ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/17/119706/ HA ZA 12-139
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging huurovereenkomst tussen gemeente en stichting sportvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Sportbelangen Rauwerd/Poppenwier en de Gemeente Boarnsterhim. De stichting vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst die op 29 maart 1982 was gesloten. De stichting stelde dat de gemeente onvoldoende onderhoud had gepleegd aan de tennisbanen en dat de opzegging van de overeenkomst door de gemeente niet rechtsgeldig was. De gemeente had de overeenkomst opgezegd per 1 oktober 2012, met als argument dat de tennisbanen niet meer als basissportvoorzieningen werden beschouwd en dat de stichting een uitzonderingspositie innam ten opzichte van andere sportverenigingen in de gemeente.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid tot opzegging van de overeenkomst had kunnen besluiten. De rechtbank stelde vast dat de gemeente het reguliere onderhoud aan de tennisbanen had uitgevoerd, maar dat er geen contractuele verplichting bestond voor het uitvoeren van groot onderhoud. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van de overeenkomst rechtsgeldig was en dat de vorderingen van de stichting moesten worden afgewezen. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.931,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor gemeenten om huurovereenkomsten op te zeggen, mits dit gebeurt in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid, en dat de belangen van de gemeente in dit geval zwaarder wogen dan die van de stichting.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/119706 / HA ZA 12-139
Vonnis van 27 maart 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING SPORTBELANGEN RAUWERD / POPPINGAWIER E.0,
gevestigd te Raerd,
eiseres,
advocaat mr. I.J. Woltman te Leeuwarden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BOARNSTERHIM,
zetelend te Grou,
gedaagde,
advocaat mr. M. Bauman te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna de stichting en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 30 augustus 2012
- de conclusie na comparitie tevens akte wijziging - vermeerdering - van eis
- de conclusie van dupliek tevens antwoordakte
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De feiten
2.1. In deze procedure zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. De weergave van de feiten is (grotendeels) ontleend aan het tussen partijen in deze kwestie gewezen vonnis in kort geding d.d. 17 augustus 2011.
2.2. De gemeente is onder meer eigenaar van een aantal sportvoorzieningen te Raerd (Rauwerd), waaronder de tennisbanen, het sportveld (kaatsveld), de ijsbaan en de kleedgelegenheid bij de ijsbaan.
2.3. Op 29 maart 1982 is tussen de toenmalige gemeente Rauwerderhem en de stichting een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) met betrekking tot het beheer van:
a. het sportveld (kaatsveld) en de tennisbanen te Raerd;
b. de kleedgelegenheid bij de ijsbaan te Raerd;
c. de ijsbaan te Raerd;
d. het sportveld te Poppingawier omvattende het kaatsveld, de buitenmanege en het daarop aanwezige sportgebouw.
2.4. In voornoemde overeenkomst is onder meer bepaald:
"Artikel 1. Aard van de overeenkomst.
Een overeenkomst van beheer van gemeentelijke sportvoorzieningen als bedoeld in de "Verordening, regelende de algemene voorwaarden waaronder door de gemeente gemeentelijke sportvoorzieningen in beheer worden gegeven aan plaatselijke sportstichtingen", vastgesteld bij raadsbesluit van 17 maart 1982 nr. 8b, waarvan een als zodanig gewaarmerkt exemplaar aan deze overeenkomst is gehecht en geacht wordt daarmee een onverbreeklijk geheel te vormen.
(…)
Artikel 3. Duur der overeenkomst.
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 4. Opzegging der overeenkomst.
De overeenkomst kan door de stichting telkenmale per 1 januari van ieder jaar worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden. Opzegging van de overeenkomst door de gemeente kan uitsluitend plaats vinden, wanneer de stichting handelt in strijd met de van toepassing zijnde artikelen van bovengenoemde voorwaarden.
Artikel 5. Onderhoud.
De stichting neemt het onderhoud van de in artikel 2 genoemde sportvoorzieningen voor haar rekening voorzover niet anders is bepaald in de bovengenoemde algemene voorwaarden.
Artikel 6. Vergoeding.
Door de stichting zijn jaarlijks de navolgende vergoedingen verschuldigd voor de in beheer gegeven sportvoorzieningen:
1. het sportveld en de tennisbanen te Rauwerd voor f 1.000,--
2. de kleedgelegenheid bij de ijsbaan te Rauwerd voor nihil
3. de ijsbaan te Rauwerd, jaarlijks gedurende de periode van 15 nov. tot en met 15 mrt. voor f 40,--
4. het sportveld te Poppenwier, omvattende:
- het kaatsveld voor f 200,--
- de buitenmanege voor f 100,--
- het sportgebouw voor nihil
Naast de onder 1 tot en met 4 genoemde bedragen zullen onder geen beding extra vergoedingen in rekening worden gebracht ten aanzien van onderhoudskosten en/of kapitaalslasten. "
2.5. In de in artikel 1 van de overeenkomst bedoelde "Verordening, regelende de algemene voorwaarden waaronder door de Gemeente gemeentelijke sportvoorzieningen in beheer worden gegeven aan plaatselijke sportverenigingen", (hierna: de verordening) is in artikel 4 bepaald:
" de sportvoorzieningen worden door de gemeente onderhouden."
2.6. De gemeente Rauwerderhem is ingevolge een gemeentelijke herindeling op 1 januari 1984 opgegaan in de (huidige) gemeente Boarnsterhim.
2.7. Vanaf de totstandkoming van de overeenkomst heeft de gemeente het reguliere onderhoud aan de aan de stichting in beheer gegeven sportvoorzieningen voor haar rekening genomen. Groot onderhoud is sindsdien nimmer verricht door de gemeente. Alle tennisverenigingen binnen de gemeente, behalve die in Raerd, voeren thans het regulier en het groot onderhoud aan hun tennisbanen voor eigen rekening uit.
2.8. De toplaag en de drainage van de tennisbanen zijn al jaren van matige kwaliteit. Ook is er sprake van een drainageprobleem bij het sportveld (kaatsveld) te Raerd. De gemeente en de stichting zijn vanaf 2006 in gesprek gegaan over de voorwaarden waaronder de gemeente de kosten van de renovatie van de tennisbanen voor haar rekening zou nemen en de stichting zou meewerken aan een vorm van privatisering van de tennisbanen. De gemeente wilde daarbij toewerken naar een situatie waarbij de stichting verantwoordelijk zou worden voor het onderhoud van de sportvoorzieningen en voor het gebruik van de tennisbanen - die door de gemeente niet langer als basissportvoorziening worden gezien - een huurprijs zou betalen die gelijk was aan de huurprijzen die door de andere tennisverenigingen binnen de gemeente worden betaald.
2.9. In september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders een voorstel aan de gemeenteraad gedaan strekkende tot renovatie van de tennisbanen, meer in het bijzonder de toplaag en de drainage. Het voorstel was om hiervoor een bedrag van
€ 41.000,- ter beschikking te stellen. De gemeenteraad heeft dit voorstel afgewezen en de onderhandelingen tussen de gemeente en de stichting zijn vervolgens enige tijd stil komen te liggen.
2.10. In verband met achterstallig onderhoud aan gemeentelijke sportvoorzieningen heeft de gemeente in 2008 een zogeheten 'nulmeting' gehouden, waaruit is gebleken dat het sportveld te Raerd een drainageprobleem heeft en dat de tennisbanen dienen te worden gerenoveerd. Aan kosten is hiervoor een bedrag van € 50.000,- begroot, te vermeerderen met een bedrag van € 10.000,- voor jaarlijks onderhoud. De gemeente heeft de resultaten van de nulmeting bij brief van 1 april 2009 aan de stichting toegezonden.
2.11. De gemeente en de stichting zijn vervolgens weer in gesprek gegaan over het onderhoud en de privatisering van de tennisbanen te Raerd. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente de stichting bij brief van 26 oktober 2009 onder meer medegedeeld:
"U hebt in het overleg van 17 september 2009 aangegeven in te zien dat het beginsel van gelijkheid zou behoren te worden toegepast bij alle tennisbanen. Implementatie van een vorm van privatisering is mogelijk na de grondige renovatie van de huidige banen en de oefenhoek. De gemeente heeft een bedrag gereserveerd voor het uitvoeren van groot onderhoud aan de tennisbaan. Hierbij is uitgegaan van de aanleg van een nieuwe gravelbaan. Het gaat om een maximumbedrag (inclusief alle kosten) van € 70.000,-. U hebt aangegeven dat u hierover overleg moet voeren met uw achterban. (…)"
2.12. De gemeente heeft in november 2009 de beschikbare offertes en de onderliggende opdrachtomschrijving met betrekking tot de renovatie aan de stichting toegezonden. In een overleg op 18 november 2009 heeft de gemeente aan de stichting medegedeeld dat na 2009 de daarvoor beschikbare financiële middelen zouden komen te vervallen.
Op 8 december 2009 heeft een vervolgoverleg plaatsgevonden. In dit overleg zijn de volgende afspraken gemaakt, zoals weergegeven in een e-mail van de gemeente aan de stichting van diezelfde datum:
- binnen 2 weken e-mailt de stichting een voorstel waarin staat aangegeven op welke wijze zij een bijdrage kan leveren aan het realiseren van een kunststof/grastennisbaan.
- de gemeente zal de financiële middelen nog tijdelijk vast houden in januari;
- de gemeente zal zorgen voor een (concept) gebruikersovereenkomst waarin de privatisering is geregeld;
- dinsdag 12 januari is er een nieuw overleg, dit is een go/no go moment.
2.13. De provincie Fryslân heeft de gemeente eind 2007 medegedeeld dat zij onder preventief toezicht wordt gesteld omdat de begroting niet in evenwicht was. Het preventief toezicht is met ingang van 1 januari 2010 omgezet in definitief toezicht. Tegelijkertijd is er een verzoek ingediend bij het Rijk voor een aanvullende uitkering uit het gemeentefonds ex artikel 12 Financiële verhoudingswet, welk verzoek is gehonoreerd. Aan deze extra uitkering zijn echter (strenge) voorwaarden verbonden met betrekking tot het op orde brengen van de financiële huishouding van de gemeente.
2.14. De stichting heeft de gemeente bij e-mail van 11 januari 2010 bericht dat met de geformuleerde uitgangspunten niet tot een adequate oplossing kan worden gekomen. In reactie hierop heeft de gemeente de stichting bij e-mail van 25 januari 2010 laten weten dat het aanbod van de gemeente tot 1 februari 2010 geldt en daarna vervalt, en daarmee ook de gereserveerde financiële middelen. Voorts heeft de gemeente in deze e-mail aan de stichting verzocht om schriftelijk aan te geven hoe men denkt over het renoveren en privatiseren van de tennisbanen.
2.15. De stichting heeft de gemeente bij e-mail van 2 februari 2010 - samengevat - medegedeeld dat het privatiseren van de tennisbanen voor haar niet interessant is, in verband met de financiële verplichtingen die daarmee samenhangen.
2.16. De gemeente heeft de overeenkomst van partijen opgezegd bij brief aan de stichting van 15 juni 2010. In deze brief meldt de gemeente onder meer:
"Op het met u gevoerde overleg van 7 juni 2010 hebben wij u te kennen gegeven de overeenkomst met de Stichting Sportbelangen Raerd/Poppenwier en omgeving (hierna te noemen: de SSR) te willen beëindigen door deze overeenkomst op te zeggen. Wij zijn van mening dat deze overeenkomst, gelet op de inhoud en de hieruit voortvloeiende rechtsgevolgen niet in stand kan blijven aangezien de inhoud van de overeenkomst niet meer aansluit bij het beleid dat door de gemeente Boarnsterhim ter zake wordt gevoerd. (…) Ter toelichting geldt het navolgende:
(…)
In de overeenkomst zelf zijn geen bepalingen opgenomen over het beëindigen van de overeenkomst door de opzegging daarvan, zodat de gemeente Boarnsterhim zich hier beroept op het bepaalde in artikel 6:248 BW.
(…)
De huurprijzen die alle sportverenigingen aan de gemeente moeten betalen, zijn vastgesteld aan de hand van het accommodatiebeleid. De huurprijzen die door de SSR worden betaald voor de in artikel 2 opgenomen voorzieningen, wijken hiervan af ten gunste van de SSR. Dit brengt mee dat de SSR minder aan de gemeente betaalt voor het gebruiken van de gemeentelijke sportvoorzieningen dan de andere verenigingen binnen de gemeente voor vergelijkbare voorzieningen.
Met de SSR is overleg gevoerd over het aanpassen van de huurprijzen aan het accommodatiebeleid van de gemeente. Bij schrijven van 5 maart 2010 en 19 april 2010, heeft de SSR schriftelijk te kennen dat de SSR niet akkoord gaat met het hanteren van tarieven zoals weergegeven in het accommodatie-beleid en zich ook niet aan dit gemeentelijk beleid gebonden acht. De SSR beroept zich daarbij op de inhoud van de overeenkomst uit 1982.
Het vorenstaande brengt met zich dat ten opzichte van de andere sportverenigingen, de SSR een uitzonderingspositie inneemt. Wij achten dit in strijd met de rechtsgelijkheid. Er zijn geen objectieve redenen aanwezig die rechtvaardigen dat de SSR in dit geval (nog langer) een uitzonderingspositie kan innemen.
Voorts is u bekend dat de tennisbaan te Raerd dient te worden gerenoveerd. Met de heer [X] - hierbij handelende namens de tennisvereniging - is verschillende malen overleg gevoerd over het uitvoeren van renovatiewerkzaamheden aan de tennisbaan. Wij hebben daarbij te kennen gegeven dat de gemeente Boarnsterhim na het uitvoeren van deze werkzaamheden de tennisbaan gedeeltelijk wil privatiseren, gelijk ook het geval is met alle andere tennisverenigingen binnen de gemeente. De privatisering brengt in dit geval wel met zich mee dat de tennisvereniging na het uitvoeren van de renovatiewerkzaamheden, zelf verantwoordelijk is voor het onderhoud van de tennisbaan en daarvoor ook de kosten draagt, zoals ook het geval is bij andere tennisverenigingen.
Bij email van 2 februari 2010 heeft de heer [X] aangegeven dat het privatiseren van de bestaande graveltennisbaan voor de tennisvereniging geen optie is. (…)
Namens de tennisvereniging is tevens aangegeven dat het privatiseren van de tennisbaan nadat er bijvoorbeeld een kunstgrasbaan is aangelegd wellicht bespreekbaar zou zijn. Het aanbrengen van een veel duurdere kunstgrasbaan moet daarbij wel volledig door de gemeente worden betaald. Een kunstgrasbaan is veel duurder in aanschaf maar goedkoper in onderhoud. De heer [X] heeft namens de tennisvereniging ook aangegeven hieraan geen enkele financiële bijdrage te willen leveren. Dit brengt met zich dat de aanlegkosten van een kunstgrasbaan alleen voor rekening van de gemeente Boarnsterhim zullen komen. Wij achtten dit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur aangezien de tennisvereniging hier wederom bevoordeeld zou worden.
Naar aanleiding van vorenstaande zijn wij van mening dat wij aan de tennisvereniging twee redelijke alternatieven hebben aangeboden, die ook met vertegenwoordigers van de tennisvereniging zijn besproken. De heer [X] heeft echter beide alternatieven afgewezen.
Het zal u ongetwijfeld bekend zijn dat de financiële positie van de gemeente Boarnsterhim niet rooskleurig is en dat er een procedure loopt waarbij de gemeente Boarnsterhim een "artikel 12 status" zal krijgen. (…) De gemeente Boarnsterhim heeft geen budget om de kosten van een duurdere kunstgrasbaan alleen te financieren. Omdat de uitgave ook niet strikt noodzakelijk is, zal de financiële toezichthouder van de gemeente geen medewerking verlenen aan het aanleggen van een kunstgrasbaan op kosten van de gemeente. (…)
3. Conclusie
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zijn wij van mening dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, er voor de gemeente Boarnsterhim een voldoende zwaarwegend belang bestaat om de bestaande huurovereenkomst op te zeggen. Het is voor de gemeente onaanvaardbaar om de overeenkomst onder gelijkblijvende omstandigheden in stand te laten. Daarbij komt, ook na afweging van de belangen van de SSR op voortzetting van de overeenkomst, er geen objectieve feiten en omstandigheden aanwezig zijn die rechtvaardigen dat de SSR ten opzichte van andere sportverenigingen blijvend een uitzonderingspositie kan innemen.
4. Ontruiming van de sportvoorzieningen
Zoals bovenstaand al is aangegeven blijkt dat wanneer de overeenkomst wordt opgezegd op basis van het bepaalde in artikel 6:248 BW aan de SSR een redelijke opzegtermijn moet worden geboden. Wij delen u hierbij mede dat wij de overeenkomst hierbij opzeggen per 1 oktober 2012. Dit brengt mee dat de sportvoorzieningen als bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst tot en met 31 augustus 2012 kunnen worden gebruikt. Hierna zullen de sportvoorzieningen door u moeten worden ontruimd. (…)"
2.17. Na de opzegging van de overeenkomst hebben de gemeente en de stichting nog enige tijd schriftelijk gecorrespondeerd over een mogelijke oplossing. Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt. De stichting heeft vervolgens een kort geding aanhangig gemaakt. Op 17 augustus 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden de door de stichting ingestelde vordering tot het (laten) uitvoeren van groot onderhoud door de gemeente, afgewezen. De voorzieningenrechter heeft in haar vonnis geconcludeerd dat niet valt uit te sluiten dat de opzegging van de overeenkomst door de gemeente in een bodemprocedure stand zal houden. Tegen deze achtergrond kan van de gemeente - gelet op de korte resterende looptijd van de overeenkomst (tot het najaar van 2012) en de aanzienlijke kosten die samenhangen met het gewenste groot onderhoud - in redelijkheid niet worden gevergd dat er nog groot onderhoud wordt gepleegd aan de tennisbanen en het sportveld te Raerd, aldus de voorzieningenrechter.
2.18. In de periode eind 2011, begin 2012 zijn nadere gesprekken tussen partijen gevoerd die niet tot een oplossing van de geschillen tussen partijen geleid. Gelet hierop heeft de stichting besloten tot het aanhangig maken van een bodemprocedure.
3. Het geschil
3.1. De stichting vordert primair (samengevat):
1. een verklaring voor recht dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door nimmer, althans onvoldoende het reguliere en het groot onderhoud aan de tennisbanen uit te voeren;
2. een veroordeling van de gemeente tot het laten verrichten van onderzoek door Oranjewoud naar de kwaliteit van de onderbouw, de lava en het zand van de tennisbanen op een nader omschreven wijze en op straffe van een dwangsom;
3. een veroordeling van de gemeente om binnen 2 maanden na de uitkomst van voornoemd onderzoek zorg te dragen voor de realisering van groot onderhoud aan de tennisbanen op een nader omschreven wijze en op straffe van een dwangsom;
4. een verklaring voor recht dat de opzegging zoals die door de gemeente heeft plaatsgevonden bij brief d.d. 15 juni 2010 niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en de gemeente zich dient te houden aan de overeenkomst d.d. 29 maart 1982, waarbij indien de rechtbank tot de conclusie komt dat wel opzegging heeft mogen plaatsvinden, in ieder geval wordt gevorderd te bepalen dat een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen dan de thans in acht genomen termijn van 2 jaar.
3.2. De stichting vordert subsidiair (samengevat)
1. een verklaring voor recht dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door nimmer, althans onvoldoende het reguliere en het groot onderhoud aan de tennisbanen uit te voeren en derhalve schadeplichtig is jegens de stichting;
2. veroordeling van de gemeente om ter begroting van de door de stichting geleden schade een onderzoek te laten verrichten door Oranjewoud naar de kwaliteit van de onderbouw, de lava en het zand van de tennisbanen op een nader omschreven wijze en op straffe van een dwangsom;
3. veroordeling van de gemeente tot betaling aan de stichting een bedrag van
€ 45.617,- indien uit het onderzoek mocht blijken dat het lava en zand niet behoeven te worden vervangen;
4. veroordeling van de gemeente tot betaling aan de stichting van een bedrag van
€ 84.942,- indien uit het onderzoek blijkt dat het lava en zand wel moeten worden vervangen;
5. een verklaring voor recht dat de opzegging zoals die door de gemeente heeft plaatsgevonden bij brief d.d. 15 juni 2010 niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en de gemeente zich dient te houden aan de overeenkomst d.d. 29 maart 1982, waarbij indien de rechtbank tot de conclusie komt dat wel opzegging heeft mogen plaatsvinden in ieder geval wordt gevorderd te bepalen dat een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen dan de thans in acht genomen termijn van 2 jaar.
3.3. De gemeente voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooraf
De stichting heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de opzegging van de overeenkomst door de gemeente bij brief d.d. 15 juni 2010 niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door geen althans onvoldoende het regulier en het groot onderhoud aan de tennisbanen uit te voeren. De rechtbank zal als eerste ingaan op de vraag of de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten, omdat het antwoord op deze vraag kan meewegen als omstandigheid bij de beoordeling van de vraag of de opzegging al dan niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
4.2. Toerekenbare tekortkoming
4.2.1. De stichting heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door geen (groot) onderhoud uit te voeren aan de tennisbanen gewezen op het bepaalde in de overeenkomst en in de verordening. Zij stelt voorts dat 30 jaar geleden het principe van privatisering nog niet gold en dat overheden werkzaamheden uitvoerden tegen een door de burger te betalen vergoeding. Hieruit kan afgeleid worden dat partijen bij aanvang van de overeenkomst de bedoeling hadden dat de gemeente het groot onderhoud voor haar rekening zou nemen, aldus de stichting. De stichting wijst er verder op dat de gemeente wel haar verantwoordelijkheid heeft genomen met betrekking tot het groot onderhoud van het kaatsveld. Voorts kan de verplichting tot het uitvoeren van het groot onderhoud volgens de stichting afgeleid worden o.a. uit het (bij de feiten onder 2.9 vermelde) raadsvoorstel uit september 2006 met hierin het voorstel om geld beschikbaar te stellen voor de renovatie van de tennisbanen. Bij de toelichting op het voorstel wordt immers melding gemaakt van de verplichting van de gemeente om over te gaan tot renovatiewerkzaamheden, aldus de stichting.
4.2.2. De gemeente betwist dat zij ten aanzien van het groot onderhoud aan de tennisbanen onderhoudsplichtig is. De gemeente voert tot haar verweer aan dat in de overeenkomst en in de verordening geen eenduidige regeling is opgenomen over het onderhoud en dat evenmin is geregeld aan welke eisen de baan moet voldoen. Het is daarbij nog maar de vraag of de verordening na de gemeentelijke herindeling haar werking heeft behouden. De gemeente wijst verder op de door de stichting betaalde - zeer lage - huurprijs voor de in beheer gegeven sportvoorzieningen. Gelet hierop kan worden aangenomen dat de onderhoudsverplichtingen van de gemeente alleen zien op het reguliere onderhoud, welk onderhoud zij sinds de totstandkoming van de overeenkomst voor haar rekening heeft genomen, aldus de gemeente. De gemeente voert voorts aan dat uit het feit dat de kaatsbaan wel is gerenoveerd ook niet kan worden afgeleid dat de gemeente gehouden is tot het verrichten van groot onderhoud aan de tennisbanen. Het uitgevoerde groot onderhoud aan de kaatsbaan is gebaseerd op sportaccommodatiebeleid, de kaatsbaan neemt hierin (als basissportvoorziening) een andere positie in dan de tennisbanen. Het onderhoud is dan ook niet gepleegd ter uitvoering van enige contractuele verplichting, aldus de gemeente. Met betrekking tot mededelingen uit 2006 en het voorstel aan de gemeenteraad om tot een bepaald bedrag renovatiewerkzaamheden aan de tennisbanen uit te voeren, heeft de gemeente aangevoerd dat het hier ging om voorstellen en besprekingen in het kader van de door de gemeente gewenste privatisering. De uitlatingen die door de gemeente gedaan zijn moeten in dat licht worden bezien.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.2.3. De rechtbank stelt vast dat de gemeente, gelet op de in 1982 tussen partijen gesloten overeenkomst en de op deze overeenkomst van toepassing verklaarde verordening, gehouden is tot het verrichten van "onderhoud" aan de tennisbaan. Partijen verschillen er niet over van mening dat de onderhoudsverplichting van de gemeente in ieder geval het reguliere onderhoud betreft. Voor zover de stichting zich op het standpunt stelt dat de gemeente op het punt van het reguliere onderhoud tekort is geschoten, hetgeen door de gemeente wordt betwist, had het op de weg van de stichting gelegen om haar stelling nader te onderbouwen. Nu een onderbouwing ontbreekt en de stichting aldus onvoldoende aan haar stelplicht heeft voldaan, is nadere bewijslevering (door het horen van getuigen) niet aan de orde. De rechtbank gaat er dan ook in rechte vanuit dat de gemeente verantwoordelijk was voor het reguliere onderhoud aan de tennisbanen vanaf de ingangsdatum van de overeenkomst en dat de gemeente dit onderhoud door de jaren heen ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd.
4.2.4. Partijen verschillen voornamelijk van mening over de vraag of in de overeenkomst en in de verordening tevens ligt besloten dat de gemeente verplicht is tot het verrichten van groot onderhoud en aldus gehouden is het (laten) uitvoeren van volgens de stichting noodzakelijke renovatiewerkzaamheden aan de tennisbanen. Bij de beoordeling van de vraag wat partijen zijn overeengekomen zal de rechtbank in de eerste plaats bezien wat partijen hierover schriftelijk zijn overeengekomen. Tevens is van belang de uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.2.5. De rechtbank is van oordeel dat de bepaling "dat de sportvoorzieningen door de gemeente worden onderhouden" te weinig specifiek is om hierin mede een verplichting te lezen voor de gemeente om groot onderhoud uit te voeren. In de overeenkomst, noch in de verordening wordt over groot onderhoud gerept. De rechtbank is voorts van oordeel dat evenmin kan worden vastgesteld dat partijen ten tijde van het aangaan van de overeenkomst - ruim 30 jaar geleden - de wederzijds kenbare bedoeling hebben gehad dat het groot onderhoud aan de tennisbanen zonder meer door en op kosten van de gemeente gedaan zou worden. De enkele stelling van de stichting dat deze bedoeling van partijen kan worden afgeleid uit de oorspronkelijke achtergrond bij de overeenkomst (namelijk dat de overheid in beginsel dit soort werkzaamheden tegen een vergoeding uitvoerde) is onvoldoende, mede in het licht van het feit dat de door de stichting betaalde vergoeding/huur voor de aan haar in beheer gegeven tennisbanen op een zeer laag bedrag is vastgesteld. De rechtbank merkt in dit verband op dat het onweersproken is gebleven dat de door de stichting betaalde huurprijs zelfs de kosten van het reguliere onderhoud niet (meer) kon dekken. Het lag naar het oordeel van de rechtbank dan ook op de weg van de stichting om voldoende te onderbouwen dat het, ondanks de lage huurprijs, de bedoeling van partijen is geweest om de gemeente verantwoordelijk te houden voor het groot onderhoud. Een nadere onderbouwing, bijvoorbeeld aan de hand van verklaringen van personen die bij de totstandkoming van de overeenkomst waren betrokken of correspondentie uit die periode ontbreekt echter. De stichting heeft geen (algemeen) bewijsaanbod gedaan en de kantonrechter ziet geen aanleiding om de stichting ambtshalve toe te laten tot (nadere) bewijslevering op dit punt door middel van getuigen.
4.2.6. Uit de overige stellingen van de stichting kan ook niet gevolgtrekking gemaakt worden dat de gemeente contractueel gehouden was om groot onderhoud aan de tennisbanen te plegen. De gemeente heeft voldoende gemotiveerd weersproken dat het groot onderhoud aan het kaatsveld heeft plaatsgevonden op basis van het uit 1982 daterende contract, maar dat het hier een beslissing betrof op grond van het vastgestelde sportaccommodatiebeleid. De rechtbank heeft geen aanleiding om deze uitleg niet te volgen. De rechtbank heeft evenmin aanleiding om te twijfelen aan de door de gemeente gegeven toelichting dat de onderhandelingen zoals die vanaf 2006 hebben plaatsgevonden tussen de stichting en de gemeente gericht waren op privatisering van de tennisvoorzieningen, zodat de uitlatingen van de gemeente in dat kader geplaatst moeten worden. Dit betekent dat het tot de gemeenteraad gerichte voorstel tot betaling van renovatiekosten en de mededelingen die in dit verband zijn gedaan los gezien moeten worden van de bestaande contractuele verplichtingen van de gemeente.
4.2.7. De rechtbank komt op grond van vorenstaande overwegingen tot de conclusie dat, nu de gemeente het reguliere onderhoud aan de tennisbanen daadwerkelijk heeft uitgevoerd en niet kan worden vastgesteld dat de gemeente contractueel verplicht was tot het uitvoeren van groot onderhoud, er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de gemeente in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de uitvoering van het onderhoud aan de tennisbanen. Daarmee is er ook geen grondslag voor het laten uitvoeren van een onderzoek naar de kwaliteit van de tennisbanen en het zorg laten dragen voor de realisering van groot onderhoud. Evenmin is er een grondslag voor schadevergoeding wegens nalatig groot onderhoud.
4.3. Opzegging
4.3.1. De stichting stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de gemeente om de overeenkomst tussen partijen op te zeggen geen stand kan houden. De stichting stelt - kort gezegd - dat, nu een opzegging op grond van de overeenkomst niet mogelijk, alleen kan worden opgezegd indien sprake is van voldoende zwaarwegende redenen aan de zijde van de gemeente. De in de brief van 15 juni 2006 genoemde argumenten (lage huurprijs, hoge kosten gemoeid met renovatie, de financiële positie van de gemeente en de afgebroken onderhandelingen en feit dat de tennisbaan in Raerd de enige nog niet geprivatiseerde tennisbaan in de gemeente is) zijn onvoldoende zwaarwegend om een dergelijke opzegging te kunnen dragen. Volgens de stichting moet rekening gehouden worden met het feit dat het voortbestaan van de stichting en van de aangesloten verenigingen afhangt van het voortbestaan van de overeenkomst. De stichting stelt voorts dat de gemeente in feite niet de overeenkomst wil beëindigen, maar dat zij de voorwaarden wil veranderen. Het noodzakelijke onderhoud aan de tennisbaan dat door de gemeente moet worden uitgevoerd, heeft de gemeente gebruikt als pressiemiddel voor de onderhandelingen. De stichting stelt dat in ieder geval niet eerder kan worden opgezegd dan ná het moment waarop de gemeente aan haar (onderhouds)verplichtingen heeft voldaan.
4.3.2. De gemeente voert tot haar verweer aan - samengevat - dat een (onbenoemde) duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is. De gemeente betwist dat zij de overeenkomst uitsluitend vanwege een zwaarwegende reden mag opzeggen en verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2011 betreffende Gemeente/SNU en Stedin. De aard van de overeenkomst - het betreft hier een overeenkomst tussen overheid en privaatrechtelijke rechtspersoon - en de eisen van redelijkheid en billijkheid brengen in het onderhavige geval mee dat de overeenkomst wel degelijk opzegbaar is. De gemeente wijst er op dat 30 jaar geleden andere beleidsinzichten golden en dat de overheid in het verleden veel meer taken tot haar publieke takenpakket rekende dan tegenwoordig nog het geval is. Van de huidige financiële problemen van de gemeente was destijds nog geen sprake, aldus de gemeente. Tegenover de grote belangen van de gemeente bij opzegging van de overeenkomst staat het geringe belang van de stichting bij voortzetting hiervan. De leden van de bij de stichting aangesloten tennisvereniging kunnen op diverse plaatsen in de buurt van Raerd tennissen, aldus de gemeente. De gemeente voert verder aan dat hoewel voor de opzegging geen zwaarwegende redenen nodig waren, die redenen er wel waren. De gemeente heeft weersproken dat het haar financieel beter gaat en dat er budget beschikbaar is voor onderhoud van de tennisbanen. Zij stelt dat het gelet hierop en in het licht van haar beleid niet langer verantwoordelijk dat de stichting als enige organisatie binnen de gemeente niet zelf de kosten van het onderhoud voor de tennisbanen draagt. Met opzegging van de overeenkomst wordt de bevoorrechte positie van de stichting beëindigd, wat leidt tot meer rechtsgelijkheid. De gemeente voert voorts aan dat zij zich voldoende heeft ingespannen om met de stichting tot een regeling te komen, maar dat het de stichting is geweest die de redelijke voorstellen heeft verworpen. Door zich onwrikbaar op te stellen liet de stichting de gemeente geen andere keuze dan de overeenkomst op te zeggen. De gehanteerde opzegtermijn is redelijk te noemen, aldus de gemeente. Daarbij geldt dat de overeenkomst niet verplichtte tot het uitvoeren van het door de stichting gewenste groot onderhoud.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.3.3. In het arrest Gemeente / SNU en Stedin (HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854) heeft de Hoge Raad vooropgesteld dat voor een duurovereenkomst die niet voorziet in een regeling van de opzegging geldt dat die overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Vervolgens heeft de Hoge Raad overwogen dat eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is, indien een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging bestaat, waarbij verwezen wordt naar HR 3 december 1999, LJN AA3821, NJ 2000/120, (Latour - De Bruijn). Uit diezelfde eisen kan, eveneens in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval, voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
In het onderhavige geval is in de overeenkomst wel een mogelijkheid opgenomen voor de gemeente op de overeenkomst op te zeggen, namelijk wanneer de stichting handelt in strijd met de van toepassing zijnde algemene voorwaarden (artikel 4 van de overeenkomst). Omdat over de looptijd van de overeenkomst niets is geregeld, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval in de lijn met voornoemd arrest eveneens als uitgangspunt kan gelden dat de overeenkomst in beginsel - naast de in de overeenkomst genoemde situatie - opzegbaar is met inachtneming van de door de Hoge Raad in voornoemd arrest gegeven maatstaf.
4.3.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente, uitgaande van de maatstaf zoals die door de Hoge Raad in voornoemd arrest is gegeven, in redelijkheid kunnen besluiten tot het opzeggen van de overeenkomst met de stichting. De rechtbank stelt voorop
dat het de gemeente in beginsel vrij staat om haar beleid met betrekking tot gemeentelijke sportaccommodaties te wijzigen. In dit geval hebben gewijzigde inzichten met betrekking tot de vraag welke taken de gemeente tot haar publieke taak moet rekenen, de moeilijke financiële positie van de gemeente en de hieruit voortvloeiende bezuinigingsnoodzaak aan de beleidswijziging ten grondslag gelegen. Niet betwist is dat volgens het gewijzigde beleid de tennisbanen geen deel (meer) uitmaken van de basissportvoorzieningen binnen de gemeente Boarnsterhim, hetgeen betekent dat de gemeente zich in beginsel niet langer verantwoordelijk acht voor het behoud c.q. de instandhouding van deze voorziening. De rechtbank is van oordeel dat de beleidsmatige en financiële belangen van de gemeente voldoende grond opleveren voor opzegging van de overeenkomst met de stichting. De rechtbank heeft bij haar oordeel meegewogen dat de opzegging van de overeenkomst consequenties kan hebben voor de tennissers die in Raerd hun sport willen uitoefenen. Als gevolg van de opzegging van de overeenkomst met de gemeente zouden de banen in Raerd gesloten kunnen worden. Naar het oordeel van de rechtbank weegt echter het belang van de stichting bij onverkorte voortzetting van de overeenkomst minder zwaar dan de belangen van de gemeente bij de opzegging van de overeenkomst. Hierbij speelt een rol dat de gemeente niet zonder meer heeft besloten tot opzegging van de overeenkomst, maar dat zij hiertoe pas heeft besloten nadat de mogelijkheden tot privatisering van de tennisbanen uitgebreid waren onderzocht. De rechtbank verwijst naar de onder de feiten genoemde onderhandelingen zoals die tussen partijen zijn gevoerd. Dat de besprekingen niet hebben geleid tot een oplossing kan de gemeente niet worden verweten. Niet gebleken is dat zij aan de stichting geen redelijk voorstel heeft gedaan tot privatisering van de tennisbanen (welk voorstel door de stichting niet is aanvaard). De stelling van de stichting dat de gemeente het onderhoud ten onrechte heeft gebruikt als pressiemiddel voor de onderhandelingen wijst de rechtbank, als zijnde onvoldoende onderbouwd, van de hand. Het heeft er eerder de schijn van dat de stichting de risico's heeft aanvaard van het op een cruciaal ogenblik zich terugtrekken uit de onderhandelingen met de gemeente.
4.3.5. Naar het oordeel van de rechtbank was het gelet op het vorenstaande niet nodig om nadere (zwaarwegende) gronden aan de opzegging te grondslag te leggen. Dit neemt niet weg dat de overige door de gemeente aan de opzegging ten grondslag gelegde argumenten mede bijdragen aan de beslissing van de rechtbank om de opzegging van de overeenkomst tussen partijen in dit geval redelijk en daarmee rechtsgeldig te achten. Zo heeft de gemeente naar het oordeel van de rechtbank de door haar beoogde rechtsgelijkheid tussen de verschillende tennisverenigingen in aanmerking mogen nemen, nu het tenniscomplex in Raerd het enige nog niet geprivatiseerde complex in de gemeente is en de stichting hiervoor een zeer lage huur betaalt, terwijl het onderhoud niet voor haar rekening komt.
4.3.6. De rechtbank is verder van oordeel dat in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval een voldoende opzegtermijn door de gemeente in acht is genomen. Het gaat hier om een langlopende overeenkomst die niet van de ene op de andere dag kan worden opgezegd. De in acht genomen opzegtermijn van ruim twee jaar is in het licht van alle omstandigheden echter voldoende te achten. De stichting heeft nog gesteld dat een opzegging niet eerder kan plaatsvinden dan na het moment waarop de gemeente aan haar onderhoudsverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank volgt de stichting niet in deze stelling. Voor de gemeente geldt immers alleen de verplichting tot het uitvoeren van het reguliere onderhoud en hieromtrent is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het is gebeurd.
4.3.7. Tot slot dient te worden beoordeeld of de opzegging in het onderhavige geval gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van bijvoorbeeld (schade)vergoeding. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding nu niet gesteld is dat sprake is van schade aan de zijde van de stichting. Daarbij weegt de rechtbank mee dat zij hiervoor onder 4.2.7. heeft geconcludeerd dat geen sprake is geweest van een tekortkoming aan de zijde van de gemeente wegens achterstallig onderhoud, zodat er geen aanleiding is om te bepalen dat in verband hiermee compensatie moet worden geboden.
4.3.8. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de opzegging van de overeenkomst door de gemeente bij brief van 15 juni 2010 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
4.4. Conclusie en proceskosten
4.4.1. De rechtbank komt op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat de vorderingen van de stichting dienen te worden afgewezen.
4.4.2. De stichting zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de gemeente worden begroot
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.931,00.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt de stichting in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gemeente begroot op € 1.931,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.?