ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ7262

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
97639
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging tot opzegging van dienstverbanden in faillissement

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een beschikking van de rechter-commissaris die de curator heeft gemachtigd om de dienstverbanden van alle werknemers van Printforce B.V. op te zeggen. Het faillissement van Printforce B.V. werd op 5 februari 2013 uitgesproken, met benoeming van mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper als rechter-commissaris en mr. J.J. Reiziger als curator. De curator heeft, met toestemming van de rechter-commissaris, besloten om alle dienstverbanden op te zeggen, wat leidde tot een ontslag van alle werknemers. Na het ontslag vond er een doorstart van de onderneming plaats, waarbij veel werknemers opnieuw in dienst werden genomen, maar [verzoeker] ontving geen nieuw aanbod voor een dienstverband.

[Verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen de machtiging van de rechter-commissaris, stellende dat deze leidde tot een kennelijk onredelijk ontslag. Hij betoogt dat de curator had moeten kiezen voor alternatieve oplossingen die de werkgelegenheid hadden kunnen behouden, in plaats van het ontslag van alle werknemers. De rechtbank overweegt dat de curator een grote beleidsvrijheid heeft bij het beheer van de boedel, maar dat deze vrijheid niet onbegrensd is. De keuzes van de curator moeten rechtmatig zijn en rekening houden met maatschappelijke belangen, zoals de continuïteit van de onderneming en de werkgelegenheid van de werknemers.

De rechtbank concludeert dat de curator, gelet op de omstandigheden en de belangen van de crediteuren, niet onrechtmatig heeft gehandeld door de dienstverbanden op te zeggen. De rechtbank bekrachtigt daarom de beschikking van de rechter-commissaris van 8 februari 2013, waarmee de curator de machtiging tot opzegging van de dienstverbanden heeft verkregen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 april 2013.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rekestnummer: 97639 / HA RK 13-10
Beschikking van 4 april 2013
in de zaak van
[A]
wonende in (woonplaats),
[B]
wonende in (woonplaats),
[C]
wonende in (woonplaats)
[D]
wonende in (woonplaats),
verzoekers
gemachtigde: mr. P.J. van Sambeek.
Verzoekers worden hierna (in enkelvoud) [verzoeker] genoemd.
1. De procedure
1.1. Op 5 februari 2013 is het faillissement van Printforce B.V. uitgesproken met benoeming van mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper als rechter-commissaris en mr. J.J. Reiziger als curator.
1.2. Bij beschikking van 8 februari 2013 heeft de rechter-commissaris de curator gemachtigd de dienstverbanden van de werknemers van Printforce B.V. op te zeggen. Bij brief van 12 februari 2013 heeft de curator het dienstverband van de werknemers opgezegd.
1.3. Bij verzoekschrift van 17 februari 2013, en daarom tijdig, heeft [verzoeker] beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris.
1.4. Op 19 maart 2013 is ter griffie van de rechtbank een aanvullend verzoekschrift van [verzoeker] ingekomen.
1.5. De zaak is ter zitting behandeld op 22 maart 2013. Ter zitting zijn verschenen [verzoeker], bijgestaan door mr. P.J. van Sambeek, en namens de curator, mr. H.T. Meijer en mr. C. Glas. De curator is na bericht van verhinderding, niet verschenen.
2. Het geschil
2.1. De curator heeft met machtiging van de rechter-commissaris het dienstverband van alle werknemers van de failliet opgezegd.
2.2. Het beroep strekt tot vernietiging van de door de rechter-commissaris verleende machtiging. Daartoe voert [verzoeker] aan, samengevat weergegeven, dat de verleende machtiging leidt tot een kennelijk onredelijk ontslag, omdat het faillissement is gebruikt om een gezond bedrijf op een goedkope en snelle manier te bevrijden van oudere en relatief dure werknemers. [verzoeker] stelt dat de curator gelet op de betrokken belangen van de werknemers, had moeten kiezen voor een alternatief dat had geleid tot behoud van de werkgelegenheid.
3. De beoordeling
3.1. Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. De curator heeft in dit faillissement gekozen voor een ontslag van alle werknemers. Hij heeft daartoe aan de rechter-commissaris een machtiging gevraagd en verkregen om het dienstverband van alle werknemers op te zeggen. Na het ontslag van alle werknemers heeft een doorstart van de onderneming van de failliet plaatsgevonden. Daarbij zijn in de nieuwe onderneming veel werknemers "teruggekeerd". [verzoeker] heeft geen nieuw dienstverband aangeboden gekregen. Tegen deze achtergrond keert [verzoeker] zich tegen de machtiging van de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt als volgt.
3.2. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat uit de rechtspraak volgt dat de curator een grote beleidsvrijheid heeft bij het maken van keuzes ten aanzien van het beheer en de vereffening van de boedel. Die beleidsvrijheid is echter niet onbegrensd. De keuze die een curator maakt voor een bepaald alternatief mag niet onrechtmatig zijn en de curator zal bij zijn beleidsafweging rekening moeten houden met belangen van maatschappelijke aard, zoals de continuïteit van de onderneming en de werkgelegenheid voor de werknemers die in het bedrijf van de gefailleerde werkzaam waren (zie HR 24 februari 1995, NJ 1996, 472, rov. 3.5).
3.3. Te beoordelen staat of wat aan het beroep ten grondslag is gelegd, tot het oordeel kan leiden dat de rechter-commissaris de verzochte machtiging niet had mogen verlenen, omdat de curator gelet op alternatieve oplossingen niet had mogen kiezen voor het opzeggen van het diensverband van de werknemers.
3.4. [verzoeker] voert in dit verband aan dat die alternatieve oplossing bestaat uit verdere procedures ter zake van bestuurdersaansprakelijkheid, faillissementsfraude (tweede alinea, tweede bladzijde van het beroepschrift van 19 maart 2013).
3.5. De curator voert daartegen gemotiveerd aan dat het voorzetten van de onderneming van de failliet niet mogelijk was en het belang van de crediteuren zich ertegen verzette dat boedelschulden zouden ontstaan door de loonvorderingen van de werknemers.
3.6. Gelet op wat de curator - onweersproken - heeft aangevoerd, kan de rechtbank zonder nadere toelichting die [verzoeker] niet heeft gegeven, niet inzien waarom de curator bij zijn keuze om de dienstverbanden van de werknemers op te zeggen onrechtmatig heeft gehandeld of overigens niet binnen de grenzen van zijn hiervoor bedoelde beleidsvrijheid is gebleven.
3.7. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat de beroepen beschikking van de rechter-commissaris moet worden bekrachtigd.
4. De beslissing
De rechtbank
bekrachtigt de beschikking van de rechter-commissaris van 8 februari 2013.
Deze beschikking is gewezen door mr. B.R. Tromp, mr. E.C.M. Wolfert en mr. W. Huizing en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2013.