ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ5530

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/17/125292 / KG RK 13-106
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woningen bij hotel/restaurant Graaf Bernstorff te Schiermonnikoog

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding dat werd aangespannen door Deutsche Bank Nederland N.V. tegen verschillende belanghebbenden, waaronder huurders van woningen gelegen aan de [L], [O], [M] en [N] te Schiermonnikoog. Deutsche Bank verzocht om verlof om een beroep te doen op het huurbeding zoals opgenomen in de hypotheekakten, en om ontruiming van de woningen door de huurders. De achtergrond van het geschil ligt in de kredietovereenkomsten die zijn gesloten tussen Deutsche Bank en Fazandtgroep, waarbij de laatste als kredietnemer fungeerde. De rechtbank oordeelde dat Deutsche Bank, door de afsplitsing van ABN AMRO, de vorderingen op Fazandtgroep en GBEX had verkregen, en dat de bepalingen in de hypotheekakten van toepassing waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de toestemming voor verhuur die door ABN AMRO was verleend, enkel betrekking had op de toenmalige huurder, GBEX, en dat andere huurders geen rechten konden ontlenen aan deze toestemming. De rechtbank oordeelde dat de huurders moesten worden ontruimd, omdat de verhuur in strijd was met het huurbeding. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 30 dagen na betekening van de beschikking. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Deutsche Bank het recht had om de ontruiming te laten uitvoeren indien de huurders niet vrijwillig zouden vertrekken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/125292 / KG RK 13-106
Beschikking van de voorzieningenrechter van 20 maart 2013
in de zaak van
naamloze vennootschap
DEUTSCHE BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. S.R. Damminga te Amsterdam,
tegen
1. [A],
wonende te [plaats],
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen,
2. [B],
wonende te [plaats],
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen,
3. [C],
wonende te [plaats],
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen,
4. [D],
wonende te [plaats],
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen,
5. [E],
wonende te [plaats],
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen,
6. [F],
wonende te [plaats],
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen,
7. Alle huurders die verblijven in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan te Schiermonnikoog aan de adressen [K], [L], [M], [N], [O], waarvan de namen en de woonplaatsen onbekend zijn,
wonende te [plaats],
belanghebbenden,
niet verschenen,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GBEX B.V.,
gevestigd te Groningen,
belanghebbende,
verschenen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FG BEHEER B.V.,
gevestigd te Groningen,
verweerder,
verschenen,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERNSTORFF B.V.,
gevestigd te Groningen,
belanghebbende,
advocaat mr. A Woertman te Heerenveen
Partijen zullen hierna worden genoemd aan de zijde van verzoekende partij Deutsche Bank en aan de zijde van verweerders/belanghebbenden voor belangenhebbenden 1 tot en met 7 huurders, voor belanghebbende sub 8 GBEX, voor verweerder sub 9 Fazandtgroep en voor belanghebbende 10 Bernstorff B.V. Daarnaast zullen belanghebbende sub 1 tot en met 6 en Bernstorff B.V. gezamenlijk worden aangeduid als Bernstorff B.V. c.s.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de mondelinge behandeling, gezamenlijk met de mondelinge behandeling van de dagvaarding in kort geding (C/17/125271/KG ZA 13-48)
- de pleitnota van de advocaat van Deutsche Bank
- de pleitnota van de advocaat van belanghebbenden 1 tot en met 6 en 10.
2. De feiten
2.1. Fazandtgroep is eigenaar van de onroerende zaak aan de [L], waarin onder andere wordt geëxploiteerd hotel/restaurant Graaf Bernstorff, alsmede van de woningen aan de [adres M en adres P], [adres O], [adres N] en [adres Q] , alle te Schiermonnikoog. Bestuurder van Fazandtgroep is sinds 2 juli 1982 de heer [F].
2.2. GBEX is een dochtervennootschap van Fazandtgroep en was tot omstreeks januari 2012 exploitant van het hotel/restaurant Graaf Bernstorff. Bestuurder van GBEX is sinds 29 augustus 2002 Fazandtgroep.
2.3. ABN AMRO Bank N.V. (hierna ook te noemen ABNAMRO) heeft vanaf 2005 kredieten verstrekt aan Fazandtgroep en GBEX. Op deze kredietovereenkomsten zijn de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door ABN AMRO van toepassing.
Artikel III.5 van die Algemene Bepalingen luidt (voor zover van belang):
"5. Tussentijdse opeising
5.1. ABN AMRO heeft het recht om in de navolgende omstandigheden het nog niet afgeloste gedeelte van de hoofdsom van de lening, tezamen met rente en met al het overige door de Kredietnemer uit hoofde van de Kredietovereenkomst verschuldigde, terstond en in zijn geheel tussentijds op te eisen, zonder enige sommatie of ingebrekestelling:
a. Indien de Kredietnemer enige verplichting jegens ABN AMRO uit hoofde van de Kredietovereenkomst, met inbegrip van de verplichtingen die voor de Kredietnemer voortvloeien uit de ABK, of uit welken anderen hoofde ook, niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, of indien naar het oordeel van ABN AMRO een aanzienlijke kans bestaat dat de Kredietnemer enige verplichting jegens ABN AMRO niet, niet tijdig of niet behoorlijk zal kunnen nakomen;"
2.4. Tot zekerheid van terugbetaling van deze kredieten heeft Fazandtgroep zekerheden verstrekt onder meer door de verlening van rechten van hypotheek op de haar in eigendom toebehorende onroerende zaken als vermeld in rechtsoverweging 2.1. Voorts hebben Fazandtgroep en GBEX hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard voor al hetgeen ABNAMRO van deze vennootschappen mocht hebben te vorderen, uit welke hoofde dan ook.
2.5. In alle tussen Fazandtgroep en GBEX als kredietnemers en ABN AMRO als kredietgever gesloten kredietovereenkomsten staat vermeld dat verhuur van de verbonden onroerende zaken alleen mag plaatsvinden met toestemming van ABN AMRO en dat ABN AMRO akkoord gaat met verhuur van die onroerende zaken. De laatste kredietovereenkomst dateert van 20 maart 2008.
2.6. In de bijbehorende hypotheekakten van 30 juni 2005, 6 maart 2006, 30 juni 2006 en 31 januari 2008 staat vermeld (voor zover van belang):
"Huurbeding
Voorts zal zonder schriftelijke toestemming van de Bank het Verbondene niet mogen worden verhuurd, verpacht of op enige andere wijze in gebruik gegeven. Zodanige overeenkomsten zullen behoudens schriftelijke toestemming van de Bank niet vernieuwd en optiejaren zullen zonder schriftelijke toestemming van de Bank niet toegestaan mogen worden.
(….)"
en (in de akten van 30 juni 2005 en 6 maart 2006):
"Bezwaring/verhuur/verandering
(….)
Het onderpand is niet anders verhuurd, dan krachtens de aan de Bank bekende huurovereenkomsten.
De Bank verklaart voor zonodig in afwijking van de hiervoor genoemde Algemene Bepalingen voor Hypotheekstelling dat:
- de Bank hierbij toestemming verleent aan de Hypotheekgever om het Verbondene te verhuren overeenkomstig de daarvoor geldende bestemming;".
2.7. Op 6 augustus 2008 heeft een afsplitsing plaatsgevonden van een deel van het vermogen van ABNAMRO. De verkrijgende vennootschap was New HBU II N.V., die op 1 april 2010 haar statutaire naam heeft gewijzigd in Deutsche Bank Nederland N.V. (verzoekster).
2.8. In 2010 is een kredietovereenkomst gesloten tussen Fazandtgroep en GBEX als kredietnemers en Deutsche Bank als kredietgever, op 28 mei 2010 ondertekend namens Deutsche Bank en op 20 juni 2010 door de heer [F] namens Fazandtgroep en GBEX (hierna te noemen de kredietovereenkomst van 20 juni 2010).
Deze overeenkomst luidt (voor zover hier van belang):
"KREDIETOVEREENKOMST
(wijziging bestaande kredietovereenkomst)
(….)
In aanmerking nemende dat:
- op 20-03-2008 een kredietovereenkomst is gesloten tussen ABN AMRO Bank N.V., hierna te noemen "ABN AMRO", en de daarin vermelde kredietnemer(s), hierna te noemen de "Kredietovereenkomst ABN AMRO".
- op 7 augustus 2008 een juridische afsplitsing heeft plaatsgevonden waardoor de vorderingen en andere rechten en plichten uit hoofde van de Kredietovereenkomst ABN AMRO zijn overgegaan van ABN AMRO naar New HBU II N.V., thans genaamd Deutsche Bank Nederland N.V., hierboven als Deutsche Bank gedefinieerd, zoals tot op heden voortgezet, gewijzigd en/of aangevuld hierna te noemen de "Bestaande Kredietovereenkomst";
- de Kredietnemer en Deutsche Bank beogen, met behoud van de vorderingen en andere rechten en plichten uit hoofde van de Bestaande Kredietovereenkomst, de Bestaande Kredietovereenkomst (gewijzigd) voort te zetten en of aan te vullen, op de wijze zoals weergegeven in deze Kredietovereenkomst.
zijn overeengekomen als volgt:
De vorderingen en andere rechten en plichten uit hoofde van de Bestaande Kredietovereenkomst blijven behouden en de bepalingen uit de Bestaande Kredietovereenkomst blijven onverminderd van kracht, ten behoeve van Deutsche Bank.
(….)
Zekerheden en verklaringen
- Krediethypotheek (….) op elk van de onroerende zaken en appartementsrechten te Schiermonnikoog:
a) [adres L], te weten het hotel en de appartementennummers (….);
b) [adres O], voor 1/6 deel eigen aan de heer [F] en voor 1/6 deel eigen aan mevrouw [G];
c) [adres M en adres P];
(….)
één en ander nader omschreven in de hypotheekakte.
In de Algemene bepalingen van Hypotheekstelling is aangegeven dat verhuur van de verbonden onroerende zaken alleen mag plaatsvinden met toestemming van Deutsche Bank. Deutsche Bank gaat akkoord met verhuur van bovengenoemde onroerende zaken.
(….)
- Krediethypotheek (….) op de onroerende zaak te Schiermonnikoog, aan de [adres O], één en ander nader omschreven in de hypotheekakte.
In de Algemene bepalingen van Hypotheekstelling is aangegeven dat verhuur van de verbonden onroerende zaken alleen mag plaatsvinden met toestemming van Deutsche Bank. Deutsche Bank
gaat akkoord met verhuur van bovengenoemde onroerende zaken.
(….)
- Krediethypotheek (….) op de onroerende zaak te Schiermonnikoog, aan [adres K], één en ander nader omschreven in de hypotheekakte.
In de Algemene bepalingen van Hypotheekstelling is aangegeven dat verhuur van de verbonden onroerende zaken alleen mag plaatsvinden met toestemming van Deutsche Bank. Deutsche Bank
gaat akkoord met verhuur van bovengenoemde onroerende zaken..
(….)
Volmachten
De Kredietnemer verleent voor zover nodig hierbij aan Deutsche Bank dezelfde volmachten die hij vóór 7 augustus 2008 aan ABN AMRO Bank N.V. heeft verleend en bekrachtigd hierbij de rechtshandelingen die New HBU II N.V., thans genaamd Deutsche Bank Nederland N.V., in deze kredietovereenkomst gedefinieerd als Deutsche Bank, vanaf 7 augustus 2008 tot en met heden als Kredietnemer heeft verricht."
2.9. Fazandtgroep en GBEX hebben vanaf 1 oktober 2010 niet meer voldaan aan hun aflossingsverplichtingen, waardoor een bedrag van € 447.183,- niet is afgelost. Vanaf januari 2012 hebben Fazandtgroep en GBEX ook niet meer voldaan aan hun renteverplichtingen: voor 2012 hebben zij een bedrag aan € 232.840,- niet voldaan en de onvoldane renteverplichting loopt iedere maand op.
2.10. Deutsche Bank heeft - na diverse besprekingen - Fazandtgroep en GBEX in de gelegenheid gesteld uiterlijk 1 februari 2013 de schulden af te lossen. Hieraan hebben Fazandtgroep en GBEX niet voldaan. Per 1 februari 2013 heeft Deutsche Bank een opeisbare vordering op Fazandtgroep en GBEX van € 6.168.437,50 uit hoofde van leningen die zij heeft verstrekt, € 549.867,- uit hoofde van derivatencontracten en een bedrag aan sinds 1 januari 2012 vervallen rente.
2.11. Fazandtgroep heeft op 27 januari 2012 hotel/restaurant Graaf Bernstorff c.a. aan de [adres L] alsmede de woningen aan [adres M en P], [adres O], [adres N] en [adres K], alle te Schiermonnikoog, voor de duur van vijf jaar verhuurd aan Bernstorff B.V. (voorheen geheten Brakzandt B.V.) voor een bedrag van € 350.000,- per jaar.
2.12. Bij exploot van 8 februari 2013 heeft Deutsche Bank de executie van haar hypotheekrecht op het onderpand en het inroepen van het huurbeding aangezegd aan [E] en [B], beiden wonende aan [adres O] te Schiermonnikoog, [C], wonende aan [adres M] te Schiermonnikoog, [F], wonende aan de [L] te Schiermonnikoog, [A], wonende aan {adres O] te Schiermonnikoog, alsmede aan allen die verblijven in de onroerende zaken (of een gedeelte daarvan) op bovengenoemde adressen.
2.13. De voor 12 maart 2013 aangekondigde executieveiling is uitgesteld tot april 2013.
2.14. Op 26 februari 2013 is door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, het faillissement van Fazandtgroep en GBEX uitgesproken. Curator in het faillissement is mr. J.C.M. Silvius, advocaat te Groningen, die ter zitting is verschenen.
3. De beoordeling
3.1. Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof om een beroep te doen op het huurbeding als bedoeld in art. 3:264 leden 5 en 6 BW, alsmede tot ontruiming door de huurders van de woningen aan de [adres L], [adres O], [adres M], [adres N] en [adres K] te Schiermonnikoog, binnen een door de voorzieningenrechter aan te geven termijn.
het vorderingsrecht
3.2.1. Deutsche Bank stelt dat onder het afgesplitste vermogen van ABNAMRO zich de vorderingen van ABNAMRO op Fazandtgroep en GBEX bevonden. Daarmee verkreeg Deutsche Bank de vorderingen op Fazandtgroep en GBEX en - op grond van artikel 6:142 BW - de hypotheekrechten die strekten tot zekerheid van voldoening van deze vorderingen.
3.2.2. Bernstorff B.V. c.s. betwist - bij gebrek aan wetenschap - dat Deutsche Bank de verkrijgende vennootschap was van het vermogen van ABNAMRO en dat zij rechthebbende is van de oorspronkelijk aan ABNAMRO verstrekte hypotheekrechten.
3.2.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van Deutsche Bank dat zij, door de afsplitsing van het vermogen van ABNAMRO, de vordering op Fazandtgroep en GBEX heeft verkregen. In de tussen Fazandtgroep en GBEX als kredietnemers en Deutsche Bank als kredietgever gesloten kredietovereenkomst van 20 juni 2010 is in verband hiermee ook expliciet vermeld: "dat - op 7 augustus 2008 een juridische afsplitsing heeft plaatsgevonden waardoor de vorderingen en andere rechten en plichten uit hoofde van de Kredietovereenkomst ABN AMRO zijn overgegaan van ABN AMRO naar New HBU II N.V., thans genaamd Deutsche Bank Nederland N.V., hierboven als Deutsche Bank gedefinieerd, zoals tot op heden voortgezet, gewijzigd en/of aangevuld hierna te noemen de "Bestaande Kredietovereenkomst"."
Fazandtgroep en GBEX hebben deze kredietovereenkomst ondertekend.
Dat Deutsche Bank de vorderingen niet zou hebben verkregen, heeft Bernstorff B.V. c.s. in het licht van het vorengaande onvoldoende gemotiveerd betwist. Het verweer van Bernstorff B.V. c.s. dienaangaande zal dan ook als ongegrond worden gepasseerd.
toestemming voor verhuur
3.3.1. Deutsche Bank stelt dat de verhuur of het gebruik van voormelde woningen plaatsvindt in strijd met het huurbeding dat is opgenomen in de hypotheekakten. Deutsche Bank heeft voor die verhuur niet de vereiste toestemming verleend. Deutsche Bank stelt daartoe dat bij de kredietovereenkomst van 20 juni 2010 uitgangspunt is geweest dat de bestaande situatie werd bevestigd en voor zover nodig geactualiseerd. Dit blijkt ook uit haar brief van 27 mei 2012, waarbij zij de kredietovereenkomst van 20 juni 2010 aan Fazandtgroep en GBEX heeft aangeboden. De situatie die zich toen voordeed, was dat GBEX - hoofdelijk schuldenaar van Deutsche Bank onder de kredietovereenkomst - als exploitant van het hotel/restaurant, de enige huurder was van de aan Fazandtgroep in eigendom toebehorende verbonden onroerende zaken. Met eventuele andere huurders was Deutsche Bank niet bekend. Het is tegen deze achtergrond dat in de kredietovereenkomst is opgenomen dat Deutsche Bank toestemming verleende voor verhuur van de onroerende zaken, waaronder voormelde woningen. GBEX gaf deze woningen bij tijd en wijle in gebruik voor tijdelijke huisvesting van arbeidskrachten die in het hoogseizoen werkzaam zijn in hotel/restaurant Graaf Bernstorff. Deze huisvesting valt niet onder het huurbeschermingsregime bij woonruimte. Voor (onder)verhuur van de woningen was toestemming nodig van Deutsche Bank. Deze is niet gegeven. Gelet op de bepaling dat elke nieuwe overeenkomst tot verhuur toestemming behoeft van Deutsche Bank en Deutsche Bank slechts bekend was met één huurder, moet worden geconcludeerd dat de verleende toestemming betrekking had op de enige aan Deutsche Bank bekende huurder, zijnde GBEX, welke tevens als kredietnemer aansprakelijk was voor de nakoming van de kredietovereenkomst. Andere partijen kunnen, zo stelt Deutsche Bank, aan deze toestemming geen rechten ontlenen. De Algemene Bepalingen strekken er mede toe Deutsche Bank controle te geven over aan wie Fazandtgroep het onderpand verhuurt en om Deutsche Bank de mogelijkheid te geven het onderpand vrij van huur te executeren.
3.3.2. Bernstorff B.V. c.s. stelt ten verwere dat de heer [F] destijds (in 2005) met de heren [X] en [Y] van ABNAMRO heeft besproken dat op termijn de onderneming en de daaraan verbonden onroerende zaken mogelijk zouden kunnen worden verpacht. Als voorwaarde voor de kredietovereenkomst is indertijd daarom op verzoek van de heer [F] expliciet en zonder enig voorbehoud vastgelegd dat de vennootschappen, zonder voorafgaand overleg met ABNAMRO, de onderneming en de onroerende zaken eventueel konden verhuren. De ongeclausuleerde vrijheid om het onroerend goed te mogen verhuren is vanaf 2005 in alle kredietovereenkomsten door ABNAMRO vastgelegd. ABNAMRO heeft op voorhand haar toestemming gegeven voor verhuur van de litigieuze objecten. Nadien heeft Deutsche Bank de inhoud van de kredietovereenkomsten één op één overgenomen en voortgezet. Dat Deutsche Bank toestemming heeft verleend voor verhuur aan Bernstorff B.V. c.s. blijkt ook uit de tekst van de door Deutsche Bank opgestelde kredietovereenkomst, waarin staat vermeld dat Deutsche Bank akkoord gaat met verhuur van de onroerende zaken. Bernstorff B.V. c.s. voert voorts aan dat bij de uitleg van een onduidelijke bepaling of een onduidelijk beding, gekozen dient te worden voor de minst bezwarende uitleg voor de niet professionele partij (de contra proferentem regel). Juist in het onderhavige geval waarin voor de professionele partij, de Deutsche Bank, het huurbeding kennelijk zo belangrijk is, lag het volgens haar op de weg van de bank om de formulering van de kredietovereenkomst eenduidig te kiezen.
3.3.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
In de hypotheekakten zoals vermeld in rechtsoverweging 2.6. is het in geding zijnde huurbeding opgenomen. In voornoemde hypotheekakten van 30 juni 2005 en 6 maart 2006 staat tevens vermeld (i) dat het onderpand niet anders is verhuurd dan krachtens de aan ABNAMRO bekende huurovereenkomsten en (ii) dat ABNAMRO toestemming verleent aan de kredietnemer(s) om het verbondene te verhuren overeenkomstig de daarvoor geldende bestemming.
Het geschil spitst zich primair toe op de vraag hoe deze bepalingen moeten worden uitgelegd. De voorzieningenrechter stelt daarbij voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, LJN: AG4158). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 (LJN: AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zal zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (HR 29 juni 2007, LJN: BA4909 en HR 19 januari 2007, LJN: AZ3178).
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit samenstel van bepalingen bezwaarlijk anders kan worden gelezen dan dat de door ABNAMRO gegeven toestemming betrekking had op de toenmalige en tevens bij ABNAMRO bekende huurder, GBEX. Een huurbeding heeft immers de bedoeling te voorkomen dat een hypotheekhouder bij een eventuele executie nadeel lijdt, nu een huurovereenkomst de waarde van het verbonden onroerend goed kan doen dalen. Derhalve heeft de hypotheekhouder er belang bij dat zij schriftelijk toestemming dient te verlenen indien door de hypotheekgever een huurovereenkomst wordt aangegaan of gewijzigd met betrekking tot de verbonden onroerende zaak. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat ABNAMRO deze toestemming slechts heeft verleend voor verhuur aan GBEX, aangezien GBEX tevens kredietnemer en hoofdelijk schuldenaar was voor het aangegane krediet. De eerste hypotheekakte is immers opgemaakt ter zekerheid van een (niet onaanzienlijk) krediet van 5,5 miljoen euro.
Weliswaar heeft Bernstorff B.V. c.s. een beroep gedaan op volgens haar een mondeling door de heer [F] met de heren [X] en [Y] van ABNAMRO in 2005 gemaakte afspraak, die in de kredietovereenkomsten zou zijn vastgelegd, maar deze afspraak wordt door Deutsche Bank betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Bernstorff B.V. c.s. deze afspraak niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij heeft ter onderbouwing daarvan geen stukken in het geding gebracht. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat indien de afspraak zo zou luiden als Bernstorff B.V. c.s. stelt, het voor de hand zou hebben gelegen dat de tekst van het huurbeding anders zou hebben geluid. Nu een kort geding zich niet leent voor (nadere) bewijslevering, zal dit verweer van Bernstorff B.V. c.s. worden verworpen.
Voorts staat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam vast dat deze situatie werd gecontinueerd toen de vorderingen door Deutsche Bank werden overgenomen, ten behoeve waarvan de kredietovereenkomst van 20 juni 2010 werd aangegaan. De tekst van het huurbeding is toen niet anders komen te luiden en bovendien staat in de kredietovereenkomst van 20 juni 2010 vermeld dat de vorderingen en andere rechten en plichten uit hoofde van de bestaande kredietovereenkomst met ABNAMRO blijven behouden en dat de bepalingen uit die bestaande kredietovereenkomst onverminderd van kracht blijven ten behoeve van Deutsche Bank. Ook de door Deutsche Bank gegeven toestemming had naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter derhalve uitsluitend betrekking op verhuur van de verbonden onroerende zaken aan GBEX.
Uit de door Deutsche Bank overgelegde uittreksels uit de gemeente basisadministratie van de gemeente Schiermonnikoog blijkt dat de data waarop de huidige bewoners van de woningen aan de [adres L], [adres O], [adres M] en [adres N] te Schiermonnikoog, daar woonachtig zijn, zijn gelegen na het sluiten van de desbetreffende kredietovereenkomsten, waarin het huurbeding is opgenomen. Dat [E] al sedert 10 jaar in de woning aan [O] en dat [F] als sinds 2007 in de woning aan [adres L] woont, hebben zij niet aannemelijk gemaakt, zodat de voorzieningenrechter hieraan voorbij zal gaan. Deutsche Bank kan dit beding dan ook tegen alle met name genoemde belanghebbenden inroepen.
het belang
3.4.1. Deutsche Bank stelt dat zij een groot financieel belang heeft bij het inroepen van het huurbeding en de verzochte ontruiming. Met instandhouding van de in strijd met de hypotheekakte aangegane huurovereenkomsten zal met de executie van het onderpand minder opbrengst worden verkregen om Deutsche Bank uit te voldoen. De lagere opbrengst ingeval van verkoop in verhuurde toestand blijkt uit het feit dat Deutsche Bank drie biedingen heeft ontvangen voor alle aan Deutsche Bank verhypothekeerde zaken voor het geval Deutsche Bank over wenst te gaan tot executie van haar hypotheekrecht, aldus Deutsche Bank. De hoogste bieding (voor de onroerende zaak aan de [L] en de in rechtsoverweging 2.1. genoemde woningen) bedraagt € 5.150.000,- en gaat ervan uit dat deze onroerende zaken in onverhuurde toestand wordt opgeleverd. De laagste bieding bedraagt € 3.000.000,- tot € 3.500.000,- en gaat uit van oplevering in verhuurde staat. De door Bernstorff B.V. c.s. genoemde bieding van € 4.000.000,- is niet bij Deutsche Bank binnengekomen. Het verschil in hoogte van de biedingen rechtvaardigt dat Deutsche Bank een beroep doet op het huurbeding. Als gevolg van dit beroep zijn de (onder)huur- of gebruiksovereenkomsten met belanghebbenden 1 tot en met 7 nietig. Deutsche Bank heeft er recht en belang bij dat deze huurders worden veroordeeld tot ontruiming, zodat Deutsche Bank haar hypotheekrechten kan executeren en de panden vrij van huur kan verkopen en leveren.
3.4.2. Bernstorff B.V. c.s. stelt dat het verschil in biedingen maximaal € 1.000.000,- bedraagt. De heer [F] heeft via de heer [Z] een investeerder gevonden die een acceptabel voorstel van € 4.000.000,- in contanten en zonder financieringsvoorbehoud heeft gedaan en daarbij ook een passende betaling aan de crediteuren in het vooruitzicht heeft gesteld. De onderhandelingen lopen nog. De door Deutsche Bank genoemde bieding van € 5.150.000,- van Van Langen B.V. is volgens Bernstorff B.V. c.s. zeer onduidelijk.
Voorts stelt Bernstorff B.V. c.s dat uitsluitend Bernstorff B.V. huurder is van de woningen, welke zij vervolgens aan de werknemers van hotel/restaurant Graaf Bernstorff tegen een vergoeding per gewerkte dag in gebruik geeft.
3.4.3. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Uit de door Deutsche Bank overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat met instandhouding van de (onder)huurovereenkomsten, niet alleen met betrekking tot hotel/restaurant Graaf Bernstorff maar ook met betrekking tot de onder de hypotheekakten verbonden woningen, onvoldoende opbrengst zal worden gekregen om de schuld van Fazandtgroep en GBEX te kunnen voldoen en ook dat beduidend minder opbrengst zal worden verkregen dan in onverhuurde toestand.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de door Deutsche Bank verzochte verlof om een beroep te doen op het huurbeding als bedoeld in art. 3:264 leden 5 en 6 BW, alsmede tot ontruiming door de huurders van het panden plaatselijk bekend [adres L], [adres O], [adres M] en [adres N] te Schiermonnikoog, kan worden toegewezen, nu ook aan de overige wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan. Voor zover het exploot van 8 februari 2013 als bedoeld in rechtsoverweging 2.11 niet aan [D] is betekend, staat dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan toewijzing van het verzoek in de weg, nu mr. Woertman zich mede namens hem heeft gesteld en [D] kennelijk (tijdig) op de hoogte is geraakt van het inhoud van het exploot. Overigens is namens [D] ook geen verweer gevoerd op dit punt.
3.4.4. Voor wat betreft de woning aan [adres K] overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat Deutsche Bank de executie van haar hypotheekrecht op het onderpand en het inroepen van het huurbeding aan de huurders of gebruikers van deze woning heeft aangezegd, zodat het verzoek met betrekking tot deze woning zal worden afgewezen.
3.4.5. Aan verweerders zal een ontruimingstermijn worden gegund tot 30 dagen na betekening van deze beschikking.
3.4.6. De verzochte machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
3.4.7. Gelet op de aard van deze beschikking zal de voorzieningenrechter de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. verleent verlof aan Deutsche Bank om het huurbeding in de in rechtsoverweging 2.6. genoemde hypotheekakten en de nietigheid van de tussen kredietnemers, althans Bernstorff B.V. met de huurders gesloten huurovereenkomsten tegenover kredietnemers en huurders in te roepen voor wat betreft de woningen aan de [L], [M], [N] en [O] te Schiermonnikoog;
4.2. veroordeelt de in rechtsoverweging 4.1. genoemde huurders om de panden plaatselijk bekend [L], [O], [M] en [N] te Schiermonnikoog, te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en om dat pand met afgifte van de sleutels aan verzoekster ter vrije beschikking te stellen,
4.3. bepaalt dat gedurende een termijn van 30 dagen na de betekening van de beschikking aan belanghebbenden niet ontruimd mag worden,
4.4. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
4.5. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.?