RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
zaak-/rolnummer: 419614 \ CV EXPL 13-431
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 27 maart 2013
[A],
wonende te [plaats],
eiseres,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. R. Tamourt,
De besloten vennootschap
CANTORCLIN B.V.,
gevestigd te Meppel,
gedaagde,
procederende bij haar directeur A. Plattel.
Partijen zullen hierna "[A]" en "Cantorclin" worden genoemd.
Procesverloop
1.1. [A] heeft Cantorclin in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare terechtzitting van 12 maart 2013.
1.2. [A] heeft toen - na vermindering van eis - gevorderd dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Cantorclin veroordeelt om:
1. over de periode vanaf 1 februari 2013 tot aan het tijdstip dat aan de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze een einde is gekomen, het aan [A] verschuldigde salaris ter hoogte van € 1.428,00 bruto per periode alsmede overige emolumenten, te blijven doorbetalen op de gebruikelijke tijdstippen en de gebruikelijke wijze, onder afgifte aan [A] van de bijbehorende salarisspecificaties;
2. aan [A] te betalen een bedrag aan achterstallig salaris van € 2.718,68 bruto;
3. aan [A] te betalen de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het sub 2. gevorderde bedrag;
4. aan [A] te betalen de wettelijke rente over het sub 2. gevorderde bedrag,
een en ander met veroordeling van Cantorclin in de kosten van de procedure.
1.3. Cantorclin heeft voorafgaand aan de terechtzitting een conclusie van antwoord ingediend. Zij concludeert daarbij tot afwijzing van het gevorderde, kosten rechtens.
1.4. Partijen hebben producties overgelegd.
1.5. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [A], [geboortedatum], is in 2001 in dienst getreden bij Asito Medical Leeuwarden. Op 2 juni 2008 is het arbeidscontract van [A], onder dezelfde voorwaarden, overgenomen door Cantorclin. [A] is laatstelijk werkzaam geweest bij Cantorclin in de functie van schoonmaakster, gedurende 30 uur per week, tegen een salaris van € 10,80 per uur (tot 1 januari 2013) respectievelijk € 11,02 per uur (vanaf 1 januari 2013). Op de arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) is van toepassing de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna te noemen: de CAO).
2.2. [A] verrichtte haar werkzaamheden tot voor kort volledig op de GGZ-locatie in Heerenveen.
2.3. Cantorclin heeft [A] bij brief van 24 oktober 2012 een waarschuwing gegeven inzake de kwaliteit van het schoonmaakwerk op voornoemde locatie. In deze brief meldt Cantorclin onder meer:
"Hierbij ontvangt u een officiële schriftelijke waarschuwing voor de door u geleverde kwaliteit bij onze opdrachtgever GGZ Friesland, Kastanjelaan te Heerenveen.
Helaas heeft u ondanks de ernst van hetgeen besproken is tijdens de meeting op vrijdag 12 oktober jl., over de kwaliteit van de door u en uw collega's geleverde werkzaamheden, uw prestaties niet verbeterd.
Op dinsdag 23 oktober hebben onze projectleidsters, mw. [B] en mw. [C] geconstateerd dat de door u uitgevoerde werkzaamheden ver onder het niveau liggen wat wij behoren te leveren bij onze opdrachtgever.
(…)
U bent gewezen op deze punten maar het heeft er alle schijn van dat u het werk niet ziet of wilt zien, hoe dan ook wij kunnen dit niet langer accepteren.
Wanneer er geen structurele verbetering in uw performance en houding komt kunnen wij niet anders dan overgaan tot het nemen van disciplinaire maatregelen."
2.4. Op 29 oktober 2012 hebben alle schoonmaaksters van de GGZ-locatie te Heerenveen een zogenaamd 'disciplinair gesprek' met Cantorclin gehad. Bij brief van gelijke datum aan [A] meldt Cantorclin onder meer:
"(…) Reden voor dit disciplinaire gesprek was dat wij ondanks de verschillende mondelinge en schriftelijke waarschuwingen nog steeds niet de verbetering zien in de kwaliteit van het schoonmaakonderhoud, terwijl wij deze wel hadden mogen verwachten.
U heeft aangegeven dat u onze dringende verzoeken ter harte heeft genomen en al gestart bent met de inhaalslag zoals wij u deze hebben opgedragen uit te voeren. Wij gaan er dan ook vanuit dat wij dit zullen terug zien in de verschillende controles die wij deze en volgende week zullen gaan doen.
Tijdens het gesprek hebben wij terloops van u vernomen dat u nog 5 uur per week over heeft die u al geruime tijd niet meer werkt in verband met de verbouwingen op de Kastanjelaan en welke door u ook niet worden ingezet om de achterstanden weg te werken. Wij vinden dit een kwalijke zaak! U heeft nimmer bij uw huidige projectleiding dan wel bij ondergetekende aangegeven dat u betaald krijgt voor uren die u niet werkt. (…)
Wij gaan er dan ook vanuit dat wij u nogmaals hebben doordrongen van de ernst van de situatie en rekenen er dan ook op dat de afdelingen die onder uw verantwoordelijkheid vallen reeds een enorme verbetering laten zien in de kwaliteit.
Nogmaals wijzen wij u er op dat wanneer ondanks uw belofte om uw inzet te verbeteren dit niet zichtbaar is in het werk wij genoodzaakt zullen zijn disciplinaire maatregelen door te voeren."
2.5. Cantorclin heeft [A] bij brief van 9 november 2012 medegedeeld dat zij is geschorst zonder behoud van salaris. In deze brief meldt Cantorclin onder meer:
"Hierbij de officiële schriftelijke bevestiging van hetgeen ook telefonisch aan u is medegedeeld: vanaf heden bent u formeel geschorst zonder behoud van salaris in verband met uw disfunctioneren bij onze opdrachtgever GGZ Friesland - Kastanjelaan te Heerenveen.
Voorafgaand aan deze schorsing hebben wij u meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk gewezen op uw tekortkomingen in het door u uitgevoerde werk en uw houding ten opzichte van uw werkgever. Tevens hebben wij u alle keren gewezen op het feit dat het niet verbeteren van uw inzet en uw houding zal leiden tot disciplinaire maatregelen en helaas kunnen wij niet anders dan deze maatregel nu ten uitvoer brengen.
(…)
Kortom, uit de door u geleverde performance blijkt dat u niet bereid bent om de door uw werkgever aangegeven punten te verbeteren.
Wij kunnen u dan ook niet langer handhaven bij onze opdrachtgever GGZ Friesland en zullen u per heden schorsen van uw werkzaamheden zonder behoud van salaris.
(…)"
2.6. Cantorclin heeft [A] bij brief van 6 december 2012 een officiële waarschuwing gegeven in verband met het niet uitvoeren van werkzaamheden. In deze brief meldt Cantorclin onder meer:
"Naar aanleiding van het disciplinaire gesprek welke wij op 14 november jl. hebben gevoerd naar aanleiding van uw schorsing inzake uw disfunctioneren bij onze opdrachtgever GGZ Friesland, heeft u te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om uw arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen.
Wij hebben dan ook - zoals toegezegd - voor u onderzocht wat de herplaatsingsmogelijkheden zijn, zodat u weer aan het werk kan en weer salaris kan ontvangen voor de uren die u daadwerkelijk werkt.
Onze projectleidsters, mw. [B], mw. [D] en mw. [E], hebben zich voor u ingespannen en u meerdere mogelijkheden geboden waar mogelijk om uren te kunnen werken.
Ontsteld zijn wij dan ook door het bericht dat wij vandaag hebben moeten vernemen dat u de uren welke u ter compensatie zou werken bij onze opdrachtgever Tetrapak te Gorredijk deze week niet heeft gewerkt zonder ons hiervan op de hoogte te brengen. Wederom schendt u het vertrouwen van Cantorclin en creëert u onrust en onvrede bij een van onze opdrachtgevers.
U lijkt de ernst van de situatie niet in te zien. U bent nog steeds geschorst voor de uren welke wij u nog niet kunnen bieden. (…)
Wij zijn van mening dat het recht welke u claimt op compensatie door uw eigen wangedrag is komen te vervallen en behouden ons het recht voor om disciplinair optreden in de vorm van ontslag alsnog uit te voeren."
2.7. In verband met de schorsing heeft [A] in periode 12/2012 een bruto loonbedrag van € 434,70, in periode 13/2012 een bruto loonbedrag van € 302,40 en in periode 1/2013 een bruto loonbedrag van € 564,13 ontvangen. Zij is door Cantorclin voor minder uren dan het aantal overeengekomen uren (30) ingezet, zulks op andere schoonmaakprojecten dan GGZ.
2.8. De gemachtigde van [A] heeft namens zijn cliënte Cantorclin bij brief van 14 december 2012 verzocht de schorsing ongedaan te maken en om [A] in de gelegenheid te stellen om de overeengekomen arbeid te hervatten
2.9. [A] heeft zich met ingang van 8 februari 2013 ziek gemeld. Sindsdien heeft zij geen werkzaamheden voor Cantorclin meer verricht.
De standpunten van partijen
3. [A] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Cantorclin heeft haar geschorst. Dit kan evenwel slechts een gedeeltelijke schorsing zijn, aangezien [A] nadien (zij het voor minder uren) nog steeds werkzaamheden voor Cantorclin heeft verricht, tot aan haar ziekmelding. De schorsing heeft in dit geval - in strijd met het karakter van een schorsing - geen tijdelijk karakter, nu [A] sinds december 2012 niet meer haar volledige uren mag werken. Bij een schorsing dient het loon van een werknemer gewoon (volledig) te worden doorbetaald. Het valt [A] niet te verwijten dat zij niet in de gelegenheid wordt gesteld om het volledige aantal overeengekomen uren te werken. Zij is bereid om de bedongen werkzaamheden te verrichten. [A] heeft dan ook recht op betaling van achterstallig salaris en doorbetaling van loon, op basis van het overeengekomen aantal uren van 30 per week.
4. Cantorclin betwist het gevorderde. Zij stelt daartoe dat aan [A] de maatregel van schorsing zonder behoud van loon is opgelegd in verband met het stelselmatig disfunctioneren van [A] op de schoonmaaklocatie GGZ. Als werkgever is Cantorclin bevoegd om haar werkneemster [A] te schorsen. De toepasselijke CAO biedt Cantorclin de mogelijkheid om een niet naar behoren functionerende werknemer voor een aantal dagen te schorsen. Bij een schorsing verspeelt een werknemer, aldus Cantorclin, het recht op loonbetaling. Als [A] haar inzet had verbeterd, dan was zij niet geschorst en had zij geen gedeeltelijk verlies van loon hoeven hebben. [A] zal door Cantorclin in de gelegenheid worden gesteld om op termijn weer toe te groeien naar het overeengekomen aantal uren per week. Thans krijgt [A] het aantal feitelijk gewerkte uren door Cantorclin uitbetaald.
De beoordeling van het geschil
5.1. Het spoedeisend belang bij de vorderingen van [A] wordt voldoende aanwezig geacht, nu deze vorderingen strekken tot (door)betaling van loon. Aangenomen mag worden dat [A] dit loon nodig heeft om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.
5.2. De kantonrechter stelt allereerst vast dat tussen partijen thans in confesso is dat het bruto uurloon van [A] vanaf 1 januari 2013 € 11,02 bruto per uur bedraagt en niet het door [A] in de dagvaarding ter zake genoemde bedrag van € 11,90 bruto per uur.
5.3. Op grond van artikel 7:628 lid 1 BW behoudt de werknemer het recht op het naar tijdsruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. Een schorsing komt altijd voor rekening van de werkgever, ook als de werknemer aanleiding heeft gegeven tot die maatregel (vgl. HR 21 maart 2003, JAR 2003/91). Dat betekent dan ook dat, anders dan Cantorclin kennelijk meent, zij óók loon aan [A] is verschuldigd voor de uren waarvoor zij [A] heeft geschorst. Voor het slagen van een loonvordering ex artikel 7:628 BW is noodzakelijk dat de werknemer bereid is om de betrokken arbeid te verrichten (vgl. HR 19 december 2003, JAR 2004/14). In dat verband stelt de kantonrechter vast dat uit de brief van haar gemachtigde van 14 december 2012 volgt dat [A] zich bereid heeft verklaard om de overeengekomen arbeid te verrichten. De kantonrechter zal voorbijgaan aan het verweer van Cantorclin dat de CAO toelaat dat [A] in geval van slecht functioneren - zonder behoud van loon - voor een periode van vijf dagen kan worden geschorst. Nog daargelaten dat de schorsing inmiddels al veel langer dan bedoelde vijf dagen duurt, is dit verweer op geen enkele wijze nader onderbouwd. Zo heeft Cantorclin nagelaten om aan te geven op welke specifieke CAO-bepaling het verweer is gegrond. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat er in het onderhavige geval sprake is van een algemeen verbindend verklaarde CAO (2012/2013). De daarin geregelde arbeidsvoorwaarden moet de rechter ambtshalve toepassen (vgl. HR 14 februari 2003, JAR 2003/72). Lezing van deze CAO leidt tot de conclusie dat daarin niet de door Cantorclin genoemde mogelijkheid van tijdelijke schorsing zonder behoud van loon is opgenomen. In uitzonderlijke omstandigheden is matiging van een loonvordering bij een schorsing mogelijk. Van het bestaan van dergelijke omstandigheden is hier echter niet gebleken
5.4. Gelet op het voorgaande dient Cantorclin [A] het loon te betalen behorende bij de - niet in geschil zijnde - overeengekomen arbeidsomvang van 30 uur per week.
5.4.1. Over de periodes 12/2012 en 13/2012 had [A] mitsdien recht op betaling van een bedrag van 30 x € 10,80 bruto x 4 = € 1.296,- bruto per periode. Over periode 12/2012 heeft [A] slechts een bedrag van € 434,70 bruto ontvangen, zodat Cantorclin haar nog een bedrag van € 861,30 bruto dient te voldoen. Over periode 13/2012 heeft [A] slechts een bedrag van € 302,40 bruto ontvangen, zodat Cantorclin haar nog een bedrag van
€ 993,60 bruto dient te voldoen. De betreffende vorderingen zijn toewijsbaar.
5.4.2. Over de periode 1/2013 had [A] recht op betaling van een bedrag van 30 x 4 x
€ 11,02 bruto = € 1.322,40 bruto. Ter zake heeft [A] slechts een bedrag van
€ 564,13 bruto ontvangen, zodat Cantorclin haar nog een bedrag van € 758,27 bruto dient te voldoen. De vordering betreffende loon over deze periode is dan ook in zoverre toewijsbaar.
5.4.3. Uit het vorenstaande volgt tevens dat Cantorclin [A] tevens vanaf loonperiode 2/2013 en daarna het loon behorende bij de overeengekomen arbeidsomvang van 30 uur per week dient te voldoen. De daarmee samenhangende vordering is dan ook toewijsbaar, waarbij het verschuldigde loon wordt vastgesteld op 30 x 4 x € 11,02 = € 1.322,40 bruto per loonperiode.
5.5. De gevorderde wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW is naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar. Voor matiging van deze vordering ziet de kantonrechter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding.
5.6. De gevorderde wettelijke rente over het achterstallige loon is als onbetwist toewijsbaar, met dien verstande dat deze vordering toewijsbaar is vanaf de dag van dagvaarding.
5.7. Cantorclin zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 98,82
- griffierecht € 75,00
- salaris gemachtigde € 400,00 (2 punten x tarief € 200,00)
totaal € 573,82.
Beslissing
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
I. veroordeelt Cantorclin tot betaling aan [A] van achterstallig loon, voor periode 12/2012 vastgesteld op € 861,30 bruto, voor periode 13/2012 vastgesteld op € 993,60 bruto en voor periode 1/2013 vastgesteld op € 758,27 bruto;
II. veroordeelt Cantorclin tot betaling aan [A] van het aan [A] verschuldigde brutoloon ad € 1.322,40 bruto per loonperiode vanaf 1 februari 2013 tot aan het tijdstip dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd, op de gebruikelijke tijdstippen en op de gebruikelijke wijze, onder afgifte van de bijbehorende loonspecificaties;
III. veroordeelt Cantorclin tot betaling aan [A] van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het sub I. genoemde achterstallige loon en tot betaling van de wettelijke rente over dat achterstallige loon, dat laatste vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt Cantorclin in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 573,82, waarvan te voldoen aan de griffier van de rechtbank een bedrag van € 98,82 aan dagvaardingskosten;
V. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.