ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9184

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/670353-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met geslaagd beroep op noodweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 30 juli 2012 in Groningen, waarbij de verdachte met een mes een andere persoon, aangeduid als [aangever], in het gezicht zou hebben gesneden. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien hij werd aangevallen door [partner van aangever] met een stok. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, gezien zijn fysieke gesteldheid en de omstandigheden van het incident, niet anders kon handelen dan hij deed. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte de aanmerkelijke kans op letsel voor [aangever] had aanvaard, maar oordeelde dat zijn reactie proportioneel was in het licht van de dreiging die hij ondervond. Uiteindelijk werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het beroep op noodweer slaagde. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/670353-12
Op tegenspraak
Raadsman: mr. P.T. Huisman
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in de zaak van verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 april 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 30 juli 2012
in de gemeente Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachte rade, [aangever] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet
na kalm beraad en rustig overleg,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [aangever] in het
gezicht, althans in het hoofd, heeft gestoken en/of gesneden, althans
getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 30 juli 2012
in de gemeente Groningen
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [aangever], opzettelijk, na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht, althans
in het hoofd, heeft gestoken en/of gesneden, althans getroffen,
tengevolge waarvan die [aangever] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de verklaring van verdachte, de aangifte en de medische verklaring met betrekking tot aangever wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte dient gedeeltelijk van het onder 1 primair ten laste gelegde, namelijk de voorbedachte raad en de doodslag, te worden vrijgesproken aangezien verdachte nimmer de intentie heeft gehad om iemand dodelijk te verwonden. Voorwaardelijk opzet op de zware mishandeling is aanwezig, omdat verdachte zo met het mes heeft staan zwaaien dat hij de aanmerkelijke kans van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij één van de mannen op de koop toe heeft genomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak ten aanzien van de voorbedachte rade en de poging tot doodslag.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 30 juli 2012, opgenomen op pagina 58 e.v. van dossier nr. 2012076030 d.d. 15 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [aangever], voor zover van belang, zakelijk weergegeven;
Voordat ik er erg in had, zag ik dat [verdachte] mij met zijn mes lang mijn gezicht haalde. Het lemmet raakte mij dus bij de linkerkaak.
Een schriftelijk stuk d.d. 17 september 2012, opgenomen als losse bijlage in het strafdossier, inhoudende een verklaring van [arts], coördinerend forensisch arts, zakelijk weergegeven;
[aangever] werd op 30 juli jl. gezien in het UMCG. Bij onderzoek bleek sprake te zijn van een snijwond aan de onderkaak links met een lengte van 5 cm en een diepte van 3 cm. Behandeling bestond uit het reinigen en hechten van de wond.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting van 11 april 2012 afgelegd.
Ineens stond een man met een grote stok achter me. In een reactie beweging heb ik me afgeweerd en toen bleek ik een mes in mijn handen te hebben. Ik hield mij met één hand vast aan het aanrecht, want ik ben slecht ter been. Met mijn andere hand heb ik met dat mes gezwaaid.
De rechtbank gaat bij haar beoordeling van de toedracht uit van de verklaring van verdachte, aangezien die verklaring - in tegenstelling tot die van aangever en [partner van aangever] - past bij de sporen die ter plaatse zijn aangetroffen. Het door verdachte dreigend op zijn belagers aflopen, zoals door hen is verklaard, wordt door de rechtbank ongeloofwaardig geacht op grond van de fysieke gesteldheid van verdachte. Door een agent is ter plaatse gezien dat verdacht zeer moeizaam en nauwelijks zonder krukken kon bewegen (*1) hetgeen de rechtbank ter zitting eveneens heeft kunnen waarnemen. Bovendien zijn de verklaringen van [partner van aangever] en [aangever] op essentiële punten onderling tegenstrijdig, met name ten aanzien van de bezem(steel). Daarnaast is door [huisgenoot verdachte] nog gezien dat [partner van aangever] buiten de bezem van de steel af heeft geslagen en vervolgens naar binnen stormde om verhaal te halen bij verdachte (*2), wat de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte vergroot.
De rechtbank gaat voor wat betreft de beoordeling van het bewijs uit van het volgende scenario.
Op 30 juli 2012 omstreeks 15.15 uur krijgt de politie de melding dat een persoon aan de [adres verdachte] in de nek zou zijn gestoken (*3). Ter plaatse gekomen blijkt dit een huis te zijn van kamerbewoning met op de benedenverdieping een centrale hal met daaraan gelegen een keukenblok, douche, toilet en meerdere kamers waaronder die van verdachte. Uit de verklaringen van de diverse betrokkenen blijkt dat het incident heeft plaatsgevonden in de centrale hal (*4). In het dossier bevinden zich foto's van deze ruimte. Verdachte stond aan het einde van het gangetje bij het keukenblok de afwas te doen. Plotseling zag hij achter zich een man met een stok - de rechtbank gaat er daarbij vanuit dat het hier de bezemsteel betreft - in zijn handen die van plan was om hem met die stok te gaan slaan. Verdachte had het keukenmes van circa 30 cm lang, dat hij op dat moment stond af te wassen, in zijn hand en maakte met het mes meermalen zwaaiende bewegingen met zijn rechterarm naar achteren, terwijl hij zich ondertussen - in verband met zijn fysieke gesteldheid - met zijn linkerhand vasthield aan het aanrecht. Nadat verdachte meermalen met het mes had gezwaaid gingen de belagers vluchtend de kamer van [huisgenoot verdachte] in (*5). Door één van die zwaaiende bewegingen werd het slachtoffer aan zijn onderkaak geraakt.
De rechtbank komt op grond van de aangifte, de medische verklaring en de verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.
Verdachte stond in een kleine ruimte en heeft met een mes, dat hij stond af te wassen, meermalen zwaaiende bewegingen gemaakt die er op gericht waren om zijn belagers van zich af te houden. Verdachte heeft ter zitting de bewegingen die hij met het mes heeft gemaakt gedemonstreerd, waarbij de rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte min of meer willekeurige, ongecontroleerde zwaaiende bewegingen maakte. Verdachte heeft daarmee welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij bij die ongecontroleerde zwaaiende bewegingen met een groot mes in een kleine ruimte één van zijn belagers dodelijk kon verwonden. De stelling van verdachte dat hij bij het maken van die zwaaiende bewegingen zich pas achteraf realiseerde dat hij een mes in zijn handen had, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 30 juli 2012 in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes die [aangever] in het gezicht heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Primair: poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat een beroep op noodweer dient te slagen en dat verdachte op die grond dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter zitting bepleit dat verdachte heeft gehandeld tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [partner van aangever] - die hem met een stok probeerde te slaan - en dat verdachte daarbij binnen de grenzen is gebleven van de noodzakelijke verdediging die door de genoemde aanranding werd geboden. Op grond van deze noodweersituatie dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert met de officier van justitie en de raadsman dat sprak is van noodweer.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. [partner van aangever] ging verhaal halen bij verdachte na een vermeend eerder incident op die dag en had om zijn handelen kracht bij te zetten [aangever] van huis opgehaald en vervolgens heeft hij, buiten de woning van verdachte, de bezem van zijn steel afgeslagen. Met de bezemsteel in de hand lopen beide mannen naar binnen waar verdachte in de centrale hal bij het keukenblok de afwas stond te doen. Verdachte heeft de twee mannen pas in de gaten als zij achter hem staan en hij ziet dat hij bijna door een stok wordt geslagen. Bij de zwaaiende bewegingen die verdachte maakte met het keukenmes dat hij aan het afwassen was om de belager met de stok af te weren is [aangever] door het mes geraakt. De rechtbank is van oordeel dat van verdachte, onder de gegeven omstandigheden, gelet op zijn positie in de hal, het feit dat verdachte zeer slecht ter been is en de korte tijdspanne waarin hij een beslissing moest nemen, niet kon worden gevergd anders te handelen ter verdediging. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte op het moment van de aanranding een mes in handen had en dat hij qua tijdspanne geen gelegenheid had een ander voorwerp ter noodzakelijke verdediging te kiezen, terwijl het voor hem gelet op het feit dat hij niet goed ter been is en het - zo is de rechtbank wel uit de foto's en de ter zitting gegeven toelichting gebleken een nauwe ruimte betreft waar alles zich heeft afgespeeld - evenmin mogelijk was zich fysiek aan de aanval te onttrekken door weg te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich mocht verdedigen tegen deze aanval en dat zijn reactie ook proportioneel was.
De rechtbank acht verdachte op grond van het vorenstaande niet strafbaar, nu het beroep op noodweer slaagt. Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, F. de Jong en D.M. Schuiling, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2013.
*1 Relatering verbalisant (p. van voornoemd dossier)
*2 Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 30 juli 2012, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [huisgenoot verdachte]
* 3 Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2012, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nr. 2012076030 d.d. 15 augustus 2012, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]
* 4 Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 31 juli 2012, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier
* 5 De verklaring door verdachte op de terechtzitting van 11 april 2012 afgelegd.