank is van oordeel dat de hierna te noemen straf passend is, waarbij de ernst van de zaak mede tot uiting wordt gebracht door de hoogte van de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast dient de voorwaardelijke gevangenisstraf als stevige stok achter de deur. Voorts is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat daarnaast aan verdachte een werkstraf van maximale duur dient te worden opgelegd.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 11 mei 2011, gewezen door de politierechter in de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van één maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 mei 2011. Bij vordering d.d. 19 maart 2013 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal in de hoofdzaak beslissen dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf wordt beperkt tot de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft ondergaan. Om in deze lijn te blijven, zal de rechtbank een taakstraf opleggen in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf te geven.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 392 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij zijn vaste begeleider van reclassering Zwolle. Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa RN), aangeboden door Reclassering Nederland in de regio Zwolle, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit de Module Budgetteren (aanvulling CoVa RN), aangeboden door Reclassering Nederland in de regio Zwolle.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.775,00 (zegge: éénduizend zevenhonderd vijfenzeventig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.775,00 (zegge: éénduizend zevenhonderd vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/252605-10:
Gelast het verrichten van een taakstraf voor de duur van 60 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van een maand, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 11 mei 2011.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van een maand zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2013.
Mr. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen