RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Parketnummer: 18/670467-12
datum uitspraak: 11 maart 2013
op tegenspraak (raadsman gemachtigd)
raadsman: mr. N.A. Heidanus
van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam.verdachte],
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende aan [adres.verdachte], [woonplaats.verdachte],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 februari 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand
heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een (personen)auto en/of een of
meerdere fiets(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, te weten de Oude Hoflaan en/of Kerkstraat en/of Jachtlaan
en/of Kromme Elleboog, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer, aldaar
aanwezige lid/leden van de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen),
welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van een of meer (bier)fles(sen)
en/of een of meer ste(e)n(en), althans een of meer hard(e) voorwerp(en) naar de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen),
waarbij hij, verdachte, opzettelijk heeft gegooid met een of meer
(bier)fles(sen) en/of een of meer ste(e)n(en), althans een of meer harde
voorwerpen
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (personen)auto, welk
geweld bestond uit het kantellen van een (personen)auto en/of het schoppen
en/of slaan tegen deze (personenauto), waarbij hij, verdachte, opzettelijk een
(personen)auto heeft gekanteld en tegen deze (personen)auto heeft geslagen of
geschopt;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren in het openbaar mondeling, tot
enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft
opgeruid, immers heeft verdachte terwijl hij met zijn rug naar een groep
personen staat en kijkt in de richting van de leden van de mobiele eenheid,
naar de, achter hem staande groep, wenkende gebaren gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren opzettelijk beledigen
ambtenaren, te weten leden van de Mobiele Eenheid, gedurende en/of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten werkzaamheden ten
tijde van de Project X rellen in dier tegenwoordigheid de Hitlergroet heeft
gebracht.
De rechtbank leest het onder 2 ten laste gelegde verbeterd met aanvulling van de zinsnede “naar de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen)”. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier, het onder
1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde brandstichting is de officier van justitie van mening dat de auto in brand is gestoken door meerdere personen. Blijkens de beelden die zich bij de processtukken bevinden is door meerdere personen doelbewust samengewerkt en was deze samenwerking gericht op het in brand steken van de auto. Uit de uiterlijke verschijningsvormen kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van medeplegen van brandstichting, waarbij er gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft bekend dat hij plastic heeft aangestoken en verklaard dat iemand anders dit stuk plastic onder de auto heeft geschopt. Blijkens de beelden en de stukken in het dossier blijkt eveneens dat het niet verdachte is geweest die het brandende stuk plastic onder de auto heeft geschopt. Verdachte wilde juist niet dat de auto in brand ging. Er is dan ook geen sprake geweest van opzet. Er is evenmin sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Voorts blijkt uit de beelden niet dat er sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders.
Het onder 2 ten laste gelegde kan wel worden bewezen, met dien verstande dat het naar de mening van de raadsman op grond van de stukken in het dossier, alsmede op grond van de beelden van het gebeuren, niet aannemelijk is dat verdachte met stenen en bierflesjes heeft gegooid naar de politie of de ME.
De raadsman is van mening dat het onder 3 en 4 wel kan worden bewezen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank heeft geconstateerd dat op de beelden die zich bij de processtukken bevinden te zien is dat verdachte de Hitlergroet brengt. De rechtbank merkt op dat de Hitlergroet op zichzelf als beledigend kan worden ervaren. Uit de stukken blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende of deze door verdachte geuite Hitlergroet was gericht aan de Mobiele Eenheid (hierna ME). Voorts blijkt uit de processtukken evenmin dat de ME ook daadwerkelijk heeft gezien dat verdachte deze Hitlergroet heeft gebracht, nu er zich in het dossier geen aangifte van (een van de leden van) de ME bevindt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring van verdachte d.d. 25 oktober 2012 afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik kwam voor een feestje naar Haren. U vraagt mij hoe het nou ging met die autobrand. Ik hield mijn aansteker op de grond onder die auto, omdat ik een stuk plastic aan wilde steken.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2012, opgenomen op pagina 48 e.v. van dossier nummer 2109-ADM-049 d.d. 23 oktober 2012, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Ik beschrijf nu DVD 2. Het betreft beelden welke zijn gemaakt te Haren aan de Jachtlaan en omgeving vanuit een ME voertuig ter plaatse. De beelden zijn gemaakt op 21 september 2012. Ik zie dat [verdachte] aan de voorzijde van de auto staat met zijn gezicht richting de ME linie en dat hij zijn arm omhoog houdt en ik zie dat hij een aansteker ontsteekt. Ik zie dat [verdachte], (A) en [medeverdachte 1 ] aan de rechter achterzijde van de auto met kenteken [kenteken] staan (rechts gezien vanaf camerapositie). Ik zie dat [verdachte] zich bukt en iets oppakt van de straat. Ik zie dat (A) naast [verdachte] staat. Ik zie dat [medeverdachte 1 ], van [medeverdachte 2 ], [verdachte] en (A) aan de rechterachterzijde van de auto staan (auto ligt op zijn dak en achterzijde wijst in richting van ME linie en voorzijde richting menigte). Ik zie dat [verdachte] zich bukt aan de rechterachterzijde van de auto en met een aansteker iets probeert aan te steken op straat. Ik zie dat [verdachte] gaat staan en ik zie dat (A) de aansteker van [verdachte] overneemt. Ik zie dat (A) door zijn hurken gaat en aan de rechterachterzijde van de auto iets probeert aan te steken op de straat. Ik zie dat (A) in zijn linkerhand een sigaret vasthoudt en in zijn rechterhand de aansteker heeft. Ik zie dat [verdachte] achter(A) aan loopt dezelfde richting op en eveneens links in beeld in de menigte gaat staan. Ik zie dat [verdachte] en (A) vanaf de linkerkant weer in beeld verschijnen en ik zie dat [verdachte] en (A) samen naar de voorzijde van de auto lopen.
Ik zie dat [verdachte] en (A) samen naar de rechterachterzijde van de auto lopen.
Ik zie dat [verdachte] zich bukt en ik zie dat hij met kracht met zijn hand tegen een raam slaat aan de rechterachterzijde van de auto ( auto ligt op dak, raam zit dus vlakbij de straat).
Ik zie dat [medeverdachte 3] en van [medeverdachte 2 ] nabij [verdachte] staan. Ik zie dat (A) nabij [verdachte] staat en ik zie dat (A) een sigaret in zijn hand heeft. Ik zie dat [medeverdachte 4] naar de rechterachterzijde van de auto loopt en de brandstofklep opent en draaiende bewegingen maakt.
Ik zie dat [medeverdachte 4] achteruit stapt en wijst in de richting van de brandstof klep.
Ik zie dat [verdachte] en (A) verschijnen aan de rechterachterzijde van de auto en ik zie dat zij samen ter hoogte van de brandstofklep staan. Ik zie dat [verdachte] naast (A) staat.
Ik zie dat (A) iets brandends op de grond gooit en dat aan de rechterachterzijde op de grond valt. Ik zie dat er door (D) een schoppende beweging wordt gemaakt tegen hetgeen even tevoren door (A) op de grond is gegooid. Ik zie dat door de schoppende beweging van (D) het brandende iets dichter/verder onder de auto terecht komt. Ik zie dat direct na deze schoppende beweging brand ontstaat onder/nabij de auto. Ik zie dat de auto aan de rechter achterzijde begint te branden.
Ik zie dat er een menigte mensen om/voor de auto staat. Ik zie dat deze mensen dicht bij de auto staan die op dat moment vlam vat. Ik zie dat er meerdere fietsen om en onder de auto liggen en dat deze branden.
Een proces-verbaal van brandonderzoek d.d. 24 oktober 2012, opgenomen als losse bijlage bij voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 2 ], zakelijk weergegeven voor zover hier van belang:
De oorzaak voor het ontstaan van de explosie en brand met betrekking tot de personenauto [kenteken] op 21 september 2012 kon met volledige zekerheid worden bepaald op het opzettelijk ter plaatse brengen van vuur, daarbij gebruik makend van een brandend voorwerp, welke in deze als ontstekingsbron kon worden getypeerd. Gedurende de tijdsperiode dat er sprake kon zijn van de uitstroom van de voertuigeigen brandstof, minimaal 40 seconden en maximaal 13,05 minuten, was er buiten het voertuig een gasmengsel ontstaan. Dit gasmengsel was door open vuur geïnitieerd, waardoor een damp- of gasexplosie ontstond. Dit ging gepaard met een steekvlam, gevolgd door brand. De brand was daarna beperkt in omvang. De daarbij vrijgekomen rookgassen bewogen zich verticaal omhoog, een indicatie voor een rustig weerbeeld met een geringe windkracht.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 oktober 2012, opgenomen op pagina 61 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Op een Youtube film op het Internet gemaakt tijdens de Facebook rellen te Haren zie ik, verbalisant, een groep jongeren bij een auto staan welke op de zijkant ligt.
Deze auto ligt nabij de stoeprand met aan weerszijden van de straat bomen en woningen. Aan de zijde waar de auto ligt zie ik een hoge heg. Ik zie dat er bij en tegen de auto een aantal fietsen ligt. Ik zie dat er een jongen in beeld loopt en dat deze jongen naar de groep jongeren achter hem roept:"We hebben een molotov nodig, we gaan die auto in de brand steken." Ik zie dat deze jongen met zijn rechterhand omhoog in de richting van de groep loopt en daarbij een aansteker ontsteekt.
Deze jongen heeft het volgende signalement: Blank/blond stekelhaar, bril, oorbel rechts, linkerringvinger een ring, zwart glimmend gewatteerd jack, witte rits voorzijde,tot op de heupen, afritsbare capuchon, rits wit van kleur, met bruine bontrand, onderzijde jas en onderzijde mouwen, elastische band met witte strepen, grijs G-star t shirt, spijkerbroek,
witte sportschoenen met zwart teken erop en witte zolen en witte veters. Deze jongen wordt verder aangeduid met DADER 1. Ik zie dat DADER 1 een fiets optilt en dat hij deze fiets met kracht op het vuur gooit.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2012, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernieling van mijn auto, een blauwe Mazda [type], kenteken [kenteken] Mijn auto stond geparkeerd aan de Jachtlaan in Haren. Ik heb mijn auto zo'n beetje in de bocht met de Stationsweg geparkeerd.
Omstreeks 22:00 uur zag ik zag dat mijn auto werd gekanteld door een groep rellende jongeren. Kort hierop zag ik dat mijn auto in brand vloog. Op de beelden van [regionale tv-zender] zag ik een jongen een fiets op de auto gooien. Mijn auto is in zijn geheel uitgebrand.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier nummer;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2012, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1];
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2012, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1];
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier nummer;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2012, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1].
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen een aanmerkelijke bijdrage geleverd aan het in brand steken van de auto. Verdachte bevond zich blijkens de bewijsmiddelen samen met anderen bij de auto. Uit de uiterlijke verschijningsvormen van meerdere personen, waaronder verdachte, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de gedragingen er op gericht waren om de auto in brand te steken. Verdachte is degene die heeft geroepen "We hebben een molotov nodig, we gaan die auto in de brand steken." Verdachte heeft ook een fiets op het vuur gegooid. Hoewel verdachte niet de persoon is geweest die iets brandends onder de auto heeft geschopt, waardoor de uiteindelijke brand is veroorzaakt, is er naar het oordeel van de rechtbank wel sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer andere personen op het in brand steken van de auto.
Er is blijkens de bewijsmiddelen ook sprake geweest van gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders. Zo relateert verbalisant [verbalisant 1]:" Ik zie dat er een menigte mensen om/voor de auto staan. Ik zie dat deze mensen dichtbij de auto staan die op dat moment vlam vat."
De rechtbank acht gelet op vorenstaande het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 21 september 2012 te Haren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand
heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
brandbare stoffen, ten gevolge waarvan een personenauto en fietsen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders, voor anderen te duchten was;
2.
hij op 21 september 2012 te Haren met anderen, op de openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aldaar aanwezige leden van de mobiele eenheid en/of politiefunctionarissen, welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van voorwerpen naar de mobiele eenheid en/of politiefunctionarissen
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto, welk
geweld bestond uit het kantelen van een personenauto en het schoppen
en slaan tegen deze (personenauto);
3.
hij op 21 september 2012 te Haren in het openbaar tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft verdachte terwijl hij met zijn rug naar een groep personen staat en kijkt in de richting van de leden van de mobiele eenheid, naar de, achter hem staande groep, wenkende gebaren gemaakt.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel, overeenkomstig hetgeen door zowel de officier van justitie als de raadsman ter terechtzitting is aangevoerd, dat het onder 3 ten laste gelegde wel kan worden bewezen, maar niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit. De opruiing zoals omschreven in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht omhelst het mondeling of bij geschrift of afbeelding opruien tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden. Nu uit de bewijsmiddelen slechts blijkt dat verdachte enkel opruiende gebaren heeft gemaakt, is het feit niet te kwalificeren als opruiing in de zin van voormeld wetsartikel. Nu het feit niet te kwalificeren is zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het deze feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde worden verbonden dat verdachte uiterlijk op 1 juli 2013, onder vermelding van “Haren” een geldbedrag van € 500,- zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ten behoeve van een instelling die zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van Project X Haren te behartigen, waartoe uiterlijk op 1 april 2013 een uitvoeringsregeling opgesteld en gepubliceerd is. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten. Op 21 september 2012 is er door verdachte en vele andere medeverdachten ongekend geweld gebruikt tegen leden van de Mobiele Eenheid en politiefunctionarissen. Verdachte heeft hierbij een leidende rol gespeeld.
Zowel politiefunctionarissen, als ook inwoners van Haren, hebben angsten uitgestaan. Het geweld was zo hevig dat sommige inwoners van Haren hun woningen gebarricadeerd hadden. De rechtsorde is ernstig geschokt geweest door deze feiten. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij de ernst van de feiten tot uitdrukking wil brengen door het vorderen van een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Daarnaast heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte zich in het verleden schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten en liep verdachte toen hij onderhavige feiten pleegde nog in de proeftijd van een eerder aan hem opgelegde straf. De officier van justitie heeft tevens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de andere kant heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, almede zijn jeugdige leeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de rechtbank op grond van onder meer het briefrapport
d.d. 29 november 2012 van Bureau Jeugdzorg Friesland (ambtshalve) zou kunnen besluiten het jeugdsanctierecht van toepassing te verklaren. Uit voornoemd briefrapport komt onder meer naar voren dat verdachte op sociaal emotioneel gebied een paar jaar jonger dan zijn kalender leeftijd functioneert.
De raadsman acht het onwenselijk om verdachte een gevangenisstraf op te leggen, met name omdat hij het erg zwaar heeft gehad tijdens zijn detentie in voorarrest. De raadsman acht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht meer aangewezen. Daarnaast zou aan verdachte een forse werkstraf opgelegd kunnen worden.
Voorts heeft de raadsman ervoor gepleit om niet de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven op te leggen, nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels kan worden toegewezen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het al dan niet toepassen van het jeugdsanctierecht het navolgende. Het jeugdsanctierecht kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 77c Wetboek van Strafrecht (kort gezegd) worden toepast indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank is van oordeel dat eventuele toepassing van het jeugdsanctierecht onvoldoende is gemotiveerd en onderbouwd. Hetgeen in het eerder genoemde briefrapport van Bureau Jeugdzorg Friesland staat vermeld is hiertoe niet voldoende. Verdachte is voorts niet ter terechtzitting verschenen, zodat de rechtbank ook niet op grond van haar eigen waarneming inzicht heeft kunnen verkrijgen in de persoonlijkheid van de verdachte. Nu de rechtbank in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en ook overigens geen reden ziet om het jeugdsanctierecht van toepassing te verklaren, zal de rechtbank, gelet op de kalenderleeftijd van verdachte, het strafrecht voor meerderjarigen toepassen.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de avond van 21 september 2012 en de daaropvolgende nacht is door een groep van naar schatting enkele honderden personen in Haren urenlang op grote schaal op buitengewoon ernstige wijze openlijk geweld gepleegd. Zij maakten deel uit van een massa, die gereageerd had op een oproep via de sociale en klassieke media om naar een feest -thans bekend als “Project X”- in Haren te komen.
Voornoemd geweld was gericht tegen politie en later ingezette ME en bestond onder meer uit het gooien van diverse voorwerpen, waaronder flessen en (bak)stenen.
Verder werden massaal vernielingen aangericht, fietsen en een auto in brand gestoken, en werden een aantal winkels geplunderd.
Verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het medeplegen van brandstichting.
Verdachte heeft hierbij het risico genomen dat er voor anderen levensgevaar en gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was en goederen werden beschadigd.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen de politie en de ME, alsmede tegen goederen. Verdachte heeft zich tijdens de rellen niet onbetuigd gelaten en heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan voornoemd buitensporig en massaal geweld. Het gedrag van verdachte is fors mede sfeerbepalend geweest en verdachte heeft zich veelal opgehouden in één van de frontlinies.
De rechtbank rekent het verdachte aan, dat mede door zijn optreden in het bijzonder de bewoners van Haren urenlang in angst hebben doorgebracht en in zijn algemeenheid gevoelens van angst en onveiligheid teweeg zijn gebracht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en waaruit tevens blijkt dat verdachte tijdens het plegen van de thans bewezenverklaarde feiten in een proeftijd liep van een eerder aan hem opgelegde voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft verder, meer dan de officier van justitie, rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank merkt voorts op dat verdachte weliswaar een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de rellen, maar dat blijkens de beschikbare beelden van de rellen verdachte niet kan worden aangemerkt als dè aanstichter van de rellen. Er was sprake van buitensporig massaal geweld door een grote groep mensen, waarbij vele anderen soortgelijk - afkeurenswaardig - gedrag hebben vertoond.
De rechtbank zal daarom, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot het aantal dagen dat door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank zal daarnaast een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, alsmede een meldingsgebod en als gedragsinterventie een training Alcohol en Geweld. De rechtbank acht tevens een forse taakstraf, in de vorm van een werkstraf passend en geboden.
Dat de rechtbank een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd is voorts gelegen in het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie.
Nu de rechtbank de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal toewijzen, zal de rechtbank niet de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven opleggen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever], wonende te [woonplaats aangever].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering, te weten een bedrag van in totaal € [bedrag] aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, dat de posten ‘auto’, ‘fototoestel’, ‘plaid’ en ‘hondengordel’ kunnen worden toegewezen. Het gaat in totaal om een bedrag van € [bedrag] aan materiële schade.
De rechtbank verklaart het overige deel van de materiële schade niet-ontvankelijk, nu het beoordelen van die schadeposten een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de hoofdelijkheid opleggen. Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door verdachtes mededaders is voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a,14b,14c,14d, 47, 57, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte groot 100 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich zo snel mogelijk meldt bij de Reclassering Nederland te Groningen en gedurende de proeftijd blijft melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
- dat veroordeelde, indien de Reclassering dit nodig acht, deelneemt aan een gedragsinterventie te weten de training Alcohol en Geweld.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en op grond van artikel 14d, Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering Nederland.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] te [woonplaats aangever] gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ [bedrag].
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € [bedrag] ten behoeve van de benadeelde partij [aangever] te [woonplaats aangever], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door [aantal] dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € [bedrag] ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit bedrag al door verdachtes mededaders is voldaan.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en F. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2013.