ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ5018
Rechtbank Noord-Nederland
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in bezwaarprocedure ex artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, ingediend door verzoeker naar aanleiding van een bezwaarprocedure op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Verzoeker, geboren in 1969 en wonende te [adres], heeft een vergoeding gevraagd voor de kosten die hij heeft gemaakt in verband met het indienen van een bezwaarschrift, dat door de rechtbank eerder gegrond was verklaard. De raadsvrouw van verzoeker heeft het verzoekschrift toegelicht en verzocht om toepassing van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) naar analogie, aangezien er geen specifieke wettelijke regeling voorhanden is die het verzoek ondersteunt.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 591a Sv een gewezen verdachte aan wie geen straf of maatregel is opgelegd, recht kan hebben op een kostenvergoeding. In dit geval betreft het de kosten van rechtsbijstand die zijn gemaakt in het kader van de bezwaarprocedure, die gegrond is verklaard. De rechtbank stelt vast dat er geen wettelijke regeling bestaat die specifiek op dit verzoek van toepassing is, en onderzoekt of een redelijke wetstoepassing kan inhouden dat artikel 591a Sv ook van toepassing is op dit verzoek.
De rechtbank concludeert dat de vergoedingsregeling van artikel 591 Sv een zelfstandige regeling is en dat een vergoeding kan worden toegekend ongeacht de afloop van de strafzaak. De rechtbank oordeelt dat de term "beëindigen van de zaak" in artikel 591 lid 2 Sv ook gelezen moet worden als "de onherroepelijke beschikking" op de klaagschriften. Gelet op deze overwegingen is de rechtbank van mening dat artikel 591 Sv naar analogie van toepassing kan zijn op succesvol ingediende klaagschriften op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
Aangezien het verzoek tijdig is ingediend, acht de rechtbank het verzoek tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand toewijsbaar. De rechtbank heeft het bedrag van de vergoeding vastgesteld en uitgesproken in de openbare zitting van de raadkamer.