RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer: 18/670347-12
raadsvrouw: mr. M.G. Pekkeriet
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren te [plaats] (land) in [datum],
wonende te [adres en woonplaats].
thans preventief gedetineerd in de [naam P.I.].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
5 november 2012, 29 november 2012 en 18 maart 2013.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2012, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas en/of een portemonnee en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en/of [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar de woning is/zijn gegaan waar die [aangeefster 1] en/of die [aangever 2] zich bevond(en) en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, op de ramen van die woning heeft/hebben geslagen, en/of
- die [aangever 2] tegen een deur heeft/hebben geduwd/gedrukt, en/of
- die [aangeefster 1] meermalen, althans eenmaal, tegen/op de grond heeft/hebben gegooid, en/of
- een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben gehouden in de richting van die [aangeefster 1] en/of die [aangever 2], en/of
- die [aangeefster 1] en/of die [aangever 2] heeft/hebben toegeschreeuwd: "ik schiet je af" en/of "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- een pistool, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd van die [aangeefster 1] en/of het hoofd en/of de nek van die [aangever 2] heeft/hebben gezet/geduwd , en/of
- tegen/aan die [aangeefster 1] heeft/hebben gezegd/gevraagd: "waar is mijn geld", en/of
- die [aangever 2] met een asbak in/tegen de nek heeft/hebben gegooid en/of geslagen, en/of
- een telefoon van die [aangever 2] heeft/hebben afgepakt en/of (vervolgens) met kracht tegen/op de grond gegooid, en/of
- die [aangeefster 1] heeft/hebben achtervolgd in de tuin en/of (vervolgens) vastgepakt en/of (vervolgens) meegesleurd;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 20 juli 2012, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangeefster 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend:
- met een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, in de richting van die [aangeefster 1] en/of [aangever 2] gericht/gewezen en/of die [aangeefster 1] en/of [aangever 2] daarbij de woorden toegevoegd: "ik schiet je af" en/of "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [aangeefster 1] een pistool, althans een hard voorwerp, tegen haar hoofd gezet/geduwd, en/of
- die [aangever 2] een pistool, althans een hard voorwerp, tegen zijn hoofd en/of in zijn nek gezet/geduwd;
B.
hij op of omstreeks 20 juli 2012, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, (te weten [aangeefster 1]), heeft vastgepakt en/of meermalen, althans eenmaal tegen/op de grond gegooid/geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
C.
hij op of omstreeks 20 juli 2012, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 2]), met een asbak, althans een hard voorwerp, in zijn nek heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
D.
hij op of omstreeks 20 juli 2012, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde ambtshalve als volgt.
Blijkens het strafdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting was verdachte ten tijde van het plegen van het feit en het daarop volgende tijdstip van de vervolging de niet van tafel en bed of goederen gescheiden echtgenoot van aangeefster tegen wie het ten laste gelegde misdrijf zou zijn gepleegd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken van het tegendeel, gaat de rechtbank van de juistheid van de door verdachte gestelde situatie uit en heeft dit tot gevolg dat op grond van artikel 353 in verbinding met artikel 316 van het Wetboek van Strafrecht de vervolging van verdachte voor de diefstal (met geweld) wordt uitgesloten.
De officier van justitie dient daarom in de vervolging van het primair ten laste gelegde niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het derde en laatste gedachtestreepje.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft algehele vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft zij daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van onderdeel A kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Er is door hen niet gesproken over het aanwenden van (bedreiging) met geweld en de opzet van verdachte was daar ook niet op gericht. De uitvoeringshandelingen van de medeverdachte kunnen verdachte niet worden toegerekend, nu deze niet binnen een gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet kunnen worden gebracht. Verdachte wist niet dat zijn medeverdachte een wapen had meegenomen.
Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte aangeefster [aangeefster 1] heeft mishandeld (onderdeel B). Verdachte ontkent het feit en de aangifte wordt in zoverre niet ondersteund door overige verklaringen. Voor het slaan met een asbak van aangever [aangever 2] (onderdeel C) geldt hetzelfde, verdachte ontkent het feit en de aangifte wordt op dit onderdeel niet ondersteund door overige verklaringen.
Verder heeft verdachte bekend dat hij de telefoon van [aangever 2] op de grond heeft gegooid, maar uit het dossier is niet gebleken dat de telefoon daarmee is vernield (onderdeel D).
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2012, opgenomen op pagina 21 en 22 van dossier nummer 2012072374, d.d. 25 september 2012, van de Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [aangeefster 1], zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres], tijdelijk bij [aangever 2] in zijn woning. Vandaag was ik samen met [aangever 2] en mijn nieuwe vriend [getuige] in deze woning. Ik zag ineens [medeverdachte] voor onze woonkamerraam staan. Ik zag dat [verdachte] naast hem stond. Toen ik op de keukenvloer lag, zag ik dat [medeverdachte] naast [verdachte] stond. Ik zag dat [medeverdachte] een pistool in zijn rechterhand had. [medeverdachte] wees met de loop van het pistool in mijn richting. Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen mij riep:"ik schiet je af". Ik voelde ineens iets hards tegen mijn hoofd gedrukt.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2012, opgenomen op pagina 24, 25 en 26 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres]. Vandaag zat ik samen met [getuige] en [aangeefster 1] thuis in de woonkamer. Ik zag dat een jongen die ik niet kende tegen het raam van mijn woonkamer sloeg. Ondertussen waren er nog twee jongens bij komen staan. Eén van die jongens was [verdachte], de ex van [aangeefster 1]. Toen ik de deur opende kwam de jongen die op het raam had geslagen direct op mij af gestormd. Ik zag toen dat hij in zijn rechter hand een pistool had. Vervolgens drukte de jongen met kracht het pistool in mijn nek. Ik voelde toen het richtmiddel van de loop in mijn hals prikken. Hij riep: "Ik maak je af". Toen zag ik dat [verdachte] en de andere jongen achter de jongen met het pistool langs, de woonkamer in liepen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 20 juli 2012, opgenomen op pagina 178 en 179 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 20 juli 2012 omstreeks 15:30 uur bevond ik mij in de woning van [aangever 1] met [aangever 1] en [aangeefster 1]. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Je hebt mijn leven geruïneerd, ik moet geld hebben, anders klap ik jou.” Ik wist dat [verdachte] hier mee bedoelde dat hij zou gaan schieten. Klappen betekent schieten.
Processen-verbaal van verhoor d.d. 22 en 23 juli 2012, opgenomen op pagina 62 en 65 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Ik heb het gasalarmpistool meegenomen naar [aangeefster 1] haar woning. Ik heb hem bij me in mijn broeksriem gestoken hij was zichtbaar. (p. 62) [verdachte] wist dat ik het wapen mee had. Ik heb inderdaad met het wapen gedreigd bij [aangeefster 1] en [aangever 2] op het hoofd. (p. 65)
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2013 afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ging met (onder andere) [medeverdachte] naar de woning van [aangeefster 1]. Ik was boos. Ik wilde mijn geld gaan halen en ik wilde verhaal gaan halen bij [aangeefster 1]. Ik zag dat [medeverdachte] het wapen op [aangeefster 1] richtte.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de inhoud van de bewijsmiddelen en de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde onder A op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij niet wist dat zijn medeverdachte een pistool bij zich had toen zij de woning van aangevers binnengingen, acht de rechtbank gelet op deze bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Dat er ten tijde van de bedreiging sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking leidt de rechtbank voorts af uit de feitelijke toedracht: beide verdachten uitten zich ten tijde van het incident verbaal dreigend waarbij er onderwijl door de medeverdachte een wapen werd gebruikt.
Ten aanzien van onderdeel B is naar het oordeel van de rechtbank slechts wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte aangeefster heeft vastgepakt, doch niet dat aangeefster daarvan letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met de raadsvrouw is de rechtbank voorts van oordeel dat het slaan met een asbak niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte ook van onderdeel C zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van onderdeel D is niet komen vast te staan dat de betreffende telefoon door het gooien op de grond is vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
A.
hij op 20 juli 2012 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, [aangeefster 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend:
- met een pistool in de richting van die [aangeefster 1] en/of [aangever 2] gericht en die [aangeefster 1] en/of [aangever 2] daarbij de woorden toegevoegd: "ik schiet je af" en "ik maak je af", en
- die [aangeefster 1] een pistool tegen haar hoofd gezet, en
- die [aangever 2] een pistool tegen zijn nek gezet.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Subsidiair, onder A: Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht zoals geadviseerd in het omtrent de verdachte opgemaakt reclasseringsrapport.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, verzocht rekening te houden met de inhoud van het omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Verdachte is bereid zich aan bijzondere voorwaarden te houden en zou zo snel mogelijk aan een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland moeten beginnen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzittingen, het aangaande zijn persoon opgemaakt reclasseringsrapport en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander zijn toenmalige echtgenote, met wie hij op dat moment in scheiding lag, en de persoon bij wie zij tijdelijk in de woning verbleef, in die woning met een pistool bedreigd. Verdachte is met zijn medeverdachte naar de woning gegaan omdat hij meende recht te hebben op geld. Verdachte is hierbij als initiator van het gebeuren opgetreden. Hij heeft de medeverdachte in zijn privéproblemen meegetrokken.
Beide aangevers hebben de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte als zeer beangstigend ervaren. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten gedurende lange tijd daarna er psychisch nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
De rechtbank heeft verder gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 23 juli 2012 reeds meermalen voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande en het feit dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel en het verbinden daaraan van bijzondere voorwaarden acht de rechtbank geen redenen aanwezig.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster 1], wonende te Groningen. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 2], wonende te Groningen. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 450,00 zal worden toegewezen. De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag is gehouden voor zover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24a, 36f, 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van het primair ten laste gelegde.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden (negen) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 16 april 2013.
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 1], wonende te Groningen, in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 450,00 (zegge vierhonderd en vijftig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 450,00 (zegge vierhonderd en vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 450,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J. Oostveen, voorzitter, L.W. Janssen en
G. Eelsing, rechters, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak is daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.