ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ4376

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
18/670534-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximale werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor brandstichting en openlijk geweld tijdens Project-X in Haren

Op 11 maart 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de rellen tijdens het Project-X in Haren op 21 september 2012. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maximale werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 100 dagen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte minder zwaar was dan door de officier van justitie werd gesteld. De verdachte was betrokken bij brandstichting en openlijk geweld tegen de politie en de Mobiele Eenheid (ME). De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen van brandstichting, waarbij levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders te duchten was. De verdachte had eerder geprobeerd een auto in brand te steken, maar dit was niet gelukt. Tijdens de rellen was de verdachte samen met anderen aanwezig en had hij een aanmerkelijke bijdrage geleverd aan het geweld. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vaste baan en de gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor zijn werk. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een training Alcohol en Geweld. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een schadevergoeding te betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/670534-12
datum uitspraak: 11 maart 2013
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. L.S. Wachters
V O N N I S
van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam.verdachte],
geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte],
wonende aan [adres.verdachte], [woonplaats.verdachte],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 februari 2013.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand
heeft gesticht en/of een ontploffing te weeg heeft gebracht in/aan een
personenauto, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
medeverdachte(n) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker en/of een
brandend stuk karton, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met een (plas) benzine naast een gekantelde personenauto, althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of ontploft, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in de omgeving van dat
voertuig, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de (drie) in de directe nabijheid
van het voertuig zijnde personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Oude Hoflaan en/of
Kerkstraat en/of Jachtlaan en/of Kromme Elleboog en/of Stationsweg, in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen één of meer, aldaar aanwezige lid/leden van de mobiele eenheid en/of
politiefunctionaris(sen), welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van
een of meer (bier)fles(sen) en/of een of meer ste(e)n(en) en/of een of meer
dranghek(ken) en/of een of meer verkeersbord(en), althans een of meer hard(e)
voorwerp(en) naar de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen), waarbij hij, verdachte, opzettelijk heeft gegooid met een
dranghek en/of een verkeersbord, althans een of meer harde voorwerpen.
De rechtbank leest het onder 2 ten laste gelegde verbeterd met aanvulling van de zinsnede “naar de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen)”. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde brandstichting is de officier van justitie van mening dat de auto in brand is gestoken door meerdere personen. Blijkens de beelden die zich bij de processtukken bevinden is door meerdere personen doelbewust samengewerkt en was deze samenwerking gericht op het in brand steken van de auto. Verdachte bevindt zich gedurende een lange periode bij de auto. Verdachte heeft verklaard dat hij in een eerder stadium heeft getracht de auto in brand te steken, maar dat dit toen niet gelukt is. Verdachte bevindt zich blijkens de beelden steeds bij een van de medeverdachten. Op grond van de beelden kan worden geconcludeerd dat uit de uiterlijke verschijningsvormen kan worden afgeleid dat er sprake is geweest van medeplegen van brandstichting. Er is tevens gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten geweest, nu zich blijkens de bewijsmiddelen in het dossier veel mensen in de nabijheid van de auto bevonden toen de auto in brand stond.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde van mening dat op grond van de beelden niet met zekerheid kan worden gezegd dat verdachte degene is geweest die een brandend voorwerp naar de auto heeft gegooid. Naar de mening van de raadsvrouw is er evenmin sprake van medeplegen van brandstichting nu niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer andere personen en evenmin blijkt van een significante bijdrage aan de brandstichting door verdachte. Verdachte heeft wel getracht om benzine in brand te steken, echter dit was in een eerder stadium. De raadsvrouw is primair van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsvrouw is voorts van mening dat er niet kan worden gesproken van levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander. Het tenlastegelegde is toegespitst op de drie personen die zich in de nabijheid bevonden van de auto. Deze drie personen waren allen plegers of medeplegers. De zinsnede “een ander” als vermeld in artikel 157 onder 2° Wetboek van Strafrecht dient naar de mening van de raadsvrouw te worden begrepen als “een ander persoon dan degene die de brand sticht”. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, danwel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het onder 2 tenlastegelegde kan volgens de raadsvrouw wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013 afgelegd, inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik was op 21 september 2012 bij Project-X in Haren. Het klopt dat ik jongen "A " ben zoals beschreven door verbalisant [verbalisant 1]. Ik heb eerst geprobeerd om de auto in brand te steken. Dit is niet gelukt. Later waren er andere mensen die ook probeerden de auto in brand te steken. Op het moment dat iemand een stuk brandend plastic onder de auto schopte, ging de auto in brand. Ik heb gezien dat de auto in brand ging. Ik heb volgens de beelden wel een tijdje bij de auto rondgelopen. Ik voel me wel verantwoordelijk voor de fik. Ik ben er bij geweest en ik heb misschien ook wel een beetje opgeruid en ik heb zelf ook geprobeerd om de auto in de fik te steken.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2012, opgenomen op pagina's D van dossier 2109-ADM-120, d.d. 13 december 2012, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Ik beschrijf nu DVD 2. Het betreft beelden welke zijn gemaakt te Haren aan de Jachtlaan en omgeving vanuit een ME voertuig ter plaatse. De beelden zijn gemaakt op 21 september 2012. Ik zie dat [medeverdachte] aan de voorzijde van de auto staat met zijn gezicht richting de ME linie en dat hij zijn arm omhoog houdt en ik zie dat hij een aansteker ontsteekt. Ik zie dat [medeverdachte], (A) en [medeverdachte 2] aan de rechter achterzijde van de auto met kenteken [kenteken] staan (rechts gezien vanaf camerapositie). Ik zie dat [medeverdachte] zich bukt en iets oppakt van de straat. Ik zie dat (A) naast [medeverdachte] staat. Ik zie dat [medeverdachte 2], van [medeverdachte 3], [medeverdachte] en (A) aan de rechterachterzijde van de auto staan (auto ligt op zijn dak en achterzijde wijst in richting van ME linie en voorzijde richting menigte). Ik zie dat [medeverdachte] zich bukt aan de rechterachterzijde van de auto en met een aansteker iets probeert aan te steken op straat. Ik zie dat [medeverdachte] gaat staan en ik zie dat (A) de aansteker van [medeverdachte] overneemt. Ik zie dat (A) door zijn hurken gaat en aan de rechterachterzijde van de auto iets probeert aan te steken op de straat. Ik zie dat (A) in zijn linkerhand een sigaret vasthoudt en in zijn rechterhand de aansteker heeft. Ik zie dat [medeverdachte] achter(A) aan loopt dezelfde richting op en eveneens links in beeld in de menigte gaat staan. Ik zie dat [medeverdachte] en (A) vanaf de linkerkant weer in beeld verschijnen en ik zie dat [medeverdachte] en (A) samen naar de voorzijde van de auto lopen.
Ik zie dat [medeverdachte] en (A) samen naar de rechterachterzijde van de auto lopen.
Ik zie dat [medeverdachte 4] en van [medeverdachte 3] nabij [medeverdachte] staan. Ik zie dat (A) nabij [medeverdachte] staat en ik zie dat (A) een sigaret in zijn hand heeft. Ik zie dat [medeverdachte 5] naar de rechterachterzijde van de auto loopt en de brandstofklep opent en draaiende bewegingen maakt.
Ik zie dat [medeverdachte 5] achteruit stapt en wijst in de richting van de brandstof klep.
Ik zie dat [medeverdachte] en (A) verschijnen aan de rechterachterzijde van de auto en ik zie dat zij samen ter hoogte van de brandstofklep staan. Ik zie dat [medeverdachte] naast (A) staat.
Ik zie dat (A) iets brandends op de grond gooit en dat aan de rechterachterzijde op de grond valt. Ik zie dat er door (D) een schoppende beweging wordt gemaakt tegen hetgeen even tevoren door (A) op de grond is gegooid. Ik zie dat door de schoppende beweging van (D) het brandende iets dichter/verder onder de auto terecht komt. Ik zie dat direct na deze schoppende beweging brand ontstaat onder/nabij de auto. Ik zie dat de auto aan de rechter achterzijde begint te branden.
Ik zie dat er een menigte mensen om/voor de auto staat. Ik zie dat deze mensen dicht bij de auto staan die op dat moment vlam vat. Ik zie dat er meerdere fietsen om en onder de auto liggen en dat deze branden.
Een proces-verbaal van brandonderzoek d.d. 24 oktober 2012, opgenomen als losse bijlage bij voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 2], zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang:
De oorzaak voor het ontstaan van de explosie en brand met betrekking tot de personenauto [kenteken] op 21 september 2012 kon met volledige zekerheid worden bepaald op het opzettelijk ter plaatse brengen van vuur, daarbij gebruik makend van een brandend voorwerp, welke in deze als ontstekingsbron kon worden getypeerd. Gedurende de tijdsperiode dat er sprake kon zijn van de uitstroom van de voertuigeigen brandstof, minimaal 40 seconden en maximaal 13,05 minuten, was er buiten het voertuig een gasmengsel ontstaan. Dit gasmengsel was door open vuur geïnitieerd, waardoor een damp- of gasexplosie ontstond. Dit ging gepaard met een steekvlam, gevolgd door brand. De daarbij vrijgekomen rookgassen bewogen zich verticaal omhoog, een indicatie voor een rustig weerbeeld met een geringe windkracht.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 oktober 2012, opgenomen op pagina D van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Op een Youtube film op het Internet gemaakt tijdens de Facebook rellen te Haren zie ik, verbalisant, een groep jongeren bij een auto staan welke op de zijkant ligt.
Deze auto ligt nabij de stoeprand met aan weerszijden van de straat bomen en woningen. Aan de zijde waar de auto ligt zie ik een hoge heg. Ik zie dat er bij en tegen de auto een aantal fietsen ligt. Ik zie dat er een jongen in beeld loopt en dat deze jongen naar de groep jongeren achter hem roept :"We hebben een molotov nodig, we gaan die auto in de brand steken." Ik zie dat deze jongen met zijn rechterhand omhoog in de richting van de groep loopt en daarbij een aansteker ontsteekt.
Deze jongen wordt verder aangeduid met DADER 1. Ik zie dat DADER 1 een fiets optilt en dat hij deze fiets met kracht op het vuur gooit.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2012, opgenomen op pagina 3 e.v. , inhoudende de verklaring van [aangever], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernieling van mijn auto, een blauwe Mazda [type], kenteken [kenteken]. Mijn auto stond geparkeerd aan de Jachtlaan in Haren. Ik heb mijn auto zo'n beetje in de bocht met de Stationsweg geparkeerd.
Omstreeks 22:00 uur zag ik dat mijn auto werd gekanteld door een groep rellende jongeren. Kort hierop zag ik dat mijn auto in brand vloog. Op de beelden van [regionale tv-zender] zag ik een jongen een fiets op de auto gooien. Mijn auto is in zijn geheel uitgebrand.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 februari 2013 afgelegd;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2012, opgenomen op pagina D van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1].
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen een aanmerkelijke bijdrage geleverd aan het in brand steken van de auto. Verdachte heeft eerst zelf getracht de auto in brand te steken. Dit is niet gelukt. Verdachte is niet weggegaan hierna, maar is steeds samen met anderen, waaronder medeverdachte [medeverdachte], bij de auto gebleven. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren blijkens de bewijsmiddelen steeds in elkaars nabijheid. Uit de uiterlijke verschijningsvormen van hun handelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de gedragingen van meerdere personen, waaronder verdachte, er op gericht waren om de auto in brand te steken. Medeverdachte [medeverdachte], de persoon in wiens nabijheid verdachte zich hoofdzakelijk bevond, heeft geroepen "We hebben een molotov nodig, we gaan die auto in de brand steken." De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte dit heeft gehoord maar zich op geen enkele wijze blijkt te hebben gedistantieerd daarvan. Hoewel verdachte niet degene is geweest die uiteindelijk de brand heeft aangestoken, is er naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het vorenstaande, wel sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [medeverdachte] en één of meer andere verdachten, gericht op het in brand steken van de auto.
Er is blijkens de bewijsmiddelen ook sprake geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders. Zo relateert verbalisant [verbalisant 1]:" Ik zie dat er een menigte mensen om/voor de auto staan. Ik zie dat deze mensen dichtbij de auto staan die op dat moment vlam vat."
De rechtbank acht gelet op vorenstaande het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 21 september 2012 te Haren, tezamen
en in vereniging met anderen opzettelijk brand
heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
medeverdachte(n) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met benzine naast een gekantelde personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in de omgeving van dat voertuig en levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op 21 september 2012 te Haren, met anderen, op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen leden van de mobiele eenheid en/of
politiefunctionaris(sen), welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van bierflessen en stenen en een dranghek en een verkeersbord naar de mobiele eenheid en/of poltiefunctionaris(sen), waarbij hij, verdachte, opzettelijk heeft gegooid met een dranghek en een verkeersbord.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het deze feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 en tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet de bijzondere voorwaarde worden verbonden dat verdachte uiterlijk op 1 juli 2013, onder vermelding van “Haren” een geldbedrag van € 500,- zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ten behoeve van een instelling die zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van Project X Haren te behartigen, waartoe uiterlijk op 1 april 2013 een uitvoeringsregeling opgesteld en gepubliceerd is. Tevens vordert de officier van justitie dat als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat verdachte de reeds door hem gestarte training “Alcohol en Geweld” met goed gevolg zal voltooien. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten. Op 21 september 2012 is er door verdachte en vele andere medeverdachten ongekend geweld gebruikt tegen leden van de Mobiele Eenheid en politiefunctionarissen. Verdachte heeft hierbij een aanzienlijke rol gespeeld. Zowel politiefunctionarissen, als ook inwoners van Haren, hebben angsten uitgestaan. Het geweld was zo hevig dat sommige inwoners van Haren hun woningen gebarricadeerd hadden. De rechtsorde is ernstig geschokt geweest door deze feiten. De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij de ernst van de feiten tot uitdrukking wil brengen door het vorderen van een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Daarnaast heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte zich in het verleden schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. De officier van justitie heeft tevens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de andere kant heeft de officier van justitie rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat, indien bewezen verklaard, de brandstichting de context van baldadigheid heeft, zonder vooropgezet plan. Deze brandstichting is daarom niet te vergelijken met andere brandstichtingen. Verdachte heeft voorts niet de grootste rol daarin gehad. De raadsvrouw stelt voor om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen op te leggen, gelijk aan de duur van zijn voorarrest. Een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou kunnen betekenen dat verdachte zijn werk en huis in gevaar komen. Voorts bepleit de raadsvrouw om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. Verdachte verzet zich niet tegen de bijzondere voorwaarde inhoudende dat hij de cursus Alcohol en Geweld dient af te ronden
Verder heeft de raadsvrouw ervoor gepleit om niet de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven op te leggen, nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels kan worden toegewezen. Er is geen causaal verband tussen het gedrag van verdachte en andere schade dan deze.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de avond van 21 september 2012 en de daaropvolgende nacht is door een groep van naar schatting enkele honderden personen in Haren urenlang op grote schaal ernstig openlijk geweld gepleegd. Zij maakten deel uit van een massa, die gereageerd had op een oproep via de sociale en klassieke media om naar een feest -thans bekend als “Project X”- in Haren te komen.
Voornoemd geweld was gericht tegen de politie en de later ingezette ME en bestond onder meer uit het gooien van diverse voorwerpen, waaronder flessen en (bak)stenen.
Verder werden massaal vernielingen aangericht, fietsen en een auto in brand gestoken, en werd een aantal winkels geplunderd.
Verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het medeplegen van brandstichting.
Verdachte heeft hierbij het risico genomen dat er voor anderen levensgevaar en gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was en goederen werden beschadigd.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen de politie en de ME. Verdachte heeft een meer dan gemiddelde bijdrage geleverd aan voornoemd buitensporig en massaal geweld.
De rechtbank rekent het verdachte aan, dat mede door zijn optreden in het bijzonder de bewoners van Haren urenlang in angst hebben doorgebracht en in zijn algemeenheid gevoelens van angst en onveiligheid teweeg zijn gebracht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Anderzijds overweegt dat de rechtbank dat verdachte voor de onderhavige feiten in voorlopige hechtenis gezeten. De rechtbank heeft verdachte geschorst onder schorsingsvoorwaarden en verdachte heeft zich tot nu toe correct aan de voorwaarden gehouden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 21 februari 2013. Uit dit rapport komt onder meer naar voren dat de door verdachte in het verleden gepleegde strafbare feiten door hem veelal werden gepleegd op feestdagen en onder invloed van flinke hoeveelheden drank. Voorwaarden tijdens de schorsing van de preventieve hechtenis waren onder meer het volgen van een training Alcohol en Geweld en een alcoholverbod. De reclassering acht het wenslijk dat verdachte voornoemde training afrondt.
Voorts blijkt uit het rapport dat verdachte een eigen huurwoning heeft en een vaste baan.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot het aantal dagen dat door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank zal daarnaast een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, alsmede de bijzondere voorwaarden dat verdachte de training Alcohol en Geweld met goed gevolg afrond en een alcoholverbod zolang de reclassering dat nodig acht. De rechtbank acht tevens een forse taakstraf, in de vorm van een werkstraf passend en geboden.
Dat de rechtbank een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd is gelegen in het feit dat de rechtbank de rol van verdachte op grond van de inhoud van het strafdossier minder zwaar weegt dan de officier van justitie. Daarnaast weegt voor de rechtbank zwaar de omstandigheid dat verdachte bij een vrijheidsstraf zijn vaste baan zou verliezen.
Nu de rechtbank, zoals hierna zal worden overwogen en beslist, de vordering van de benadeelde partij grotendeels zal toewijzen, zal de rechtbank niet de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven opleggen.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever], wonende te [woonplaats aangever].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering, te weten een bedrag van in totaal € [bedrag] aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, dat de posten ‘auto’, ‘fototoestel’, ‘plaid’ en ‘hondengordel’ kunnen worden toegewezen. Het gaat in totaal om een bedrag van € [bedrag] aan materiële schade.
De rechtbank verklaart het overige deel van de materiële schade niet-ontvankelijk, nu het beoordelen van die schadeposten een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de hoofdelijkheid opleggen. Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door verdachtes mededaders is voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a,14b,14c,14d, 47, 57, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 102 dagen
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte groot 100 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde de reeds door verdachte gestarte training Alcohol en Geweld met goed gevolg afrondt;
- dat veroordeelde zich onthoudt van het gebruik van alcohol, ook als dit voor een langere periode is dan de duur van de training Alcohol en Geweld, op aanwijzing van de reclassering,
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering Nederland.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] te [woonplaats aangever] gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ [bedrag].
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € [bedrag] ten behoeve van de benadeelde partij [aangever] te [woonplaats aangever], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door [aantal] dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € [bedrag] ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit bedrag al door verdachtes mededaders is voldaan.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en F. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2013.