ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9199

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/850030-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake medisch dossier en verschoningsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door Stichting Lentis Maatschappelijke Onderneming. Het klaagschrift was gericht tegen een vordering van het Openbaar Ministerie tot verstrekking van gevoelige medische gegevens van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die het verschoningsrecht van Lentis zouden doorbreken. De raadsman van Lentis heeft betoogd dat het medisch dossier vertrouwelijke informatie bevat en dat de officier van justitie geen voldoende argumenten heeft aangedragen om het verschoningsrecht te negeren. De rechtbank oordeelt dat het belang van de waarheidsvinding niet zwaarder weegt dan het verschoningsrecht in deze situatie, vooral omdat het onderzoek nog gaande is en er mogelijk andere manieren zijn om de benodigde informatie te verkrijgen.

De rechtbank heeft ook de vordering van het Openbaar Ministerie om kennis te nemen van gegevens op in beslag genomen computers afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze gegevens onder het verschoningsrecht vallen. De rechtbank heeft besloten dat de in beslag genomen enveloppen met het medisch dossier aan Lentis moeten worden teruggegeven, terwijl de klacht met betrekking tot de computers ongegrond is verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van het verschoningsrecht en de bescherming van vertrouwelijke medische informatie, zelfs in het kader van strafrechtelijke onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/850030-13
RK: 13/101
datum uitspraak: 26 april 2013
BESLISSING
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
van:
Stichting Lentis Maatschappelijke Onderneming,
gevestigd te Zuidlaren,
domicilie kiezend te Groningen, Paterswoldseweg 804, ten kantore van haar advocaat mr. K. de Vries,
hierna te noemen Lentis.
Procedure
Dit klaagschrift houdt verband met het strafrechtelijk onderzoek in de zaak tegen de verdachte onder parketnummer 18/850030-13.
Op 24 januari 2013 heeft de officier van justitie, in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek, na daartoe verkregen machtiging van de rechter commissaris d.d. 23 januari 2013, een vordering verstrekking gevoelige gegevens ex artikel 126nf/126uf Sv aan Lentis gedaan. Bij deze vordering werd van Lentis gevorderd de medische gegevens van verdachte te verstrekken.
Omdat Lentis bezwaar had tegen de vordering hebben Lentis en de officier van justitie een afspraak gemaakt inhoudende dat Lentis het medische dossier van verdachte in een verzegelde envelop aan de officier van justitie zou doen afgeven en dat deze envelop niet eerder zal worden geopend dan nadat de rechtbank zal hebben beslist op een namens Lentis in te dienen klaagschrift ex artikel 552a Sv.
Op 8 februari 2013 heeft Lentis het medisch dossier in twee verzegelde enveloppen afgegeven aan de officier van justitie.
Ingevolge de vordering tot uitlevering ter inbeslagneming krachtens artikel 96 Sv zijn twee computers in beslag genomen uit het [adres en woonplaats].
Op 22 februari 2013 heeft Lentis een klaagschrift bij de rechtbank ingediend ertoe strekkende:
1.
- primair het Openbaar Ministerie te verbieden kennis te nemen van de inhoud van de twee in beslag genomen gesloten enveloppen met daarin het medisch dossier van de heer verdachte, en te gelasten dat het beslag op deze enveloppen wordt opgeheven, met last tot teruggave aan Lentis;
- subsidiair te gelasten dat het Openbaar Ministerie haar vordering tot verstrekking van gevoelige gegevens zal beperken conform de door uw rechtbank daartoe te geven instructie.
2.
- het Openbaar Ministerie te verbieden (verder) kennis te nemen en gebruik te maken van de op de beide in beslag genomen computers aanwezige gegevens en eventuele daarvan gemaakte kopieën te vernietigen en te gelasten dat het beslag op deze beide computers wordt opgeheven met last tot teruggave daarvan aan Lentis.
De rechtbank heeft kennis genomen van het klaagschrift en van de reactie van de officier van justitie, ontvangen ter strafgriffie op 14 maart 2013.
De officier van justitie en mr. K. de Vries, de raadsman van Lentis, zijn gehoord ter openbare zitting van de raadkamer van 12 april 2013. Namens belanghebbende de heer verdachte voornoemd, is gehoord mr. Y.M. Prins, raadsvrouw van verdachte.
Standpunten
1. De raadsman van Lentis heeft ter zitting het klaagschrift nader toegelicht. Lentis heeft op grond van artikel 7:457 BW een geheimhoudingsplicht met betrekking tot het medisch dossier van haar patiënten en heeft om die reden bezwaar tegen het voldoen aan de genoemde vordering. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de officier van justitie geen uitzonderlijke omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht van Lentis. Het is niet te verwachten dat het medisch dossier van verdachte gegevens bevat over de toedracht van het delict. Het onderzoek is bovendien nog in volle gang. Verdachte wordt nu onderzocht in het PBC. Daar kunnen ook vragen over zijn gemoedstoestand worden beantwoord. Het staat derhalve niet vast dat er geen andere, minder ingrijpende mogelijkheden bestaan ter beantwoording van de vragen die volgens de officier van justitie in het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte aan de orde zijn.
Lentis voert voorts aan dat de computers in een beschermde en afgeschermde omgeving ter beschikking gesteld worden aan de bewoners in het kader van de behandelrelatie. Lentis is van mening dat ook ten aanzien van deze computers het verschoningsrecht geldt.
2. Het openbaar ministerie verzoekt primair om het klaagschrift ongegrond te verklaren. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die het doorbreken van het verschoningsrecht rechtvaardigen. In casu betreft het een ernstig delict namelijk moord cq doodslag. Verdachte heeft gezegd dat hij de betreffende nacht is mishandeld door twee Polen en dat hij daarna een "zwart gat" had. Teneinde de waarheid te achterhalen is het van groot belang om nader onderzoek te doen naar het door verdachte genoemde "zwarte gat" en ook anderszins naar de omstandigheden ten tijde van het delict. Om dat op de juiste wijze te kunnen doen is het noodzakelijk om inzicht te krijgen in het medicijngebruik en de psychische gesteldheid van verdachte in de afgelopen jaren. Deze gegevens zijn niet op een andere wijze te verkrijgen dan door het medische dossier in te zien. Deze gegevens zijn eveneens van belang voor de deskundigen om een uitspraak te kunnen doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Subsidiair verzoekt het Openbaar Ministerie om een beperkte kennisname van het medisch dossier toe te staan in die zin dat het medisch dossier wel opgestuurd mag worden naar het PBC en dat de deskundigen daar er wel kennis van mogen nemen teneinde dit mee te nemen in hun onderzoek naar de psyche van verdachte.
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Het verschoningsrecht van onder meer een arts is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht (vgl. HR 30 november 1999, NJ 2002, 438).
De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt is niet in een algemene regel samen te vatten. Daarbij geldt voorts dat indien moet worden geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren, die inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit.
Lentis en de officier van justitie verschillen van mening over de vraag of in casu sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden.
Verdachte wordt verdacht van een zeer ernstig delict, te weten van moord dan wel doodslag.
Dit brengt op zichzelf evenwel nog niet met zich mee dat het verschoningsrecht (ten aanzien van Verdachte) doorbroken dient te worden. Daartoe overweegt de rechtbank dat het onderzoek nog in volle gang is, in het kader waarvan verdachte thans wordt onderzocht door het Pieter Baan Centrum.
Vooralsnog is derhalve niet uitgesloten dat de door de officier van justitie voor de waarheidsvinding relevant geachte gegevens ook op een andere wijze kunnen worden verkregen. De rechtbank acht daarbij verder van belang dat Lentis en de raadsvrouw van verdachte ter zitting hebben aangevoerd dat zij, indien het PBC in het kader van het onderzoek daartoe een verzoek zou doen, opnieuw in overweging zullen nemen mee te werken aan de inzage van medische gegevens. Vooralsnog staat dus niet vast dat verdachte en Lentis met betrekking tot concrete vragen inzake het medische dossier, zoals bijvoorbeeld zijn medicijngebruik en zijn psychische gesteldheid van de afgelopen jaren, inzage in het dossier zullen weigeren.
Het voorgaande in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die meebrengen dat het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van Lentis In zoverre is de klacht gegrond
Met betrekking tot de in beslag genomen computers die, zoals Lentis stelt, op de afdeling waar verdachte verbleef beschikbaar waren voor algemeen gebruik, is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat hierop gegevens staan die onder het verschoningsrecht (kunnen) vallen. De betreffende computers zijn door het openbaar ministerie inmiddels aan Lentis teruggeven. De rechtbank acht dit deel van de klacht ongegrond.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift deels gegrond, deels ongegrond;
- gelast dat de inbeslaggenomen twee enveloppen met daarin het medisch dossier van verdachte worden teruggegeven aan Lentis.
Deze beschikking is aldus gegeven door mrs. G. Eelsing, voorzitter, F.J. Agema en P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. van den Berg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2013.
Mr. Van Steen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.