RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer: 18/650259-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
29 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren te [plaats] (land) in [datum],
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
1 oktober 2012, 7 december 2012 en 18 maart 2013.
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 november 2010 tot en met 21 december 2010, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, als ambtenaar, door misbruik van gezag, iemand heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte van zijn functie als beoordelaar Ziektewet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) (telkens) misbruik gemaakt van zijn gezag, door [betrokkene], die recht had op een Ziektewet uitkering tot uiterlijk 1 juni 2010, na die datum (telkens) tot telefoonseks te dwingen en/of (telkens) te laten dulden dat sexueel getinte gesprekken werden gevoerd tussen verdachte en die [betrokkene];
art 365 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdtippen in de periode van 2 november 2010 tot en met 21 december 2010, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als ambtenaar of een ander met enige openbare dienst voordurend of tijdelijk belast persoon, opzettelijk geld en/of geldswaardig papier dat hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd en/of heeft toegelaten dat het door een ander weggenomen en/of verduisterd werd en/of die ander daarbij als medeplichtige ter zijde heeft gestaan, immers heeft verdachte van zijn functie als beoordelaar Ziektewet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) (telkens) opzettelijk betalingen laten doorgaan aan [betrokkene], terwijl die betalingen stopgezet hadden moeten worden en/of (telkens) opzettelijk (een) dusdanige wijziging(en)/mutatie(s) in het betalingssysteem van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in te voeren (te weten (een) wijziging(en)/mutatie(s) in de ingangsdatum en/of de einddatum van de toeslag en/of de uitkering), dan wel te verrichten, waardoor (een) (onterechte/onrechtmatige) (na)betaling(en) op grond van de Ziektewet en/of de Toeslagenwet aan [betrokkene] werden gedaan;
art 359 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 november 2010 tot en met 21 december 2010, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk geld, in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking van/als beoordelaar Ziektewet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien feit 1 primair op het standpunt gesteld dat verdachte geen ambtenaar in de zin van de betrokken bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht is, zodat niet kan worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ambtsmisbruik. Onder de uitbreiding die de Hoge Raad aan het begrip ambtenaar heeft gegeven worden medewerkers van het UWV niet genoemd. Zie het arrest van de Hoge Raad, vindplaats LJN BG 7743.
Subsidiair is de raadsman van mening dat verdachte geen strafrechtelijke norm heeft overschreden. Mevrouw [betrokkene] had recht op de geldbedragen die verdachte aan haar heeft overgemaakt en zij had er kennelijk geen moeite mee dit geld te ontvangen. Het is maar de vraag of [betrokkene] naar waarheid heeft verklaard en of zij wel zo’n slachtoffer van verdachte is geweest als zij wil doen voorkomen. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft tevens vrijspraak van feit 2 bepleit op dezelfde hiervoor met betrekking tot feit 1 genoemde grond. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte geld heeft verduisterd. Hij was bevoegd om zelfstandig beslissingen te nemen omtrent het toekennen van uitkeringen en de Toeslagenwet was in casu van toepassing. [betrokkene] had recht op de haar door verdachte toegekende bedragen.
Omdat niet vast staat dat verdachte zich gelden wederrechtelijk heeft toegeëigend dient hij tevens van feit 3 te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2011, opgenomen op pagina 8 e.v. van dossier nummer PL01KN 2011089133, d.d. 19 december 2011, inhoudende de verklaring van [aangever 2], namens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), zakelijk weergegeven:
Op 25 mei 2011 deed [aangever 1], voorzitter van de Raad van Bestuur van Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangifte van machtsmisbruik als ambtenaar, verduistering in dienstbetrekking als ambtenaar en opzetheling van uitkeringsgelden. (p. 8)
De aangifte wordt door mij bekrachtigd. Ik ben voor het UWV werkzaam als waarnemend voorzitter van de Raad van Bestuur.
Uit analyse van ontvangen informatie is onder andere gebleken dat [verdachte] uitgebreide, niet zakelijke contacten onderhield met vrouwelijke uitkeringsgerechtigden. Tevens is gebleken dat hij zelfstandig en in strijd met de geldende wetsvoorschriften te hoge betalingen Ziektewet betaalbaar heeft gesteld aan een of meerdere uitkeringsgerechtigden en dat die ertoe hebben geleid dat door UWV onverplichte betalingen zijn gedaan. (p. 9)
Schriftelijk stuk, zijnde een memo van het UWV betreffende verzekerde [betrokkene], opgenomen in bijlage 7 van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
- [verdachte] heeft op 29-09-2010 een vrije brief gezonden aan verzekerde dat ze per
01 juni 2010 hersteld is verklaard en dat met toekomstige datum de uitkering wordt beëindigd. In de brief zegt hij: “Het bedrag dat u teveel heeft ontvangen heeft u inmiddels aan ons terugbetaald.”
- Op 08 november 2010 past [verdachte] de ingangsdatum toeslag aan van 01-03-2010 naar
01-01- 2010. Dit resulteert in een nabetaling, op 09-11-2010, van de Toeslagenwet over de periode 01-01-2010 t/m 28-02-2010.
- Op 12 november 2010 past [verdachte] wederom de begindatum van de Toeslagenwet aan. Nu van 01-01- 2010 naar 01-01-2009. Dit resulteert in een nabetaling van de Toeslagenwet over de periode 01-01-2009 t/m 03-01-2010.
Naar aanleiding van deze memo heeft [verdachte] de einddatum van de uitkering verzet. Eerst 09-08-2010 nu 11-10-2010 Dit heeft als gevolg dat er een uitbetaling plaatsvindt van
09- 08-2010 t/m 10-10-2010 van zowel Ziektewet-uitkering als Toeslagenwet.
Schriftelijk stuk, opgenomen in bijlage 6 van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dat op het rekeningnummer van [betrokkene] op 10 november 2010, 16 november 2010 en
21 december 2010, door het UWV betalingen zijn verricht van respectievelijk € 394,43,
€ 2.927,35 en € 1.878,72.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 10 november 2011, opgenomen op pagina 11 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [betrokkene], zakelijk weergegeven:
Mijn e-mailadres is [e-mailadres betrokkene]. Ik zit hier omdat ik geld heb verduisterd met mijnheer [verdachte], een medewerker van de ziektewet uitkering van het UWV. [verdachte]gaf me het geld en in ruil daarvoor hadden we telefoonseks. Ik kreeg het geld op mijn rekening gestort. Volgens het afschrift was het UWV de instantie die het geld stortte. [verdachte]zei in het begin dat ik er recht op had, maar later wilde hij er iets voor terug. Toen hebben wij de afspraak gemaakt voor telefoonseks. (p. 12). Ik vind dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Omdat hij beschikking had over geld dat ik goed kon gebruiken. Ik heb hem mijn hele persoonlijke situatie verteld. Begin januari 2011 heb ik voor het laatst contact met hem gehad. Dat ging over het feit dat we nog een paar keer tegoed hadden. Ik bedoel hier dan mee de telefoonseks. (p. 13)
Schriftelijke stukken, opgenomen in bijlage 5 van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verslagen van e-mailverkeer dat op na te noemen data en tijdstippen (afgerond) heeft plaatsgevonden tussen verdachte (vanaf het e-mailadres [UWVe-mailadres verdachte] en
[betrokkene] (vanaf het e-mailadres [e-mailadres betrokkene]) en waarbij [betrokkene] [bijnaam betrokkene] wordt genoemd.
? 2 november 2010 om 08:01 uur, verdachte aan [betrokkene]:
Hai [bijnaam betrokkene] ,
Ik denk dat het vanmiddag op de rekening staat. Geef je effe een gil als je het hebt ontvangen..
? 2 november 2010 om 9:16 uur, [betrokkene] aan verdachte:
ik denk zelf morgen want anders had het er al opgestaan.. uwv is best wel snel.. toen ik die ziektewet nog had stond het elke woensdag om 7 uur erop.. of is dat omdat het automatich gaat.
? 2 november 2010 om 09:17 uur, verdachte aan [betrokkene]:
jah dat was de automatische piloot.. dit is een ehmmm bijzonder geval... ik
denk zelf in de loop van de dag...
maar ehm je haalt het er meteen vanaf?
? 2 november 2010 om 9:19 uur, [betrokkene] aan verdachte:
ja ik denk het wel.. waarom is dat beter dan..??
? 2 november 2010 om 09:19 uur, verdachte aan [betrokkene]:
dan komen ze er ook niet achter toch?
? 2 november 2010 om 09:34 uur, verdachte aan [betrokkene]:
jah ik hoop natuurlijk ook dat ze er niet op terugkomen..
maar ehm je hebt het alleen tegen je zus verteld toch?
? 2 november 2010 om 09:37 uur, verdachte aan [betrokkene]:
bespreek je ook je sexleven met haar? hahahaahahahaa
? 2 november 2010 om 09:40 uur, verdachte aan [betrokkene]:
ehm ja tuurlijk... moet kunnen..
waar gaat het dan over? standjes of zo?
? 2 november 2010 om 09:42 uur, verdachte aan [betrokkene]:
kun je daar wat van vertellen ....hoe is zij dan? met jou te vergelijken of anders qua sex..
? 2 november 2010 om 9:44 uur, [betrokkene] aan verdachte:
nou vertel ik liever niet.. dat zal me zus niet goed vinden.., wil het vertrouwen niet beschadigen..
? 2 november 2010 om 09:45 uur, verdachte aan [betrokkene]:
oke dan
? 2 november 2010 om 09:47 uur, verdachte aan [betrokkene]:
nou jah je hoeft niet alles te vertellen hoor...
maar is ze ook iemand die gek is op sex haahahahah
? 2 november 2010 om 9:49 uur, [betrokkene] aan verdachte:
valt mee.. ze is niet zo als mij.. meer zeg ik niet..
? 2 november 2010 om 10:03 uur, [betrokkene] aan verdachte:
ze zal nooit hetzelfde doen als met jou..
? 2 november 2010 om 10:13 uur, verdachte aan [betrokkene]:
Wat is het wachtwoord volgende week..
Zeg jij het maar.. Hhaahahahahahaa
Trouwens bij spoor 4a is een brunawinkel.. Ga daar maar naar toe Ik zal je daar opzoeken en dan gaan we eerst een biertje drinken haahahahahaaaaaa
? 2 november 2010 om 10:32 uur, [betrokkene] aan verdachte:
hihi ok.. weet je al waar je heen wilt..
? 2 november 2010 om 10:34 uur, verdachte aan [betrokkene]:
oh ja dat heb ik al uitgezocht..
wat is het wachtwoord? [betrokkene] of suikeroom?
? 2 november 2010 om 10:35 uur, [betrokkene] aan verdachte:
gewoon [betrokkene].. waar gaan we heen dan..
? 2 november 2010 om 10:37 uur, verdachte [betrokkene]:
aleen jammer dat we nog een week moeten wachten hahaahahahaha kan het morgen niet;P
? 2 november 2010 om 10:39 uur, [betrokkene] aan verdachte:
morgen kan ik niet van wegen oppas..
? 2 november 2010 om 10:40 uur, verdachte aan [betrokkene]:
ja ha grapje hoor..
? 2 november 2010 om 10:41 uur, verdachte aan [betrokkene]:
we gaan ergens heen.. waar ik een cabine huur..
? 3 november 2010 om 7:21 uur, [betrokkene] aan verdachte:
wooohooooo het geld staat er op.. nu ff gauw rekeningne betalen en daarna het eraf halen .. dank je wel..
? 3 november 2010 om 08:04 uur, verdachte aan [betrokkene]:
Dus je bent wel blij met mij? hahahahahaa
? 3 november 2010 om 08:39 uur, verdachte aan [betrokkene]:
Hai [bijnaam betrokkene]
De volgende betaling zal voor Sinterklaas zijn oke?
? 3 november 2010 om 08:50 uur, verdachte aan [betrokkene]:
Hey [bijnaam betrokkene] ..
Ik heb er nog es over nagedacht..
We kunnen het misschien ook anders doen..
? 3 november 2010 om 9:05 uur, [betrokkene] aan verdachte:
ja ben blij met jou.. en de volgende voor sinterklaas.. dat zou echt super zijn.. en hoe zou je het anders doen dan.. ??
? 3 november 2010 om 09:07 uur, verdachte aan [betrokkene]:
nou jah je kunt toch niet elke keer naar gn komen..
? 3 november 2010 om 9:08 uur, [betrokkene] aan verdachte:
nee dat is waar.. ik heb niet altijd zo iang oppas.. nou wat dacht jij dan..
? 3 november 2010 om 09:10 uur, verdachte aan [betrokkene]:
nou ja via de phoon misschien..
? 3 november 2010 om 9:14 uur, [betrokkene] aan verdachte:
het is een optie maar dat kan ik echt niet.. sorry..
me zus komt eind nov. een weekje bij me logeren voor ze naar nl komt.. dus kan wel vragen of zei dan wel een x wil oppassen ofzo.. via de telefoon doe ik het echt niet want dat kan ik niet..
? 3 november 2010 om 9:18 uur, verdachte aan [betrokkene]:
oke ik denk gewoon effe met je mee hoor..
zal proberen de volgende betaling voor Sinterklaas te regelen..
? 4 november 2010 om 10:20 uur, verdachte aan [betrokkene]:
(..)
zal ik nog iets extra overmaken?
? 4 november 2010 om 10:51 uur, [betrokkene] aan verdachte:
ik weet niet wat ik ervan moet denken, omdat het nieuw is.. maar aan de andere kant ik heb geld wel nodig.. dus ik doe het voor een goed doel..
? 4 november 2010 om 10:58 uur, verdachte aan [betrokkene]:
denk er nog eens over na dan.. wat je er voor wilt doen..(..)
? 5 november 2010 om 16:06 uur, [betrokkene] aan verdachte:
(..) en wat is het nieuws over me uitkering..
? 5 november 2010 om 16.12 uur, verdachte aan [betrokkene]:
ongeveer 350 euro als je dat goed vindt..
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2013 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik heb de betalingen geregeld die [betrokkene] in november en december 2010 van het UWV heeft ontvangen. Ik was zelfstandig bevoegd om beslissingen te nemen over de toekenning van uitkeringen ingevolge de Ziektewet en de Toeslagenwet. De e-mailberichten die u mij zojuist heeft voorgehouden zijn inderdaad tussen mij en [betrokkene] uitgewisseld (de rechtbank merkt op dat dit bovenstaande e-mailberichten betreft). Het e-mailverkeer tussen ons was intensief. De gesprekken die ik met haar voerde over haar uitkering waren wel persoonlijk van toon, met seksueel getinte opmerkingen, dat was onprofessioneel van mij. Ik wist dat [betrokkene] psychische en financiële problemen had. De telefonische contacten die ik met [betrokkene] had gingen zowel over de uitkering als over privézaken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de inhoud van de bewijsmiddelen en de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Aan het begrip “ambtenaar” in de artikelen 359 en 365 van het Wetboek van Strafrecht komt een autonome betekenis toe. Niet is slechts ambtenaar in de zin van deze bepalingen hij die ambtenaar is in de zin van de Ambtenarenwet. Onder ambtenaar in de zin van deze bepalingen moet tevens worden verstaan degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd.
Het begrip “ambtenaar” wordt daarbij niet begrensd door het bepaalde in artikel 84 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel geeft geen definitie van het (strafrechtelijke) begrip ambtenaar, maar veeleer voorbeelden (niet uitputtend) van personen die ook als ambtenaar in de zin van het Wetboek van Strafrecht moeten worden beschouwd.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is, naar van algemene bekendheid is, een zelfstandig bestuursorgaan. Op grond van artikel 1, onder a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is - voor zover hier van belang - een zelfstandig bestuursorgaan een bestuursorgaan van de centrale overheid dat met openbaar gezag is bekleed. Verdachte was als medewerker van het UWV bevoegd zelfstandig beslissingen omtrent het toekennen van uitkeringen te nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit een functie betreft met een evident openbaar karakter, waarbij hij werkzaam was onder toezicht en verantwoordelijkheid van het UWV. Gelet hierop kan verdachte worden aangemerkt als ambtenaar in de zin van de artikelen 359 en 365 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank leidt uit de verklaring van [betrokkene] af dat verdachte haar in eerste instantie heeft doen geloven dat zij recht had op de bedragen die haar door verdachte zijn uitgekeerd, maar dat hij vervolgens op een tegenprestatie in de vorm van telefoonseks heeft aangestuurd. Dat verdachte een seksuele tegenprestatie van [betrokkene] voor zijn (namens het UWV verrichte) betalingen verwachtte blijkt ook uit de inhoud van de hiervoor genoemde e-mails. Verdachte wist dat [betrokkene] het uitbetaalde geld nodig had. Over de vraag hoe [betrokkene] aan haar “verplichtingen” jegens verdachte kon voldoen heeft verdachte zelfs met haar “meegedacht”. Immers, toen [betrokkene] niet in staat was om voor een ontmoeting naar Groningen te komen, kon het volgens verdachte ook via de “phoon” (zie mail van verdachte aan [betrokkene] van 3 november 2010 om 9:18 uur, waarin hij aangeeft met haar mee te denken).
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. Immers, verdachte had het gezag de betalingen aan [betrokkene] te (laten) doen en hij heeft betalingen aan haar gedaan waar zij geen recht op had in ruil voor telefoonseks, wetende dat zij in een kwetsbare positie verkeerde. Daarbij is van belang dat zij als gevolg van deze betalingen niet vrij meer was de seksueel getinte verzoeken van verdachte naast zich neer te leggen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde als volgt.
Verdachte kon in zijn hoedanigheid beschikken over geld bestemd voor uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Toeslagenwet. Hoewel [betrokkene] na 1 juni 2010 geen recht meer had op een uitkering, heeft hij haar wel geld verstrekt over een periode na deze datum. Aldus heeft hij als heer en meester over overheidsgelden, bestemd voor uitkeringen beschikt, zonder daartoe gerechtigd te zijn. Gelet hierop heeft verdachte zich (als ambtenaar) schuldig gemaakt aan verduistering.
De rechtbank acht het onder deze feiten ten laste gelegde medeplegen niet bewezen, nu niet is gebleken van enige handeling van [betrokkene], waaruit een nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van deze feiten kan worden afgeleid.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 2 november 2010 tot en met 21 december 2010, in de gemeente Groningen, als ambtenaar, door misbruik van gezag, iemand heeft gedwongen iets te doen en te dulden, immers heeft verdachte in zijn functie als beoordelaar Ziektewet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) telkens misbruik gemaakt van zijn gezag, door [betrokkene], die recht had op een Ziektewet uitkering tot uiterlijk 1 juni 2010, na die datum (telkens) tot telefoonseks te dwingen en/of (telkens) te laten dulden dat seksueel getinte gesprekken werden gevoerd tussen verdachte en die [betrokkene].
hij op meer tijdtippen in de periode van 2 november 2010 tot en met 21 december 2010, in de gemeente Groningen, als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich had, heeft verduisterd, immers heeft verdachte in zijn functie als beoordelaar Ziektewet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) telkens opzettelijk betalingen laten doorgaan aan [betrokkene], terwijl die betalingen stopgezet hadden moeten worden en telkens opzettelijk een dusdanige wijziging/mutatie in het betalingssysteem van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in te voeren (te weten een wijziging/mutatie in de ingangsdatum en/of de einddatum van de toeslag en/of de uitkering), dan wel te verrichten, waardoor onterechte betalingen op grond van de Ziektewet en de Toeslagenwet aan [betrokkene] werden gedaan.
hij op meer tijdstippen in de periode van 2 november 2010 tot en met 21 december 2010, in de gemeente Groningen, opzettelijk geld, telkens toebehoorde aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking als beoordelaar Ziektewet bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), wederrechtelijk zich heeft toege-eigend.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Als ambtenaar door misbruik van gezag iemand dwingen iets te doen en te dulden,
meermalen gepleegd.
2 en 3.
De eendaadse samenloop van als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening
onder zich heeft, verduisteren en verduistering, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- ontzetting van het recht het ambt van ambtenaar te bekleden voor de duur van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het moeten ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verdachte in grote problemen zal brengen. De raadsman heeft er daarom voor gepleit een eventuele onvoorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf op te leggen en een gevangenisstraf slechts in voorwaardelijke vorm.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn functie als ambtenaar bij het UWV een voormalig uitkeringsgerechtigde, wier recht op uitkering was beëindigd, geldbedragen overgemaakt in ruil voor telefoonseks. Verdachte was ervan op de hoogte dat deze persoon psychische klachten had en als alleenstaande moeder met een vrij minimale uitkering extra geld goed kon gebruiken. Verdachte heeft als ambtenaar misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van deze persoon. Tevens heeft hij heeft zich (als ambtenaar) schuldig gemaakt aan verduistering van overheidsgeld. Hij heeft daarmee het vertrouwen geschonden dat zijn directe werkgever in verdachte en de samenleving in de overheid en uitkeringsinstanties moeten kunnen hebben.
De rechtbank acht voor dergelijke feiten in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur gerechtvaardigd. Dit geldt temeer nu verdachte ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en er blijk van heeft gegeven de ernst van de feiten niet in te (willen) zien.
De rechtbank heeft voorts gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 13 februari 2013, niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Verder betreffen het feiten van oudere datum en is verdachte door deze feiten reeds zijn baan en bijbehorend inkomen kwijtgeraakt.
De rechtbank acht het gelet hierop niet passend om verdachte thans nog een vrijheidsstraf te laten ondergaan en zal deze straf daarom geheel voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaren.
Daarnaast zal de rechtbank een forse werkstraf van na te noemen duur opleggen en, conform de eis van de officier van justitie, verdachte veroordelen tot ontzetting van het recht om ambten te bekleden voor de duur van 3 jaren.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), gevestigd te Amsterdam. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De rechtbank zal, zoals ook door de raadsman is bepleit, bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is, omdat niet is aangetoond dat de indiener van de vordering gemachtigd is om namens de benadeelde partij de vordering in te dienen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 29, 55, 57, 321, 359 en 365 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 (tweehonderd en veertig) uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 3 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ontzetting van het recht ambten te bekleden voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), gevestigd te Amsterdam, in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, E.W. van Weringh en
M.J. Oostveen, rechters, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2013.