ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ8758

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/310
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging vervangende hechtenis op basis van niet-rechterlijke uitspraak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 januari 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De officier van justitie had op 6 februari 2012 verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen, in verband met geldelijke sancties die aan de veroordeelde waren opgelegd door het Bezirkshauptmannschaft Kufstein in Oostenrijk. Deze sancties waren oninbaar gebleken. De vordering werd behandeld in raadkamer op 7 november en 11 december 2012.

De rechtbank oordeelde dat de vordering was gebaseerd op artikel 16 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC). Tot 1 januari 2013 was de rechtbank te Leeuwarden bevoegd voor dergelijke vorderingen, maar na de herziening van de gerechtelijke kaart is de rechtbank Noord-Nederland ontstaan, die nu de zaak behandelt. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde zijn woonplaats in Nederland heeft, waardoor de beslissingen van de Oostenrijkse autoriteit in beginsel voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar zijn.

Echter, de rechtbank wees de vordering af omdat de opgelegde sancties niet waren gedaan door een rechterlijke instantie. De officier van justitie had betoogd dat de term 'rechterlijke uitspraak' in de WWETGC ruim moest worden geïnterpreteerd, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. Volgens de definitie in de wet is een rechterlijke uitspraak een onherroepelijke beslissing van een rechter, en het Bezirkshauptmannschaft Kufstein is geen rechterlijke instantie. Daarom kon de rechtbank geen verlof tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis verlenen, en werd de vordering afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
rekestnummer 12/310
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 23 januari 2013 op de vordering van de officier van justitie ex artikel 16 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie, in de zaak van
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Procesverloop
De officier van justitie heeft op 6 februari 2012 gevorderd dat de rechtbank verlof zal verlenen tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis voor de duur van 6 dagen in verband met in het buitenland aan bovengenoemde veroordeelde opgelegde geldelijke sancties die niet konden worden geïnd of verhaald.
De vordering is behandeld in raadkamer op 7 november 2012 en 11 december 2012.
Motivering
De vordering berust op artikel 16 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC), tot 1 november 2012 genaamd: Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008.
In voornoemd artikel werd tot 1 januari 2013 de rechtbank te Leeuwarden als bevoegd gerecht voor de behandeling van de onderhavige vordering aangewezen. De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.
Bij de vordering zijn gevoegd een certificaat als bedoeld in artikel 4 van het Kaderbesluit 2005/214/JBZ, de beschikking van de buitenlandse autoriteit en een zaakoverzicht in verband met de inning in Nederland van de opgelegde sanctie.
Uit het certificaat en de beschikking blijkt dat aan de veroordeelde twee -inmiddels onherroepelijk geworden- geldelijke sancties van € 1.663,00 in totaal is opgelegd door het Bezirkshauptmannschaft Kufstein in Tirol, Oostenrijk. Daarbij zijn tevens tot vervangende hechtenis strekkende sancties opgelegd, voor het geval de geldelijke sancties oninbaar zijn.
De veroordeelde heeft zijn vaste woonplaats in Nederland zodat deze beslissingen op grond van artikel 6 van de WWETGC in beginsel vatbaar zijn voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland. Het Bezirkshauptmannschaft Kufstein is, zo blijkt ook uit het certificaat, een andere autoriteit dan een rechter.
Verlof tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis kan slechts worden verleend, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 16 van de WWETGC. Eén van die voorwaarden is dat de geldelijke sanctie en de tot vervangende hechtenis strekkende sanctie zijn opgelegd bij rechterlijke uitspraak.
De officier van justitie heeft gesteld dat het begrip 'rechterlijke uitspraak' in artikel 16 van de WWETGC ruim moet worden uitgelegd nu uit de Memorie van Toelichting (kamerstukken I, 2005-2006, 30699, nr. 3) niet blijkt dat de wetgever bedoeld heeft dat toepassing van vervangende hechtenis bij beslissingen van een administratieve instantie niet mogelijk is. Een beslissing van een Oostenrijkse administratieve instantie, zoals hier aan de orde, dient volgens de officier van justitie ook onder een rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 16 van de WWETGC te vallen.
Hiermee ziet de officier van justitie voorbij aan de begripsbepalingen in artikel 1 van de WWETGC, waarin staat dat onder rechterlijke uitspraak dient te worden verstaan een onherroepelijke beslissing van een rechter wegens een strafbaar feit. Dit laat geen ruimte voor (ruime) uitleg. Het Bezirkshauptmannschaft Kufstein is geen rechterlijke instantie en haar beslissing is dus geen rechterlijke uitspraak.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank geen verlof tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis kan verlenen. De vordering van de officier van justitie moet dan ook worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. K. Post en mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.