ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ5535

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
18/670217-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in de rug

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op oudejaarsavond 2011 in Oude Pekela, tijdens een ruzie, een schilmesje gebruikt om het slachtoffer in de rug te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van meerdere getuigen en de medische rapporten in overweging genomen. De verwonding van het slachtoffer, een steekwond van ongeveer 2 cm, werd als ernstig beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachten rade handelde.

De officier van justitie had een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak en stelde dat de verwonding niet het gevolg was van een steekpartij, maar van een val tegen een tuinhek. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de getuigen als geloofwaardig beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de mishandeling schade had geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 789,95, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/670217-12
op tegenspraak
raadsman: mr. J. van Dijk
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 maart 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat
opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Oude Pekela, gemeente Pekela, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug van
die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Van het primair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat vast staat dat aangever een steekwond had van circa 2 cm doorsnede. Er zijn voorts vier getuigen die verklaren dat verdachte degene was die aangever één keer met een schilmesje in de rug stak. Onder deze getuigen bevindt zich ook buurman [getuige 2], die kan worden beschouwd als onafhankelijke getuige. Verdachte komt pas ter zitting met het verhaal dat aangever niet is gestoken, maar tegen een tuinhek is gevallen. Dat is ongeloofwaardig. Het middel wat verdachte heeft gebruikt, is geschikt om verwondingen toe te brengen die kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak van de gehele tenlastelegging. Er zijn twee 'kampen' met uiteenlopende verklaringen. Het is opvallend dat de getuigen die het steken zagen gebeuren, niet ingrepen en probeerden te voorkomen dat aangever werd gestoken, zeker nu een aantal van hen verdachte al een paar maal met een mes zijn woning uit zag komen. Dit maakt deze verklaringen ongeloofwaardig. Daar komt bij dat de verwonding die aangever heeft opgelopen, een wond van 2 cm, niet past bij een steekbeweging met een schilmesje. Het past veel beter bij het verhaal van verdachte dat aangever tegen een uitstekende spijker van het tuinhek is gevallen. Ten slotte is het de vraag in hoeverre buurman [getuige 2] als onafhankelijke getuige kan worden beschouwd, nu hij regelmatig bij aangever over de vloer komt. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat met een schilmesje in de gegeven omstandigheden geen zwaar lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. Ook om die reden moet vrijspraak volgen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2012, opgenomen vanaf pagina 21 van dossier nummer PL01PD 2011131124 d.d. 3 januari 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres] te Oude Pekela. Op oudejaarsavond, 31 december 2011, heb ik ruzie gehad met mijn buurman, [buurman]. Tijdens de ruzie tussen mij en de buurman hoorde ik [verdachte] roepen dat hij mij zou doodsteken. Vlak na het akkefietje tussen [buurman] en mij, kwam [betrokkene 1] nog weer naar mij toe. Hij zei tegen mij dat hij even met mij wilde praten. Op dat moment voelde ik dat mijn rug koud werd. Ik voelde dat mijn rug nat was. Een andere buurman van mij, genaamd [getuige 2], die woont op de [adres] te Oude Pekela, keek vervolgens op mijn rug. Hij zei tegen mij dat ik maar even naar binnen moest gaan, want ik was gestoken in mijn rug. In het ziekenhuis ben ik onderzocht. Ik had een steekwond in mijn rug net naast mijn rechterschouderblad. Er waren geen vitale delen geraakt. Er bestaat nog wel steeds een kans op een klaplong.
Een brief van de Chirurgie Maatschap Noordoost Groningen, locatie Lucas, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van A.A. Sas, arts SEH, namens dr. Pranger, chirurg, zakelijk weergegeven:
Hierbij breng ik u op de hoogte van het bezoek van patiënt [slachtoffer], [adres] te Oude Pekela, aan de spoedeisende hulp van het OZG, locatie Lucas op 31 december 2011.
Lichamelijk onderzoek: kleine steekverwonding naast/op het rechterschouderblad.
Beleid: wond gedicht en advies meegegeven en uitleg over alarmsymptomen (met oog op mogelijk ontwikkelende pneumothorax)
Een proces-verbaal d.d. 1 januari 2012, opgenomen vanaf pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik was oudejaarsavond, 31 december 2011, thuis aan de [adres] te Oude Pekela. Mijn vader en de buurman, [buurman], kregen ruzie. Toen mijn vader en [buurman] aan het vechten waren stond [verdachte] in de deuropening van zijn woning. Ik hoorde hem roepen: "Ik maak hem dood." Ik zag dat hij een mesje in zijn handen had. Ik zag dat hij even later met een groot slagersmes in de deuropening stond. Vervolgens zag ik dat [verdachte] weer verscheen met een mes. Ik zag dat het een schilmesje was. Ik zag dat [verdachte] het schilmesje in zijn vuist had en het scherpe gedeelte een beetje verborg achter zijn arm en zijn mouw. [betrokkene 1] was op dat moment met mijn vader aan het praten. Op dat moment kwam [verdachte] naar buiten. Ik zag dat [verdachte] naar de rechterkant van mijn vader liep. Mijn vader en [betrokkene 1] stonden op dat moment op het erf van [betrokkene 1] te praten. Ik zag dat [verdachte] naar de rechterzijde van mijn vader liep. Mijn vader stond met zijn gezicht in de richting van de voordeur, waar [verdachte] stond. [betrokkene 1] stond tegenover hem. Kennelijk zag mijn vader [verdachte] niet aan komen lopen. Ik stond ongeveer 3 à 4 meter van mijn vader en [betrokkene 1] af. Op het moment dat [verdachte] voorbij mijn vader was, zag ik dat hij zijn hand ophief. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat hij het mes in een bovenhandse greep vast had. Ik zag dat hij zijn hand ophief tot aan de linkerzijde van zijn gezicht en vervolgens met een soort "backhand" het mes met kracht in de rug van mijn vader stak. Ik zag dat dit ter hoogte van de schouderbladen was.
Een proces-verbaal d.d. 2 januari 2012, opgenomen vanaf pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Hierna zag ik dat [slachtoffer] met [betrokkene 1] stond te praten. Ik zag dat [verdachte] met opgeheven rechterhand in de richting van [slachtoffer] liep. Ik zag dat hij eerst gedeeltelijk om [betrokkene 1] en [slachtoffer] heen liep en vervolgens [slachtoffer] van achteren benaderde. Ik zag dat [verdachte], kennelijk met kracht, met het mes in de rug van [slachtoffer] stak. Hij stak hem één keer in de rug ter hoogte van de rechterschouder. Ik merk hierbij op dat hij voor hij [slachtoffer] stak, hij verschillende keren met een mes naar buiten kwam. Ik heb hem eerst met een vleesmes zien staan en daarna met een schilmes.
Een proces-verbaal d.d. 1 januari 2012, opgenomen vanaf pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
Op oudejaarsavond, zaterdag 31 december 2011, ging ik samen met [getuige 1] naar de woning van zijn ouders, adres [adres] te Oude Pekela. Ik zag een worsteling tussen [slachtoffer] en [buurman]. Ik zag hierna dat [betrokkene 1] naar [slachtoffer] kwam en die wilde even met [slachtoffer] praten. Ik zag dat [buurman] ook weer naar buiten liep. Tevens zag ik dat [verdachte] achter [buurman] aan liep naar buiten. Op dat moment stond ik ook weer buiten en ik zag dat [verdachte] iets in een van zijn handen hield. Ik zag dat hij met het mes in een van zijn handen in de richting van [slachtoffer] liep. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] enigszins van achteren benaderde. Ik stond toen ongeveer 5 meter van beiden af. Ik zag dat [verdachte] met een harde stevige steekbeweging, kennelijk met een mes, in de rug van [slachtoffer] stak. Dat gebeurde één keer.
Een proces-verbaal d.d. 1 januari 2012, opgenomen vanaf pagina 39 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4], zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 31 december 2011, omstreeks 21.30 uur, was ik in huis samen met mijn man, [getuige 1] en schoondochter, mijn moeder, kameraad van mij en diens vriendin en [betrokkene 1]. [buurman] en mijn man kregen ruzie. Ik hoorde op ongeveer het zelfde moment dat [verdachte], kennelijk bestemd voor mijn man, riep: "Ik maak je dood". Ik zag dat [verdachte] buiten op straat voor hun eigen woning, [adres] te Oude Pekela, stond. Ik stond buiten ook op straat, ongeveer 6 meter van [verdachte] vandaan. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand vast hield. Hij had een opgeheven hand. Ik zag dat hij het mes met het lemmet naar voren gericht hield. Ik zag duidelijk het lemmet van een mes. Ik zag dat mijn man met de rug naar [verdachte] toe stond op een afstand van nog geen twee meter. Ik zag dat [verdachte] op mijn man afliep en ik zag dat [verdachte] met het mes in de rug van mijn man stak aan de rechterkant. Ik zag dat [verdachte] één keer mijn man stak en het mes er weer uit trok.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2012, opgenomen vanaf pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 31 december 2011, omstreeks 21:24 uur, kreeg ik, verbalisant een melding om te gaan naar het adres [adres] te Oude Pekela. Kort na de melding kwamen wij, mijn collega en ik, ter plaatse. In de keuken van de woning trof ik een man, die [slachtoffer] genaamd bleek te zijn. Ik zag dat het shirt van [slachtoffer] ter hoogte van het rechterschouderblad, een grote donkere vlek, vermoedelijk bloed, vertoonde. Ik, verbalisant, heb zijn shirt omhoog gedaan aan de rugzijde en zag een wond op het rechterschouderblad van ongeveer 2 cm doorsnee, vermoedelijk een steekwond. Ik zag dat de wond behoorlijk bloedde.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangever in zijn rug heeft gestoken met een schilmesje. De verwonding die aangever heeft opgelopen wordt door zowel de verbalisanten als de arts beschreven als een steekverwonding op de rug ter hoogte van het rechterschouderblad. Een dergelijke verwonding past bij de verklaring van een viertal getuigen, die allen hebben gezien dat aangever in zijn rug, ter hoogte van zijn rechterschouder, werd gestoken met een schilmesje. De rechtbank hecht daarbij vooral waarde aan de verklaring van getuige [getuige 2], die als onafhankelijke getuige kan worden beschouwd. De rechtbank neemt bij dit oordeel in aanmerking dat verdachte in eerste instantie niet heeft betwist dat verdachte een wond had opgelopen ten gevolge van het steken met een mes, maar slechts heeft gezegd dat hij niet degene was die had gestoken. Pas ter terechtzitting betwist verdachte dat het om een wond gaat die is veroorzaakt door een mes en komt hij met het verhaal dat aangever met zijn rug op een uitstekende spijker van het tuinhek moet zijn gevallen. Bij de politie heeft verdachte wel verklaard over een val op een hek, maar daarbij zou aangever niet met zijn rug maar met zijn elleboog op het hek zijn gevallen, hetgeen niet past bij de geconstateerde verwonding. De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatief voor het ontstaan van de wond in het licht van het voorgaande onaannemelijk.
Door aangever in zijn rug te steken met een mes, ook al betreft dit een schilmesje, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daardoor ten minste zwaar lichamelijk letsel werd veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich aan de rugzijde van het lichaam vitale onderdelen bevinden, zoals de longen. Uit de medische verklaring is niet gebleken van een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever. Verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Wel blijkt uit die verklaring dat er rekening werd gehouden met een klaplong (pneumothorax), hetgeen is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Dat dit zwaar lichamelijk letsel zich niet heeft gemanifesteerd en het letsel relatief beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 31 december 2011 te Oude Pekela, gemeente Pekela, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de rug van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren. De oriëntatiepunten gaan weliswaar uit van een gevangenisstraf van 7 maanden, maar het betreft een poging en het letsel is beperkt gebleven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Verdachte is een beperkt intelligente jongeman, zo blijkt uit het advies van de Reclassering. Zijn broer [betrokkene 1] verklaart dat verdachte een achterstand in ontwikkeling heeft en dat hij zich gedraagt alsof hij 15 jaar is. Voorts heeft de raadsman gepleit voor het enkel opleggen van een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
Vooraf merkt de rechtbank op dat zij noch in de persoon van verdachte, noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding ziet om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank houdt echter wel rekening met de persoon van verdachte, zoals hieronder tot uitdrukking komt.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door zijn buurman met een mes in zijn rug te steken. Het betreft een ernstig feit waarmee verdachte een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien kan een dergelijk feit tot angstgevoelens leiden en andere nadelige gevolgen hebben. Voor een dergelijk feit past naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf. De rechtbank houdt echter rekening met het tijdsverloop sinds het plegen van het feit, de enigszins beperkte verstandelijke vermogens van verdachte zoals die uit het dossier naar voren komen, de relatief beperkte lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer en de indruk die verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt. Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf van na te noemen duur passend. Naast de werkstraf zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, mede om daarmee de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Oude Pekela.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen, voor zover het betreft de blouse en de immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu er onduidelijkheid bestaat over de onderbouwing van het gedeelte dat ziet op de inkomstenderving.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering voor wat betreft het materiële gedeelte moet worden afgewezen en het immateriële gedeelte moet ten minste worden gematigd tot een redelijk bedrag.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 789,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2011, bestaande uit € 39,95,-- aan materiële schade (post 'blouse') en € 750,-- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor wat betreft de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 750,-- toewijsbaar is.
Voor het meerdere van zowel de immaterieel als materieel gevorderde schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2011, ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 200 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag.
- een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter laters anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Oude Pekela, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 789,95 (zegge zevenhonderdnegenentachtig euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2011.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 789,95 (zegge zevenhonderdnegenentachtig euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2011, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Oude Pekela, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 789,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2011, ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, L.W. Janssen en
H. van der Werff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2013.