ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6174

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-17-125526-KG ZA 13-61
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing geldvordering in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft eiser [A], vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Hoppe, een geldvordering ingesteld in kort geding tegen gedaagden [B], [C], [D], P. Siderius Beheer BV en H. Sijtsma Zweins. De vordering betreft de betaling van parkkosten en andere kosten die door [A] aan gedaagden in rekening zijn gebracht voor het jaar 2013. Gedaagden hebben de verschuldigdheid van deze kosten betwist en hebben verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van [A]. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar een eerder vonnis van de kantonrechter van 5 maart 2013, waarin ook het spoedeisend belang niet werd aangenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de situatie van [A] niet wezenlijk verschilt van die van de eerdere zaak en dat gedaagden hun betalingsverplichtingen op basis van hun verweer mogen betwisten. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van [A] niet aannemelijk zijn en heeft deze afgewezen. Tevens is [A] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagden, vastgesteld op € 1.090,-.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/125526 / KG ZA 13-61
Vonnis in kort geding van 3 april 2013
in de zaak van
[A], h.o.d.n. Bungalowpark Schatzenburg,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F. Hoppe te Alkmaar,
tegen
1. [B],
wonende te [woonplaats],
2. [C],
wonende te woonplaats],
3. [D],
beiden wonende te [woonplaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P. SIDERIUS BEHEER BV,
gevestigd te Menaam,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.A. van der Weijst te Gemonde,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H. SIJTSMA ZWEINS BEHEER BV,
gevestigd te Zweins,
die niet is verschenen.
Partijen zullen hierna [A] en - voor de gedaagden sub 1, 3 en 4 - [B] c.s. genoemd worden. Gedaagde sub 2 zal worden aangeduid als [C] en gedaagde sub 5 als Sijtsma Zweins.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- het tijdens de behandeling tegen de niet verschenen Sijtsma Zweins verleende verstek
- de pleitnota van [A]
- de pleitnota van [B] c.s.
- de vermindering van eis ten aanzien van [B] (gedaagde sub 1) voor zover het gaat om de kosten van het draadloos internet voor 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] exploiteert het Bungalowpark Schatzenburg te Menaam (hierna te noemen het bungalowpark). [A] is eigenaar van de gemeenschappelijke voorzieningen, de gezamenlijke faciliteiten, de wegen, de nuts- en de afvalvoorzieningen.
2.2. Gedaagden zijn eigenaren van een of meerdere kavels op het bungalowpark.
[A] heeft bij facturen d.d. 22 oktober 2012 voor het jaar 2013 aan gedaagden in rekening gebracht de parkkosten, de kosten voor afvalstoffenheffing/huisvuil, de kosten voor kabel-tv en de kosten voor draadloos internet, in totaal per kavel bedragende € 1.161,49 inclusief btw.
2.3. De heer [X] (hierna te noemen [X]) is eigenaar van een viertal kavels op het bungalowpark. De kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden heeft bij vonnis in kort geding van 5 maart 2013 (zaak-/rolnummer 421729/CV EXPL 13-1402) de vordering van [A] op [X] strekkende tot betaling van de parkbijdrage c.a. over 2013 afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
2.4. Gedaagden hebben tot en met 2012 de parkbijdrage c.a. voldaan.
2.5. Op 2 februari 2013 heeft de werkgroep Schatzenburg nu (onder leiding van [X]) een brief verzonden betreffende de redenen van opschorting van de betaling van de parkbijdrage 2013. Deze klachtbrief is door meerdere kaveleigenaren ondertekend.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gedaagden te veroordelen tot betaling aan [A] van:
Gedaagde sub 1 ([B]):
- hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.161,49, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijk kosten en proceskosten;
Gedaagde sub 2 (D):
- hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.161,49, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten;
Gedaagde sub 3 (Siderius):
- te veroordelen tot betaling van € 6.621,45, te vermeerderen met rente, € 87,50 ter zake schadevergoeding, buitengerechtelijke kosten en proceskosten;
Gedaagde sub 4 (Sijtsma Zweins):
- te veroordelen tot betaling van € 1.723,33, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2. [B] c.s. voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uit het petitum blijkt dat tegen [C] geen vordering is ingesteld zodat [A] [C] ten onrechte in rechte heeft betrokken. [A] zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [C] als na te melden.
4.2. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3. [A] stelt dat de vorderingen in hoge mate aannemelijk zijn en niet redelijkerwijs te betwisten, zodat aannemelijk is dat een bodemrechter de vorderingen zal toewijzen. Nu in elk geval de contractuele verplichting duidelijk is en daarmee dat gedaagden uiteindelijk moeten betalen, kan (een groot deel van) het gevorderde bedrag worden toegewezen.
[A] stelt voorts een spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen. Gedaagden hebben jarenlang zonder protest betaald en lijken nu een uitweg te zoeken voor betaling. Zij sluiten daarbij klakkeloos aan bij een groep wanbetalers, zonder de daar geuite bezwaren te onderschrijven. [A] heeft recht op zijn geld. Het mag niet worden toegestaan dat gedaagden er mee weg komen dat zij betaling van onbetwiste vorderingen blijven uitstellen. Hoewel de financiële positie van [A] over het algemeen gezien rooskleurig is, komt de liquiditeit van [A] door de wanbetalers in gevaar. Deze liquiditeit heeft hij nodig om de exploitatie van het bungalowpark te verzekeren.
4.4. [B] c.s betwisten dat [A] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Er is sprake van een kleine groep kaveleigenaren die gezamenlijk worden gedagvaard en die gemotiveerd betwisten de parkbijdrage c.a. verschuldigd te zijn. Uit het vonnis van de kantonrechter van 5 maart 2013 blijkt dat [A] zelf gesteld heeft dat het gros van de kaveleigenaren wel tot betaling is overgegaan. De kantonrechter heeft het spoedeisend belang ook niet aangenomen.
4.5. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
De voorzieningenrechter volgt het oordeel van de kantonrechter van 5 maart 2013, gewezen in het door [A] tegen [X] aangespannen kort geding, strekkende tot betaling van de parkbijdrage over 2013. De kantonrechter heeft in dat vonnis overwogen dat [A] onvoldoende heeft gesteld dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Ook in de onderhavige procedure is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zulks onvoldoende gesteld. Dat de onderhavige situatie wezenlijk verschilt van die van [X], zoals [A] stelt, heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat [B] c.s. over de voorgaande jaren wel steeds de parkkosten c.a. hebben voldaan, betekent nog niet dat zij thans de verschuldigdheid daarvan niet zouden mogen betwisten en/of de betaling daarvan op de door hen aangevoerde gronden zouden mogen opschorten. [B] c.s. hebben thans de verschuldigdheid van de onderhavige facturen gemotiveerd betwist. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet op voorhand waarschijnlijk dat de gevorderde bedragen in een bodemprocedure (integraal) toewijsbaar zijn. Ook het feit dat, zoals [A] stelt, de groep wanbetalers groter is geworden, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat thans een krachtig signaal dient te worden afgegeven dat niet-betaling onacceptabel is. Voor zover [A] daarbij heeft verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 18 juni 2010 (LJN: BM0893) overweegt de voorzieningenrechter dat die vergelijking niet opgaat, nu het daar ging om het verkrijgen van een extra en effectief instrument in de strijd tegen onderverhuur. Een dergelijk belang is hier niet aan de orde. [A] wenst slechts tegen te gaan dat meerdere kaveleigenaren hun betalingsverplichting opschorten. Zulks brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter op zichzelf bezien nog geen spoedeisend belang met zich.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat uit de door [A] overgelegde verklaring van DHV Accountancy B.V. blijkt dat er met de exploitatie van het bungalowpark een positief resultaat is behaald en dat (vooralsnog) aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan. Daarnaast heeft [A], zo vermeldt die verklaring, zijn onderneming sterk gefinancierd met eigen kapitaal waardoor de solvabiliteit van de onderneming ruim voldoende is. Dat de wanbetaling door [B] c.s. - waarbij het toch om betrekkelijk geringe bedragen gaat - voor [A] tot liquiditeitsproblemen zou (kunnen) leiden, zoals hij heeft gesteld, heeft [A] naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet aannemelijk gemaakt. De vorderingen tegen [B] c.s. zullen dan ook wegens gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen.
4.6. [A] vordert Sijtsma Zweins te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 1.732,22 voor verbruik van gas, water en elektra, met rente en kosten. Hoewel Sijtsma Zweins verstek heeft laten gaan, zal ook deze vordering op basis van het vorengaande worden afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.
4.7. [A] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [B] c.s. en [C] vastgesteld op:
- griffierecht € 274,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.090,00,
te vermeerderen met de nakosten als in het dictum vermeld.
Aan de zijde van Sijtsma Zweins worden deze kosten vastgesteld op nihil.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen van [A] af;
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [B] c.s. en [C] tot op heden vastgesteld op € 1.090,-, te vermeerderen met de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 131,- aan salaris advocaat en - onder voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [A] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan - met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat, en aan de zijde van Sijtsma Zweins op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 3 april 2013.?