vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/109000 / HA ZA 10-1091
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.P. SCHILDER B.V.,
gevestigd te Ursem,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. B.M. Vijverberg, kantoorhoudende te Eindhoven,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE SÚDWEST FRYSLÂN, rechtsopvolger van de gemeente WÛNSERADIEL,
zetelende te Sneek,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. P. van Schravendijk, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Schilder en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De feiten
2.1. De gemeente draagt zorg voor het onderhoud aan de vaargeul van Makkum naar Kornwerderzand (hierna: de vaargeul). Deze vaarroute is een druk bevaren vaarwater voor beroeps- en recreatievaart. De route wordt tevens bevaren door grote jachten, die onder andere op de scheepswerf van de Koninklijke De Vries Scheepsbouw Makkum B.V. te Makkum worden gebouwd, gerepareerd of gerenoveerd. Door het continue proces van zandtransport op de IJsselmeerbodem ontstaan er met regelmaat ondiepe gedeelten in de vaargeul, waardoor schepen aan de grond lopen. Het op voldoende diepte (-4,50 m NAP) en breedte houden van de vaargeul is dan ook van belang. Plaatselijk is tevens verontreinigd slib aanwezig.
2.2. De Gemeente was in het jaar 2008 voornemens om onderhoud te (laten) plegen aan een gedeelte van de vaargeul. Deze onderhoudswerkzaamheden bestonden uit het baggeren van het Makkumerdiep en de aangrenzende havens. Het te baggeren traject is daarbij ingedeeld in vakken, genummerd 23 tot en met 29.
2.3. De Gemeente heeft de uitvoering van de baggerwerkzaamheden onderhands aanbesteed. Bij brief van 11 januari 2008 (waarin het Aanbestedingsreglement Werken 2005 van toepassing is verklaard) is onder meer Schilder uitgenodigd tot het doen van een aanbieding aan de hand van het bestek "Baggeren vaargeul Makkumerdiep, 1e fase", besteksnummer 5046 van 2 januari 2008. In dit bestek is onder meer het volgende vermeld:
"[…]
1. ALGEMEEN
[…]
1.04 ALGEMENE BESCHRIJVING
Het werk bestaat in hoofdzaak uit:
- het ontgraven van (verontreinigd) slib uit een watergang;
- het vervoeren van het slib naar een stortlocatie;
- bijkomende werkzaamheden.
1.05 TIJDSBEPALING
1. Het werk opleveren uiterlijk op 30 april 2008. (dit is handmatig doorgehaald en er achter is geschreven:"23 april 2008 i.v.m. aankomst Koningin", toevoeging rechtbank)
[…]
2 BESCHRIJVING
2.1. ALGEMENE GEGEVENS
01. TEKENINGEN
Bij dit bestek behoren de volgende tekeningen van projectnr. 110313.000400.001:
Tek.nr. Omschrijving Datum
01 Situering baggerwerk Makkum 02-01-2008
02 Inmeting geul 2006 02-01-2008 (handmatig is dit doorgehaald en er achter is gezet: "07-01-2008", toevoeging rechtbank)
[…]
03. BIJLAGEN
Bij het bestek behoren de volgende bijlagen:
- model bankgarantie;
- grondbalans;
- splitsing grondhoeveelheden per vak;
- gebruiksregels/voorwaarden provinciaal slibdepot Trije Hûs;
- CD-rom met saneringsplan (dit is handmatig doorgehaald en er achter is geschreven: "Werkplan saneringen?", toevoeging rechtbank)
- V&G-plan (ontwerpfase)
- model verklaring bestuurder omtrent rechtmatigheid inschrijving (model K);
- model Eigen Verklaring.
[…]
2.2. NADERE BESCHRIJVING
[…]
02 KENMERK RESULTAATSVERPLICHTING
Door een "V" is aangegeven dat de daarop betrekking hebbende hoeveelheid resultaatsverplichting een verrekenbare hoeveelheid betreft als bedoeld in paragraaf 38 lid 1 van de U.A.V. 1989. Afwijkingen worden verrekend overeenkomstig paragraaf 39 van de U.A.V. 1989 met inachtneming van paragraaf 01.03 van de Standaard 2005.
[…]
KLASSE 2, 3 EN 4 SLIB, VANAF WATER
[…]
f. Ontgraven met een positieve afwijking van 0,05 m en een negatieve afwijking van 0,00 m
g. Op de ontgraven grond buiten de toegestane positieve afwijking, wordt een korting toegepast
op de aanneemsom van € 6,00 per insitu m3 klasse 2 slib, € 9,00 per insitu m3 klasse 3 slib en € 17,50
per insitu m3 klasse 4 slib. Het bedrag en de hierover verschuldigde B.T.W. zal worden verrekend met de eerstvolgende termijnbetaling;
[…]
Eenheid hoeveelheid resultaatsverplichting
KLASSE 2 SLIB T.P.V. OPEN WATER
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 2. m3 13.200,00 V
Situering: vak 23, 26, 27 en 28.
[…]
Betreft: het geheel verwijderen van slib tot aan de vaste ondergrond
[…]
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 2 m3 1.825,00 V
Situering: bochtverbreding
[…]
Betreft: het geheel verwijderen van slib tot aan de
vaste grond
[…]
KLASSE 3 SLIB T.P.V. OPEN WATER
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 3. m3 5.875,00 V
Situering: vak 24 en 29
[…]
Betreft: het geheel verwijderen van slib tot aan de vaste grond
[…]
Ontgraven en verv. slib uit watergang, klasse 3
Situering: bochtverbreding
[…]
Betreft: het geheel verwijderen van slib tot aan de m3 110,00 V
vaste grond
[…]
KLASSE 4 SLIB T.P.V. OPEN WATER
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 4. m3 2.050,00 V
Situering: vak 25
[…]
Betreft: het geheel verwijderen van slib tot aan de vaste ondergrond
[…]
WERKZAAMHEDEN VAN ALGEMENE AARD
T.B.S. MATERIEEL
Ter beschikking stellen van een vaartuig.
Periode: tijdens de gehele uitvoeringsperiode
Een voldoende toegerust, licht ("licht" is handmatig doorgehaald, toevoeging rechtbank) vaartuig inclusief lichte ("lichte" is handmatig doorgehaald, toevoeging rechtbank) buitenboordmotor geschikt voor het vervoer van minimaal drie personen (toezichthouder, milieukundige en uitvoerder) t.b.v. het inpeilen en de controle-, morsmetingen.
In de prijs per eenheid zijn mede begrepen de kosten van brandstof, stalling, onderhoud en verzekeringen.
[…]
3. BEPALINGEN
01 ALGEMENE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
01 01 ALGEMENE BEPALINGEN
01 01 01 VAN TOEPASSING ZIJNDE BEPALINGEN
01 Op dit werk zijn van toepassing de Standaard RAW Bepalingen, zoals laatstelijk vastgesteld in oktober 2005, hierna te noemen "Standaard 2005", uitgegeven door de Stichting CROW.
[…]
01 13 06 ALGEMEEN TIJDSCHEMA, WERKPLAN
01 Van de aannemer wordt een algemeen tijdschema, als bedoeld in paragraaf 26 van de U.A.V. 1989 verlangd; […]
04 Naast een algemeen tijdschema wordt van de aannemer een gedetailleerd werkplan, als bedoeld in paragraaf 26 lid 6 van de U.A.V. 1989, verlangd omvattende:
[…]
17 27 03 INMETING SLIB
01 De inmeting wordt door of namens de directie in bijzijn van de aannemer verricht en vindt plaats maximaal 14 kalenderdagen voorafgaande aan de ontgravingen, tenzij anders overeengekomen.
De inmeting dient als grondslag voor het bepalen van het profiel van de vaste bodem en de bovenzijde van het slib.
02 Het profiel wordt vastgesteld middels inmeting van raaien waarbij het aantal raaien als volgt wordt vastgesteld:
- maximale afstand tussen de raaien 50 m
- zoveel raaien als de directie en/of aannemer noodzakelijk vinden
De voor een raai geldende lengte wordt in overleg tussen de directie en aannemer vastgesteld.
T.b.v. de controle metingen wordt de plaats van de raaien ingemeten aan in het terrein voorkomende vaste punten.
03 In elke raai worden minimaal om de 0,50 m en maximaal om de 1,00 m peilingen verricht waarbij de bovenkant van de sliblaag wordt ingemeten met de peilpols met een brede voet en de onderkant met een multisampler t.o.v. de waterlijn, met een afgronden nauwkeurigheid van 0,05 m en omgerekend t.o.v. N.A.P.
17 27 05 CONTROLEMETING VERWIJDEREN SLIB
01 De controle op de ontgraven slib wordt door of namens de directie in het bijzijn van de aannemer verricht en vindt plaats binnen 3 werkdagen nadat de ontgraving is beëindigd. Beëindiging houdt in: nadat de morsmeting volgens 17.27.06 heeft plaatsgevonden en de ontgraving aan de eisen voldoet.
02 De controle wordt verricht met dezelfde apparatuur als die van de inmeting.
03 In de raaien vinden de peilingen plaats op de zelfde plaatsen als die van de inmeting en worden tevens op de zelfde wijze verwerkt.
Steekproefsgewijs worden metingen tussen de raaien verricht.
04 De verwijderde hoeveelheden slib worden op de navolgende wijze verrekend:
- uittekenen dwarsprofielen van de inmetingen volgens 17.27.03 en controlemeting volgens 17.27.05.
- berekenen oppervlakte verwijderde hoeveelheid slib maal de bij het profiel behorende lengte.
05 Aan de hand van deze gegevens zal tevens worden beoordeeld of binnen de aangegeven toleranties is ontgraven en worden hoeveelheden voor een eventuele korting berekend.
17 27 06 METING MORS
01 De meting van de mors wordt door of namens de directie in het bijzijn van de aannemer verricht. Voorafgaand aan de controlemetingen volgens artikel 17.27.05
02 De meting van mors vindt plaats minimaal 24 uur nadat de vaarbewegingen en werkzaamheden in de betreffende watergang zijn beëindigd.
03 De metingen zullen plaatsvinden op willekeurige plaatsen.
Het aantal metingen zal 1 per 50 m2 waterbodem bedragen of meerdere metingen indien de directie en/of de aannemer dit noodzakelijk vinden.
Vakindeling in overleg tussen aannemer en directie vast te stellen.
04 De metingen zullen plaatsvinden met afgeronde nauwkeurigheid van 0,01 m.
05 De metingen worden verricht met een multisampler.
06 De overslaglocatie dienen in- en uitgekeurd te worden. (incl. morscontrole). Mogelijke mors dient z.s.m. na de controle verwijderd te worden.
2.4. In de Standaard RAW Bepalingen, zoals laatstelijk vastgesteld in oktober 2005 (hierna: Standaard 2005) - welke Standaard 2005 in § 01 01 01 van het bestek van toepassing zijn verklaard, is in artikel 22.21.01 lid 1 aanhef en sub c onder meer vermeld:
Te verstaan onder:
[…]
c. ploegen: een grondbewerking met een bewerkingsdiepte van ten hoogste 0,40 m waarbij de bovengrond geheel (kerend) of gedeeltelijk (diagonaal) wordt gekeerd;
2.5. In de Standaard 2005 zijn de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (hierna: de UAV 1989) van toepassing verklaard. In de UAV 1989 is onder meer het volgende bepaald:
§ 35. Verrekening van meer en minder werk
1. Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:
a. ingeval van bestekswijzigingen (paragraaf 36);
[…]
d. ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden (paragraaf 39);
[…]
5. Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het nog te verrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en het nog te verrekenen meer werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen.
Het in dit lid bepaald lijdt uitzondering, voor zover het minder werk het gevolg is van een verzoek van de aannemer om minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst is bepaald.
[…]
§ 36. Bestekswijzigingen
1. Onder bestekswijzigingen worden verstaan wijzigingen in het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoering van het werk.
2. De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekswijzigingen aan te brengen. […]
3. De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingen gevolg geven, ook indien daardoor de omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemingssom.
4. Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. Indien de directie overweegt om een bestekswijziging aan te brengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbieding te doen, plegen de directie en de aannemer op verzoek van de aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zal kunnen maken op een redelijke vergoeding van de aan het doen van de prijsaanbieding verbonden kosten.
5. Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijk worden opgedragen. De aannemer kan genoegen nemen met een overeenkomstige aantekening in het dagboek of weekrapport, welke dan als schriftelijke opdracht zal worden aangemerkt. Het gemis van een schriftelijke opdracht of van een aantekening in het dagboek of weekrapport laat de aanspraken van de aannemer en van den opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet.
6. Ten aanzien van bestekswijzigingen zal op verzoek van de directie of van de aannemer een afzonderlijke termijn worden overeengekomen, binnen welke het meer werk zal worden voltooid, hetgeen dan in de schriftelijke opdracht wordt vermeld.
[…]
§ 38. Hoeveelheden
1. Onder verrekenbare hoeveelheden worden verstaan de in het bestek als zodanig aangeduide hoeveelheden; afwijkingen worden verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 39.
[…]
§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden
1. Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen en deze blijken te hoog of te laag te zijn om het werk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aard van het werk tot stand te brengen, zullen de afwijkingen van deze hoeveelheden worden verrekend tegen verrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn overeengekomen.
2. Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijs tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. De herziening zal slechts kunnen plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheden is of zal worden verwerkt.
3. Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid een verrekenprijs wordt gewijzigd, wordt de afwijking van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid verrekend tegen die gewijzigde verrekenprijs; zodanige wijziging leidt echter niet tot wijziging van de aannemingssom.
[…]
4. In de in deze paragraaf bedoelde verrekenprijzen worden geacht begrepen te zijn alle rechtstreeks of zijdelings voor de uitvoering nodige kosten en een aannemersvergoeding. In de aannemersvergoeding worden de algemene kosten van de aannemer en een normale aannemerswinst geacht begrepen te zijn.
[…]
§ 42. Kortingen
1. De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aannemingssom opleggen.
[…]
§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de opdrachtgever
1. Indien de opdrachtgever de ingevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor de aannemer verantwoordelijk is, heeft deze aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk percentage met ingang van de dag, waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden. De rentevordering van de aannemer zal nimmer omvatten rente van rente.
2. Indien na verloop van twee weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog niet heeft plaats gevonden en een nadien door de aannemer verzonden schriftelijke aanmaning na verloop van veertien dagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt het in het voorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken van die veertien dagen met 2 verhoogd, en is de aannemer bevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen tot de opdrachtgever het door hem verschuldigde heeft betaald, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met in onvoltooide staat is het bepaalde in paragraaf 14 van overeenkomstige toepassing.
[…]
2.6. Tot 5 februari 2008 stond er voor de inschrijvers/aanbieders de mogelijkheid open tot het stellen van schriftelijke vragen naar aanleiding van het bestek. In de Nota van Inlichtingen van 7 februari 2008 is onder meer het volgende vermeld:
"[…]
Mede naar aanleiding van de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen tot dinsdag 5 februari 2008 wordt ten aanzien van bovenvermeld bestek nader het volgende bepaald.
Er zijn de volgende relevante vragen gesteld:
Vraag 1: Gestanddoeningstermijn van 60 dagen kan niet in combinatie met opleveringsdatum van 30 april 2008 of geldt dan ook een verlenging van de opleverdatum.
Antw. 1: De gunning zal z.s.m. na aanbesteding gebeuren. De werkzaamheden moeten voor 23 april 2008 zijn afgerond in verband met de komst van de koningin op Koninginnedag in Makkum. Alle aanwezig materiaal van de aannemer moet tevens zijn verwijderd. Het bestek is hierop aangepast.
[…]
Vraag 5: Gaarne verstrekken van de benodigde vergunningen en ontheffingen, CD-rom van saneringsplan is niet bijgevoegd.
Antw. 5: Een afschrift van de vergunningen en ontheffingen zal na gunning worden verstrekt. Het werkplan saneringen is als bijlage bij deze nota van inlichtingen gevoegd. De voorwaarden zoals benoemd in het werkplan zijn van toepassing.
[…]
Vraag 7: Par. 1.05. Wanneer is de gunning gepland?
Antw. 7: Z.s.m. na aanbesteden met in achtneming van de Alcatelprocedure.
[…]
Vraag 9: Deel 2.1. par. 03. CD-rom met saneringsplan ontbreekt.
Antw. 9: Het werkplan saneringen is bij deze nota van inlichtingen gevoegd.
[…]
Vraag 13: Bestekspost 121 e.v.: de tekst in de diverse besteksposten vermeldt dat het slib tot aan de vaste ondergrond verwijderd moet worden. Op tekening 02 staat een diepte aangegeven van -4,50 m NAP / -2,90 m NAP. Wat is maatgevend? Vormt de dikte morslaag een onderdeel van de toegestane tolerantie?
Antw. 13: De maat van -4,50 en -2,90 NAP is maatgevend. De dikte van de morslaag vormt een onderdeel van de tolerantie.
[…]
Vraag 24: Par 17 27 05 lid 01: Beëindiging ontgraving. Hier staat dat de controlemeting zal plaatsvinden nadat de ontgraving aan de eisen voldoet. Welke eisen worden hier bedoeld? De delen die gecontroleerd zijn en akkoord zijn bevonden worden die als opgeleverd beschouwd, m.a.w. kunnen er deelopleveringen plaatsvinden?
Antw. 24: De eisen gesteld in het bestek en werkplan saneringen. Na controle van de delen kunnen deze als opgeleverd worden beschouwd.
[…]
Vraag 28: Tekening 2. Zijn de dieptematen (matrixdata) t.o.v. NAP? Wat is de betekenis van dieptematen -4,50 m NAP en -2,90 m NAP voor dit bestek?
Antw. 28: De dieptematen zijn t.o.v. NAP. De waarden -4,50 m NAP en -2,90 m NAP geeft het volgende weer:
Tussen de lijnen met maat -4,50 NAP moet tot deze diepte worden ontgraven.
Tussen de lijnen -4,50 m NAP en -2,90 m NAP moet hiertussen evenredig worden ontgraven.
[…]
Bijlage(n):
- gewijzigde en/of aanvullende delen van de besteksdelen 1, 2.1, 2.2 en 3;
- gewijzigde inschrijvingsstaat;
- gewijzigde tekening 02
- gewijzigde bijlage grondbalans;
- toegevoegde bijlage depot Trije Hus."
2.7. ARCADIS te Assen heeft in opdracht van de Gemeente een werkplan opgesteld ten behoeve van het baggeren van het gedeelte van de vaargeul dat onderhouden diende te worden, te weten de vakken 23 tot en met 29. In het werkplan worden de maatregelen beschreven die moeten worden genomen om verwijdering van het slib mogelijk te maken. Het verontreinigde slib wordt daarbij gekwalificeerd in verschillende kwaliteitsklassen, te weten de klassen 1 tot en met 4, waarvan klasse 4 het meest verontreinigde slib aanduidt. In het werkplan van 5 februari 2008 is onder meer het volgende vermeld:
"1 Inleiding
[…]
1.1. Inleiding
[…]
Aangezien het onderhoudsbaggerwerk betreft, wordt verzocht om vrijstelling voor het opstellen van een saneringsplan.
[…]
1.3. Doel
Het werkplan beschrijft de maatregelen die moeten worden genomen om verwijdering van het slib mogelijk te maken. Dit werkplan kan worden gebruikt om een ontheffing aan te vragen voor het opstellen en indienen van een saneringsplan.
Doel van de onderhoudsbaggerwerkzaamheden zijn:
- het verwijderen van het verontreinigde slib dat zich boven de het vaarwegprofiel bevindt;
- het geheel verwijderen van de aanwezige kwaliteitsklassen 3 en 4 slib.
[…]
2 Locatiekenmerken
[…]
Tabel 2.2 Eigendom en beheer
[…]
Onderhoudsdiepte (m t.o.v. N.A.P.) 4,50 -N.A.P
[…]
5. Voorbereiding
[…]
5.3. Vergunningen, meldingen en toestemmingen
De volgende vergunningen en toestemmingen moeten worden aangevraagd:
* Ontheffing voor het opstellen van een saneringsplan in het kader van de Wet bodembescherming door Rijkswaterstaat
[…]
In aanvulling op bovenstaande dienen de volgende meldingen te worden gedaan.
* Een melding van de daadwerkelijke start van de werkzaamheden bij Rijkswaterstaat, […]
6 Baggeren en afscheiden afval
[…]
Werkvolgorde
Om vermenging te voorkomen wordt van vuil naar schoon gewerkt. Dit betekent dat de volgende werkvolgorde wordt aangehouden:
* vak 25 (klasse 4)
* vak 24 + vak 29 (klasse 3)
* vak 26 + vak 27 (klasse 2)
* zonodig een opschoonslag (afhankelijk van de analyseresultaten) in vak 25, vak 24, vak 29
* resterende klasse 2-vakken: vak 23 en vak 28
[…]
7.1. VERANTWOORDELIJKHEDEN
[…]
Tevens dient de aannemer, minimaal 5 dagen voor aanvang van de werkzaamheden ter goedkeuring aan Rijkswaterstaat, een uitvoeringsplan, met inzet materieel en planning, aan te leveren.
7.2. PLANNING
De uitvoering staat gepland vanaf begin maart 2008 en zal naar verwachting 6 tot 8 weken gaan duren."
2.8. Op 14 februari 2008 heeft de onderhandse aanbesteding plaatsgevonden. Schilder heeft toen ingeschreven op het werk voor een bedrag van EUR 374.400,00 exclusief BTW. Daarbij is onder meer uitgegaan van de volgende prijzen:
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 2. m3 13.200,00 V 11,00
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 2. m3 1.825,00 V 11,00
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 3. m3 5.875,00 V 13,75
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 3. m3 110,00 V 13,75
Ontgraven en verv. slib uit watergang klasse 4. m3 2.050,00 V 11,00
Voor het lossen van klasse 2 slib en verwerken in depot is uitgegaan van een prijs van EUR 1,00 m3 en een bedrag van EUR 2,50 per m3 voor de klassen 3 en 4.
2.9. Nadat de Gemeente Schilder bij brief van 21 februari 2008 had laten weten dat zij voornemens was het werk aan Schilder op te dragen, heeft zij het werk - na inachtneming van de zogenoemde Alcatel termijn - bij brief van 11 maart 2008 aan Schilder gegund voor het bedrag van de inschrijving van Schilder. Daarbij is aan Schilder medegedeeld dat de directie zal worden gevoerd door ARCADIS. Door ondertekening van de brief van 11 maart 2008 door Schilder op 28 maart 2008 heeft Schilder de opdracht vervolgens aanvaard.
2.10. Op 18 maart 2008 heeft de eerste bouwvergadering plaatsgevonden. Aan Schilder is toen de ontheffing van Rijkswaterstaat overhandigd. In het verslag van deze bouwvergadering is onder meer vermeld:
[…]
1.3. Planning
Deze week wordt het materiaal en materieel aangevoerd. Dinsdag 25 maart wordt gestart met de voorbereiding van de saneringswerkzaamheden. Woensdag 26 maart zal feitelijk gestart worden met het verwijderen van de verontreinigde baggerspecie.
* De planning is akkoord […]
* Aannemer stelt een plan van aanpak op.
[…]
[A] benadrukt dat de einddatum van 23 april 2008 een "harde" datum is waar geen ruimte in zit voor uitstel van oplevering. De boeteclausule zoals benoemd in contractstukken wordt bij niet tijdig opleveren van kracht.
1.4. Technische zaken
* Het werk dient gestart te worden met het verwijderen van klasse 4 baggerspecie, vervolgens klasse 3 en als laatste de klasse 2 baggerspecie.
[…]
1.5. Bestekswijziging/meer- minderwerk
* Meer- en minderwerk altijd vooraf melden. Achteraf vindt geen verrekening plaats.
[…]
* ARCADIS maakt een lijst meer- minderwerk en wordt aan elk bouwverslag toegevoegd.
1.6. Nulmeting/in- en uitpeilingen
Nulmeting bovenzijde baggerspecie is inmiddels verricht. De resultaten zijn in de bouwvergadering aan de aannemer overhandigd. De onderzijde van de baggerspecie in de klasse 3 en 4 vakken zou 18 maart worden ingemeten maar de boot bleek niet geschikt te zijn voor het ruige water van het Makkumerdiep. Nu wordt op dinsdag 25 maart de onderkant van de baggerspecie ingemeten vanaf een sleepboot.
2.11. Op 25 maart 2008 heeft Schilder een uitvoeringsplan aan de Gemeente gezonden. De Gemeente heeft hierop op 27 maart 2008 gereageerd. Na aanpassing van het uitvoeringsplan heeft Rijkswaterstaat vervolgens op 31 maart 2008 op dit plan gereageerd.
Op 1 april 2008 is een definitief uitvoeringsplan opgesteld door Schilder, welk plan op 3 april 2008 is goedgekeurd door Rijkswaterstaat.
2.12. In een door ARCADIS en door Schilder voor akkoord ondertekend weekrapport betreffende de week van 31 maart 2008 tot en met 4 april 2008 is onder meer vermeld:
[…]
02-04-2008 Kraanschip is onderweg van Groningen naar Makkum.
[…]
2.13. Op 3 april 2008 heeft er een tweede bouwvergadering plaatsgevonden. De start van het werk in de vakken 26 en 27 is toen vastgesteld op 4 april 2008. In het tweede bouwverslag is onder meer vermeld:
"[…]
2.3. Planning
* Er is nog geen actuele planning. Aannemer gaat de planning aanpassen volgens de afgesproken werkvolgorde. De onderstaande werkvolgorde is afgesproken:
Baggerspecie klasse 3 en 4; vak 25, 29, 24
Baggerspecie klasse 2; vak 26, 27, 28, 23
Vak 28 en 23 mogen niet eerder gebaggerd worden nadat de aangrenzende klasse 3 vakken gebaggerd en uitgekeurd zijn.
* Vandaag is gestart met baggeren van klasse 2 baggerspecie in vak 26 en 27. Volgens RWS had de aannemer nog niet mogen starten met de baggerwerkzaamheden omdat er nog geen goedgekeurd uitvoeringsplan aanwezig is. Aannemer en toezichthouder zijn een andere mening toegedaan. Zowel de aannemer als toezichthouder van ARCADIS, zijn van mening dat tijdens het veldbezoek van RWS van afgelopen dinsdagmiddag 1 april, is afgesproken dat de aannemer mocht starten in vak 26 en 27 zonder een goedgekeurd uitvoeringsplan. In vak 26 en 27 zijn immers geen risico's het betreft namelijk klasse 2 baggerspecie en grenzen niet aan een klasse 3 of klasse 4 vak, dit was de reden dat volgens de aannemer en de toezichthouder gestart mocht worden. RWS heeft dit niet zo bedoeld. Er mocht gestart worden na goedkeuren van het uitvoeringsplan en de controle van het bellenscherm in vak 25. RWS geeft toestemming dat de aannemer zonder goedgekeurd uitvoeringsplan mag doorgaan met de baggerwerkzaamheden in vak 26 en 27.
* Na de bouwvergadering wordt door RWS het bellenscherm gecontroleerd. Zodra het bellenscherm wordt goedgekeurd kan de aannemer in vak 25 starten met het verwijderen van de klasse 4 baggerspecie.
Naschrift: het bellenscherm werkte donderdagmiddag 3 april aan het eind deze middag nog niet. Vrijdagmiddag 4 april is het bellenscherm opnieuw door ARCADIS gecontroleerd en goed bevonden. Op maandagmorgen 7 april is het bellenscherm door RWS goedgekeurd, waarna de werkzaamheden in vak 25 zijn begonnen.
* Het uitvoeringsplan van de aannemer is goedgekeurd. Alleen blijkt er onduidelijkheid te zijn over gemaakte afspraken m.b.t. vervoer van klasse 3 baggerspecie met of zonder luiken. Volgens de beschikking moet tijdens vervoer van baggerspecie klasse 3 of hoger over water binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat IJsselmeergebied, de beunbakken aan de bovenzijde en onderzijde gesloten te zijn. Aannemer en toezichthouder gingen er vanuit dat na het gesprek van afgelopen dinsdagmiddag 1 april met RWS het afdekken alleen nog maar klasse 4 geldig was. In een email van dhr. [B] van 28 maart en 1 april wordt gesproken over het afdekken van de beun > klasse 3 baggerspecie. Dit is een misverstand, het had echter afdekken van de beun • klasse 3 moeten zijn. In het uitvoeringsplan van de aannemer staat niet duidelijk vermeld of klasse 3 baggerspecie wel of niet afgedekt wordt. RWS houdt vast aan het afdekken van klasse 3 en 4 baggerspecie. [A] gaat in overleg met [C] vergunningverlener van RWS om eventueel klasse 3 baggerspecie niet te hoeven afdekken.
[A] benadrukt dat de einddatum van 23 april 2008 een "harde" datum is waar geen ruimte in zit voor uitstel van oplevering. De boeteclausule zoals benoemd in de contractstukken wordt bij niet tijdig opleveren van kracht.
[…]
2.5. Bestekswijziging/meer- minderwerk
* ARCADIS maakt een lijst meer- minderwerk en wordt aan elk bouwverslag toegevoegd.
[…]"
De planning is vervolgens door Schilder aangepast op 4 april 2008.
2.14. In de derde bouwvergadering van 14 april 2008 is onder meer het volgende vermeld:
"[…]
Verslag vorige vergadering
Nummer 2.3., punt 3; aanvulling bij naschrift: Aannemer meldt dat aan het eind van de dag het bellenscherm functioneerde. Om 16.30 uur was RWS aanwezig en werkte het bellenscherm nog niet. Met deze wijziging wordt verslag B-02 van de vorige vergadering goedgekeurd en vastgesteld.
[…]
* Schepen met klasse 3 baggerspecie hoeven niet meer te worden afgedekt. [C] vergunningverlener van RWS heeft hiervoor schriftelijk toestemming gegeven. Aannemer heeft tijdens de bouwvergadering een kopie van de brief in ontvangst genomen.
3.3. Planning
* Aannemer heeft de planning aangepast volgens de afgesproken werkvolgorde.
* Dagelijks worden 2 à 3 bakken baggerspecie afgevoerd van zowel klasse 3/4 als klasse 2. Aannemer loopt een paar dagen achter op de planning, maar verwacht dit komende tijd weer in te halen. […]
3.5. Bestekswijziging/meer- minderwerk
[…]
* Aannemer maakt een offerte voor meerprijs vervoeren van baggerspecie klasse 4 met luiken.
[…]
* ARCADIS heeft een lijst meer- minderwerk opgesteld en is aan dit bouwverslag toegevoegd.
[…]"
2.15. In het verslag van de vierde bouwvergadering van 25 april 2008 is onder meer het volgende vermeld:
[…]
4.3. Planning
* Aannemer heeft vanmiddag de laatste baggerspecie verwijderd. Maandag aanstaande gaat Pro-linQ uitpeilen. Kraanschip blijft tot en met maandag in de haven van Makkum liggen. Aannemer heeft dan nog de mogelijkheid om op plekken waar niet voldoende baggerspecie is verwijderd deze alsnog op diepte te verwijderen.
2.16. In een door ARCADIS en door Schilder voor akkoord ondertekend weekrapport betreffende de week van 28 april 2008 tot en met 2 mei 2008 is onder meer vermeld:
[…]
28-04-2008 Uitpeilen vak 23 t/m 29.
[…]
2.17. De Gemeente heeft tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door Schilder van Koninklijke De Vries Scheepsbouw B.V. (hierna: De Vries) vernomen dat laatstgenoemde de haven, aansluitend aan het Makkumerdiep, de vakken 3 en 4 gebaggerd wenste te zien om het deel langs de aanlegsteiger van De Vries aldaar op diepte te brengen voor het afmeren van grote schepen van De Vries. De Gemeente heeft toen als intermediair tussen De Vries en Schilder gefungeerd in verband met de contacten die de Gemeente had met het bevoegd gezag, te weten Rijkswaterstaat. Hiermee kon voorkomen worden dat voor de door De Vries aan Schilder te verstrekken opdracht het gehele toestemmingstraject opnieuw zou moeten worden doorlopen.
2.18. Schilder is na het bezoek door de Koningin aan Makkum nog terug geweest om baggerwerkzaamheden te verrichten.
2.19. In een melding meer-/minderwerk 1 van Schilder van 17 september 2008 is meerwerk vermeld tot een bedrag van EUR 115.118,24. Diezelfde dag is in een melding meer-/minderwerk 2 van Schilder meerwerk vermeld tot een bedrag van EUR 48.719,00 en in een melding meer-/minderwerk 3 meerwerk tot een bedrag van EUR 8.497,50. Deze meldingen heeft de Gemeente omstreeks 17 september 2008 dan wel 5 januari 2009 ontvangen.
2.20. In een e-mailbericht van [D] (havenmeester) aan [E] (een medewerker van de Gemeente) van 28 oktober 2008 is onder meer vermeld:
[…]
24 oktober:
Op 24 oktober heb ik rond 8:30 een sleepboot in de haven gezien deze sleepboot was voorzien van een z.g. ploeg, na enige peilingen door deze sleepboot heb ik gezien dat zij zijn gaan ploegen.
Voor zover ik het kan beoordelen zijn ze begonnen ter hoogte van het 4 raam van de hal van de Vries gezien vanaf de voorkant van de loods.
Ze hebben ook geploegd voorbij de loods en voor zover ik dan kan beoordelen ongeveer tot de hoogte van het helicopterplatform.
[…]
2.21. In een brief van 5 november 2008 van Rijkswaterstaat aan de Gemeente is onder meer vermeld:
[…]
Samengevat werd het volgende waargenomen.
Op 24 oktober 2008 is door dhr. [B] geconstateerd dat de sleepboot Semper met behulp van een ploeg de bodem van de Visserijhaven aan het egaliseren was. Daarbij werd waargenomen dat veel bodemmateriaal in het oppervlaktewater werd verspreid waardoor het water grijs en bruin gekleurd werd en dat er olieachtige drijflagen ontstonden.
Met dhr. [X] van Arcadis, toezichthouder namens de gemeente Wûnseradiel is daarop telefonisch contact geweest en is aangegeven de geconstateerde situatie niet geaccepteerd kon worden en werd gesommeerd onmiddellijk actie te ondernemen. Door dhr. [X] werd aangegeven dat de aannemer voor deze werkzaamheden geen toestemming had. Toegezegd is om de aannemer Schilder te laten stoppen met de werkzaamheden.
Dhr. [Y], eigenaar van de Semper heeft vervolgens verklaard de werkzaamheden uit te voeren in opdracht van de aannemer Schilder. Deze opdracht werd op donderdagavond 23 oktober 2008 verstrekt.
Tevens is telefonisch contact geweest met dhr. [E] van de gemeente Wûnseradiel. Hij zou de aannemer op diens gedrag aanspreken en eventuele schade verhalen.
Door de uitgevoerde sleepactiviteiten is de kans aanwezig dat niet meer kan worden uitgesloten dat er geen vervuilde baggerspecie in de vakken 3, 4 en 25 verspreid en aanwezig is. Om hierover zekerheid te krijgen is een bemonstering van deze vakken daarom noodzakelijk.
In de eerste plaats is geconstateerd dat de waargenomen werkzaamheden niet conform het ingediende werkplan worden verricht met name daar waar het gaat om de baggermethode en voorkomen van vertroebeling (Hoofdstuk 6). Daarmee worden tevens de voorschiften van het BONG-besluit overtreden.
In de tweede plaats is het zorgplichtbeginsel van de Wbb niet voldoende in acht genomen. Op grond van artikel 13 van de Wbb rust er op een ieder de zorg om handelingen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om de verontreiniging of aantasting te voorkomen en de directe gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. De sleepactiviteiten kunnen worden aangemerkt als handelingen die niet in achtneming van de zorgplicht zijn verricht omdat de bodem mogelijk hebben kunnen verontreinigen of aantasten.
Gelet op de aard van de geconstateerde overtreding en de mate waarin de zorgplicht van artikel 13 Wbb niet is nageleefd is Rijkswaterstaat IJsselmeergebied voornemens om in voorkomende gevallen een nader te bepalen dwangsom op te leggen op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht. De hoogte van de dwangsom zal afhankelijk zijn van de aard van de situatie en de feitelijke omstandigheden. Wanneer de situatie hier om vraagt zal naast het eventueel toepassen van bestuursrechtelijke handhaving ook contact worden gezocht met het Openbaar Ministerie.
Met deze brief laten wij u weten dat wanneer in een volgend geval wederom een nalaten van de wettelijke verplichtingen en in strijd wordt gehandeld met een besluit Rijkswaterstaat IJsselmeergebied direct zal overgaan tot het opleggen van een dwangsom.
Bij deze nodigen wij u uit om in overleg tot heldere afspraken over de ontstane situatie te kunnen komen en het mogelijk opleggen van een dwangsom in de toekomst te voorkomen.
2.22. De Gemeente heeft Schilder bij brief van 3 december 2008 aansprakelijk gesteld voor de bemonsterings-, eventuele sanerings- en salariskosten als gevolg van het egaliseren van de bodem in de haven van Makkum.
2.23. Tussen partijen heeft op 6 november 2009, 17 november 2009, 21 januari 2010 en 17 mei 2010 overleg plaatsgevonden over de financiële kant van de onderhavige opdracht.
In juni 2010 hebben beide partijen ieder voor zich een eindafrekening opgesteld.
2.24. Door de Gemeente is een bedrag van EUR 390.698,94 aan Schilder voldaan ter zake van de aanneemsom en erkend meerwerk.
2.25. In een schriftelijke verklaring van 2 oktober 2012 heeft een door Schilder ingeschakelde deskundige, Aad den Draak, onder meer het volgende verklaard:
Door water van het IJsselmeer te spuien op de Waddenzee neemt dit water, wat een zuigende werking heeft, slib en zand mee wat voor een groot deel in het Makkumerdiep terecht komt (zie afbeelding). Daarnaast is er veel (beroeps)scheepvaart in de vorm van (vis)kotters, recreatievaart en grote (luxe)jachten. Deze jachten worden gebouwd door diverse jachtenbouwers aldaar. Al deze vaarbewegingen hebben een verplaatsing van sediment op de bodem van het Makkumerdiep tot gevolg wat impliceert dat het bodemverloop per dag kan veranderen.
Voorafgaand aan baggerwerkzaamheden is het verstandig en in de regel hoogst gebruikelijk dat de te baggeren hoeveelheden zo kort mogelijk voor de daadwerkelijke baggerwerkzaamheden worden vastgesteld door middel van inpeilingen welke hoeveelheden door de opdrachtgever en de aannemer overeen worden gekomen. De termijn die hier tussen ligt zou op groot open water zoals het Makkumerdiep niet meer dan twee weken moeten bedragen. Gezien de tussenliggende perioden tussen het inpeilen en de baggerwerkzaamheden die uitgevoerd zijn door JP Schilder BV op het Makkumerdiep is het vrijwel zeker dat er in die tussenliggende perioden verschil is ontstaan in hoeveelheden. Er wordt in dit geval gesproken over tussenliggende perioden van meer dan 5 maanden en zelfs een jaar!
Gezien vorenstaande is het dan ook zo goed als zeker dat er grote verschillen in hoeveelheden ontstaan tussen de inpeiling en de uiteindelijk gebaggerde hoeveelheden. Immers de hoeveelheden welke zijn ingepeild kunnen alleen maar zijn toegenomen na uitvoering van peilwerkzaamheden.
3. De vordering
In conventie
3.1. De vordering van Schilder strekt er - na wijziging van eis - toe, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Gemeente veroordeelt tot betaling aan Schilder van een bedrag van EUR 551.154,37 inclusief BTW en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf het einde van de betalingstermijn van iedere factuur tot en met de dag der algehele voldoening, verhoogd met 2 procentpunten ex paragraaf 45 lid 2 UAV 1989 vanaf 25 december 2008, althans vanaf de dag van indiening van de dagvaarding, danwel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot en met de dag der algehele voldoening;
II. bepaalt dat Schilder is bevrijd van de (eventuele) verbintenis tot betaling aan de Gemeente ter zake van de door de Gemeente gevorderde korting/boete op grond van teveel ontgraving van het slib.
3.2. De gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4. De vordering van de Gemeente strekt er toe, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Schilder veroordeelt tot betaling aan de Gemeente binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
- indien de rechtbank de verrekening niet toestaat, van primair een bedrag van EUR 53.325,95 en subsidiair een bedrag van EUR 47.983,26;
- indien de rechtbank de verrekening toestaat, een bedrag van EUR 5.342,69,
in beide situaties te vermeerderen met de met twee procent verhoogde wettelijke handelsrente, zoals bedoeld in paragraaf 45 lid 2 UAV, met ingang van de datum van indiening van de conclusie van eis in reconventie tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Schilder in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van juridische bijstand aan de zijde van de Gemeente.
3.5. Schilder voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
In conventie
4.1. Schilder heeft bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis, haar eis gewijzigd. Gelet op de omstandigheid dat de Gemeente geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijziging van eis en de rechtbank ook ambtshalve geen aanleiding ziet om deze wijziging van eis wegens de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing te laten, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
In conventie en in reconventie
4.2. De rechtbank stelt voorop - zoals ter gelegenheid van de pleidooien reeds is medegedeeld - dat nu de Gemeente ter gelegenheid van de pleidooien niet heeft volstaan met het houden van een pleidooi op hoofdlijnen, maar zeer uitvoerig puntsgewijs op de diverse geschilpunten tussen partijen is ingegaan, van Schilder niet verwacht kan worden dat zij ter gelegenheid van de pleidooien op al deze punten zou reageren. Voor zover uit het hiernavolgende dan ook zou blijken dat de Gemeente nieuwe stellingen/verweren heeft betrokken ter gelegenheid van de pleidooien, die relevant zijn voor de uitkomst van de procedure, zal Schilder in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij akte te reageren.
4.3. Alvorens tot een beoordeling van de diverse vorderingen van partijen over en weer over te gaan, zal de rechtbank op een aantal geschilpunten tussen partijen ingaan, die beslissend zijn voor de beoordeling van een deel van de vorderingen van partijen.
4.4. De peilingen door Pro-LinQ
4.4.1. Vast staat dat beide partijen - Schilder enerzijds en Pro-LinQ in opdracht van de Gemeente anderzijds - peilingen hebben verricht. Tevens staat tussen partijen vast dat de meetresultaten van Schilder afwijken van de meetresultaten van Pro-LinQ. De vraag is thans van welke meetresultaten dient te worden uitgegaan bij de beoordeling van de vorderingen van partijen.
4.4.2. De rechtbank stelt voorop dat in het bestek (17.27.03, rechtsoverweging 2.3.) is bepaald dat de inmeting en de controlemeting door of namens de directie plaatsvindt. In beginsel zijn dan ook - zoals Schilder niet heeft weersproken - de door de directie, te weten de door ARCADIS (die door de Gemeente is ingeschakeld om de directie te voeren) en daarmee het voor het uitvoeren van de peilingen ingeschakelde bureau Pro-LinQ, verrichte peilingen doorslaggevend en niet de door Schilder zelf verrichte peilingen.
4.4.3. Schilder heeft gesteld dat er aanleiding is om de meetresultaten van Pro-LinQ desalniettemin buiten beschouwing te laten en om - nu (zoals beide partijen onderkennen) nieuwe metingen thans gelet op het tijdsverloop niet meer zinvol zijn - op die grond (in strijd met het bestek) uit te gaan van de meetresultaten van Schilder. Hierna zal worden ingegaan op de diverse argumenten die Schilder hiervoor heeft aangedragen.
4.4.4. De rechtbank constateert dat partijen het er over eens zijn dat Pro-LinQ de metingen op een van het bestek (17 27 03 (inmeting slib), 17 27 05 (controle meting verwijderen slib) en 17 27 06 (meting mors), rechtsoverweging 2.3.) afwijkende wijze heeft uitgevoerd. In plaats van de in het bestek omschreven handmatige methode, zijn de onderhavige metingen door Pro-LinQ verricht met toepassing van de zogenaamde single-beam-methode.
4.4.4.1. Nog afgezien van de omstandigheid dat Schilder niet gemotiveerd heeft weersproken dat de gehanteerde single-beam-methode geavanceerder en exacter is dan een handmatige methode, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de eigen stellingen van Schilder dat de Gemeente op grond van paragraaf 36 lid 3 van de UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.) gerechtigd was tot deze bestekswijziging. Schilder heeft hier echter aan toegevoegd dat zij "dientengevolge wel recht op bijbetaling" heeft "nu immers zij bij inschrijving een methode mocht verwachten waarbij zij geen grote afwijkingen hoefde te verwachten van het door haar afgevoerde slib". Zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - acht de rechtbank deze toevoeging door Schilder echter onbegrijpelijk. Omdat ook overigens niet valt in te zien dat Schilder recht zou hebben op enige bijbetaling op grond van de enkele omstandigheid dat een andere (geavanceerdere en meer exacte) peilmethode is gehanteerd, zullen de meetresultaten van Pro-LinQ niet op deze grond buiten beschouwing worden gelaten.
4.4.5. Schilder heeft voorts aangevoerd dat de door Pro-Linq gehanteerde methode met behulp van een zogenaamde multisampler, een niet door de Stichting Infra-structuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB) erkende methode is. Nadat de Gemeente echter bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, had aangevoerd dat door Pro-Linq de single-beam-methode is gehanteerd en derhalve niet een methode met behulp van een zogenaamde multisampler, heeft Schilder haar stellingen vervolgens niet nader onderbouwd en heeft zij er slechts (wederom) op gewezen dat deze methode een van het bestek afwijkende methode betreft (ten aanzien waarvan de rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor in r.o. 4.3.4.1 is overwogen). Ook hierin ziet de rechtbank derhalve - wat daar verder ook van zij - geen aanleiding om de meetresultaten van Pro-LinQ buiten beschouwing te laten.
4.4.6. Schilder heeft voorts gesteld dat niet uitgegaan dient te worden van de meetresultaten van Pro-LinQ omdat de inpeiling te vroeg (te weten niet binnen 14 kalenderdagen voorafgaande aan de ontgravingen) en de uitpeiling te laat heeft plaatsgevonden. Schilder verwijst in dit verband naar de door haar overgelegde schriftelijke verklaring van Aad den Draak (rechtsoverweging 2.25).
4.4.6.1. De rechtbank constateert dat de inpeiling op grond van het bestek maximaal 14 kalenderdagen voorafgaande aan de ontgravingen dient plaats te vinden, tenzij anders is overeengekomen (17 27 03 (inmeting slib), rechtsoverweging 2.3), dat de controlemeting op de ontgraven slib dient te worden uitgevoerd binnen 3 werkdagen nadat de ontgraving is beëindigd (17 27 05 (controlemeting verwijderen slib), rechtsoverweging 2.3.) en dat de meting van de mors plaatsvindt minimaal 48 uur nadat de vaarbewegingen en werkzaamheden in de betreffende watergang zijn beëindigd (17 27 06 (meting mors), rechtsoverweging 2.3.).
4.4.6.2. De rechtbank constateert voorts dat uit het bouwverslag van de eerste bouwvergadering van 18 maart 2008 (rechtsoverweging 2.10.) volgt dat de nulmeting bovenzijde baggerspecie inmiddels is verricht en dat de resultaten in deze bouwvergadering aan Schilder zijn overhandigd. Uit de stellingen van partijen volgt dat zij het er over eens zijn dat op de aan Schilder overhandigde tekening is vermeld : "versie C d.d. 7 februari 2008". Volgens de Gemeente heeft de inpeiling (conform de hiervoor weergegeven vermelding) daadwerkelijk op 7 februari 2008 plaatsgevonden. Weliswaar heeft Schilder aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat de enkele hiervoor bedoelde vermelding op de tekening niet bewijst dat de inmeting ook daadwerkelijk op 7 februari 2008 heeft plaatsgevonden, maar naar het oordeel van de rechtbank zijn onvoldoende omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan er zou moeten worden getwijfeld aan de stelling van de Gemeente dat de inpeiling daadwerkelijk op 7 februari 2008 heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal er dan ook van uitgaan dat de inpeiling door Pro-LinQ op 7 februari 2008 heeft plaatsgevonden.
4.4.6.3. De rechtbank constateert voorts dat uit het bouwverslag van de vierde bouwvergadering van 25 april 2008 (rechtsoverweging 2.15.) volgt dat de uitpeiling door Pro-linQ de daaropvolgende maandag zou plaatsvinden. In een door Schilder voor akkoord ondertekend weekrapport betreffende de week van 28 april 2008 tot en met 2 mei 2008 (rechtsoverweging 2.16.) is vermeld: "28-04-2008 Uitpeilen vak 23 t/m 29". De uitpeiling heeft derhalve - zoals door Schilder ook niet is weersproken - op 28 april 2008 plaatsgevonden.
4.4.6.4. De rechtbank constateert voorts dat partijen het er over eens zijn dat hoewel de daadwerkelijke baggerwerkzaamheden op 26 maart 2008 zouden aanvangen, deze eerst op 3 april 2008 zijn aangevangen. Voorts zijn partijen het er over eens dat (zoals ook uit het verslag van de vierde bouwvergadering van 25 april 2008 (rechtsoverweging 2.15.) volgt) Schilder op 25 april 2008 de laatste baggerspecie heeft verwijderd, afgezien van de ná de komst van de Koningin nog door Schilder verrichte baggerwerkzaamheden.
4.4.6.5. Uit het voorgaande volgt dat de uitpeiling wel tijdig heeft plaatsgevonden maar dat de inpeiling enige weken te vroeg heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan de Gemeente volgen in haar verweer dat Schilder daar thans geen beroep meer op kan doen omdat zij ter zake haar rechten heeft verwerkt. Op grond van het bouwverslag van de eerste bouwvergadering van 18 maart 2008 (rechtsoverweging 2.10.), alsmede de tijdens die bouwvergadering aan Schilder overhandigde tekening van de inpeiling, waarop was vermeld: "versie C d.d. 7 februari 2008", was Schilder er van op de hoogte dat de inpeiling niet later dan op 7 februari 2008 had plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van Schilder gelegen om op een eerder moment (op een moment dat nog aan de vereisten kon worden voldaan, te weten vóór de aanvang van de baggerwerkzaamheden) te klagen omtrent de gang van zaken indien zij zich daarin niet kon vinden. Blijkens de eigen stellingen van Schilder heeft Schilder echter eerst in juni 2008 geklaagd over het tijdstip van de in- en uitpeilingen. Door niet vóór aanvang van de baggerwerkzaamheden hierover te klagen, heeft Schilder naar het oordeel van de rechtbank haar recht verwerkt om een beroep te doen op de omstandigheid dat de inpeiling op grond van het bestek maximaal 14 kalenderdagen voorafgaande aan de ontgravingen dient plaats te vinden.
4.4.7. Schilder heeft voorts aangevoerd dat de in- en uitpeilingen door Pro-Linq in strijd met het bestek niet in bijzijn van Schilder zijn uitgevoerd.
4.4.7.1. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt weliswaar uit het bestek dat de peilingen in bijzijn van Schilder diende te worden uitgevoerd, maar zoals hiervoor is overwogen, was Schilder op grond van de bouwverslagen van 18 maart 2008 (rechtsoverweging 2.10.) en 25 april 2008 (rechtsoverweging 2.15.) van de in- en uitpeilingen op de hoogte. Desondanks heeft Schilder niet tijdig geklaagd omtrent de omstandigheid dat deze peilingen niet in haar bijzijn hebben plaatsgevonden. Nog afgezien daarvan heeft Schilder ter gelegenheid van het pleidooi desgevraagd aangegeven dat zij niet bij de uitpeiling door Pro-LinQ aanwezig is geweest - ondanks het feit dat zij blijkens het bouwverslag van 25 april 2008 wist dat deze de maandag na 25 april 2008 zou plaatsvinden - omdat zij toch geen invloed zou hebben op de computerapparatuur die de metingen zouden verrichten. Omdat de inpeiling op dezelfde wijze heeft plaatsgevonden als de uitpeiling, zal dit dus ook voor de inpeiling hebben te gelden. Uit het voorgaande volgt dat Schilder geen belang en geen behoefte had bij haar aanwezigheid bij de peilingen en dat zij derhalve niet in haar belangen is geschaad.
4.4.8. Ook overigens voldoen de peilingen volgens Schilder niet aan de daaraan te stellen eisen omdat de peilingen niet conform de destijds geldende wet- en regelgeving (BRL SIKB 6000, SIKB Protocol 6003 en het VKB Protocol 2003) hebben plaatsgevonden.
4.4.8.1. Omtrent de omstandigheid dat de peilingen volgens Schilder ook overigens niet voldeden aan de daaraan te stellen wettelijke eisen (wat daar verder ook van zij) had Schilder naar het oordeel van de rechtbank eveneens op een eerder moment (te weten op een moment dat nog aan die vereisten kon worden voldaan) bij de Gemeente dienen te klagen. Door dit na te laten, heeft Schilder naar het oordeel van de rechtbank haar recht verwerkt om daarop thans nog een beroep te doen.
4.4.9. Schilder heeft voorts gesteld dat er fouten zijn gemaakt door Pro-LinQ en dat er om deze reden niet kan worden uitgegaan van de meetresultaten van Pro-LinQ.
4.4.9.1. Schilder heeft haar stelling dat door Pro-LinQ fouten zouden zijn gemaakt op geen enkele wijze onderbouwd. Ook op deze grond ziet de rechtbank derhalve geen aanleiding om de meetresultaten van Pro-LinQ buiten beschouwing te laten. Voor zover Schilder hiermee heeft bedoeld te wijzen op haar hiervoor genoemde argumenten, wordt verwezen naar hetgeen aldaar is overwogen. Hieraan voegt de rechtbank toe dat deze omstandigheden op zichzelf genomen nog niet met zich brengen dat de resultaten van de metingen door Pro-LinQ onjuist zijn. Wat betreft de inpeiling - die enkele weken te vroeg is verricht - merkt de rechtbank nog op dat de resultaten van de peilingen weliswaar enigszins kunnen afwijken van de resultaten die zouden zijn gemeten indien enkele weken later zou zijn gemeten, maar dat van door Pro-LinQ gemaakte "fouten" op die grond geen sprake is. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.4.6.5. is overwogen, heeft Schilder haar recht verwerkt om op deze omstandigheid thans nog een beroep te doen. Weliswaar verklaart Aad den Draak in zijn schriftelijke verklaring van 2 oktober 2012 (rechtsoverweging 2.25.) dat er "zo goed als zeker grote verschillen in hoeveelheden ontstaan tussen de inpeiling en de uiteindelijk gebaggerde hoeveelheden", maar dit vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat Schilder diverse keren terug diende te komen om te baggeren, welke omstandigheid - zoals hierna zal worden overwogen - voor rekening van Schilder dient te komen. Ook in zoverre is van "fouten" aan de zijde van Pro-LinQ dan ook geen sprake.
4.4.10. Wat betreft de reconventionele vordering heeft Schilder bij gelegenheid van de pleidooien voorts nog aangevoerd dat niet uitgegaan dient te worden van de meetresultaten van Pro-Linq omdat de metingen hadden moeten geschieden door een gecertificeerde partij en dat daarvan geen sprake is geweest.
4.4.10.1. Ook dit argument is naar het oordeel van de rechtbank - wat daar verder ook van zij - onvoldoende onderbouwd om te twijfelen aan de juistheid van de meetresultaten van Pro-LinQ. De enkele omstandigheid dat de metingen niet verricht zouden zijn door een (op dat moment) gecertificeerde partij laat immers onverlet dat Pro-LinQ (met of zonder certificering) deskundig is op het onderhavige gebied. Het tegendeel is gesteld noch gebleken. Ook dit argument - dat in conventie niet langer is gehandhaafd maar in reconventie wel - is derhalve onvoldoende onderbouwd om te twijfelen aan de juistheid van de resultaten van de metingen door Pro-LinQ.
4.4.11. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er niet (voldoende) aanleiding aanwezig is om de meetresultaten van Pro-LinQ buiten beschouwing te laten. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van deze meetresultaten.
4.5. De uitloopwerkzaamheden
4.5.1. De rechtbank constateert dat partijen het er over eens zijn dat Schilder ná het bezoek van de Koningin aan Makkum nog terug heeft moeten komen om baggerwerkzaamheden te verrichten (hierna te noemen: de uitloopwerkzaamheden).
4.5.2. De Gemeente heeft gesteld dat Schilder de hiervoor bedoelde baggerwerkzaamheden diende te verrichten omdat op bepaalde plaatsen - in tegenstelling tot andere plaatsen waar te diep was gegraven en ten aanzien waarvan door de Gemeente een boete/korting wordt gevorderd - niet diep genoeg (minder diep dan - 4,50 NAP, dan wel - 2,90 NAP) was gebaggerd.
4.5.3. Voor zover het verweer van Schilder betrekking heeft op de (volgens Schilder) onjuistheid van de meetgegevens van Pro-LinQ, verwijst de rechtbank naar hetgeen daaromtrent in rechtsoverweging 4.4. is overwogen. Op de aldaar vermelde gronden zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van de metingen van Pro-LinQ.
4.5.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Schilder niet (althans onvoldoende) gemotiveerd betwist dat uit de meetresultaten van Pro-LinQ volgt dat Schilder op bepaalde plaatsen niet diep genoeg (minder diep dan -4,50 NAP, dan wel - 2,90 NAP) heeft gegraven. De rechtbank zal van de juistheid van het standpunt van de Gemeente op dit punt dan ook uitgaan. Weliswaar heeft Schilder betoogd dat zij het werk nog niet had afgerond door vertraging die aan de Gemeente is te wijten, maar naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de omstandigheid dat Schilder diende terug te komen omdat op bepaalde plaatsen niet diep genoeg was gegraven - en niet omdat op bepaalde plaatsen in het geheel nog niet was gegraven omdat Schilder daar nog niet aan toe was gekomen - dat de uitloopwerkzaamheden aan Schilder te wijten zijn. Schilder stelt zich ook niet op het standpunt dat zij niet diep genoeg heeft gegraven omdat zij daar - vanwege vertraging aan de zijde van de Gemeente - nog niet aan toegekomen was, maar zij stelt zich op het standpunt dat de meetgegevens van Pro-LinQ niet juist zijn (en dat zij - zo begrijpt de rechtbank - wél diep genoeg heeft gegraven).
4.5.5. Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank er van uit dat de uitloopwerkzaamheden zijn veroorzaakt door toedoen van Schilder.
4.6. Meerwerk 1: vervoeren baggerspecie klasse 3 en 4 anders dan bestek EUR 219.507,56 exclusief BTW en exclusief 10% AK & WR
4.6.1. De rechtbank constateert dat partijen het er over eens zijn dat op grond van de overeenkomst de baggerspecie klasse 3 en 4 (evenals baggerspecie klasse 2) met open bakken zou worden afgevoerd, zij het afgedekt met folie. Voorts zijn partijen het er over eens dat Rijkswaterstaat nadien de verplichting heeft opgelegd om baggerspecie klasse 4 te transporteren met schepen met luiken. De Gemeente heeft Schilder hiertoe een meerwerkopdracht gegeven. Partijen zijn het er voorts over eens - waarbij zij verwijzen naar het verslag van de tweede bouwvergadering van 3 april 2008 (rechtsoverweging 2.13.) - dat omtrent het vervoer van baggerspecie klasse 3 onduidelijkheid bestond over de vraag of dit al dan niet kon geschieden met open bakken, dan wel dat ter zake daarvan dezelfde verplichting bestond als ter zake van klasse 4. Rijkswaterstaat stelde zich daarbij op het standpunt dat vervoer van baggerspecie klasse 3 of hoger met schepen met luiken diende plaats te vinden. Na overleg met de Gemeente om klasse 3 baggerspecie niet te hoeven afdekken, heeft Rijkswaterstaat bij brief van 14 april 2008 laten weten dat het vervoer van baggerspecie klasse 3 met open bakken kon worden uitgevoerd. Een aantal dagen daarvoor had Schilder de schepen met open bakken - te weten de Corja en de Avanti - echter reeds laten afvoeren. Het vervoer van baggerspecie klasse 3 heeft vervolgens plaatsgevonden met schepen met luiken die Schilder (inmiddels) op het werk aanwezig had. De vordering van Schilder strekt tot vergoeding van de door haar gemaakte extra kosten (meerwerk).
4.6.2. Sleper, beunbak en beunschip ad EUR 6.000,00
4.6.2.1. De Gemeente heeft de vordering ter hoogte van EUR 6.000,00 in zoverre erkend, evenals 10% AK & WR (Algemene Kosten & Winst en Risico), derhalve in totaal een bedrag van EUR 6.600,00.
4.6.3. Aan- en afvoer Corja en Avanti ad EUR 6.000,00
4.6.3.1. Dit deel van de vordering is door Schilder ingetrokken.
4.6.4. Corja week 13, 14 en 15 ad EUR 31.250,00 en Avanti week 13, 14 en 15 ad EUR 31.250,00
4.6.4.1. Schilder heeft gesteld dat zij er op grond van de overeenkomst van mocht uitgaan dat baggerspecie klasse 3 met open schepen mocht worden vervoerd. Zij heeft daartoe de Corja en de Avanti - open schepen (derhalve zonder luiken) - conform het door de directie goedgekeurde plan laten aanvoeren op 27 maart 2008. Vanaf die dag waren deze schepen beschikbaar. Deze schepen konden echter volgens Schilder tot die tijd niet gebruikt worden omdat onduidelijk was of baggerspecie klasse 3 al dan niet met open schepen vervoerd mocht worden. Tot enkele dagen vóór 14 april 2008 - toen Schilder de Corja en de Avanti heeft laten afvoeren - hebben deze schepen volgens Schilder stil gelegen, te weten 2,5 week. De kosten die hieraan verbonden zijn belopen volgens Schilder een bedrag van EUR 12.500,00 per week per schip, derhalve in totaal een bedrag van EUR 62.500,00. Volgens Schilder dienen deze kosten ten laste van de Gemeente te komen op grond van meerwerk, bestekswijziging, wijziging in de uitvoering, stagnatieschade, dan wel redelijkheid en billijkheid.
4.6.4.2. De Gemeente heeft hiertegen aangevoerd dat Schilder in de weken 13 en 14 van 2008 om meerdere, aan Schilder toe te rekenen redenen de Corja en de Avanti nog niet kon inzetten. Deze redenen waren volgens de Gemeente onder meer het te laat verstrekken van het uitvoeringsplan, het te laat arriveren van het kraanschip op 2 of 3 april 2008 en het te laat functioneren van het bellenscherm (te weten op 7 april 2008). De gemeente is bereid de stagnatiekosten te honoreren vanaf het moment van functioneren van het bellenscherm tot de start van de werkzaamheden, te weten de kosten van week 15. Volgens de Gemeente is de door Schilder gevorderde prijs van EUR 12.500,00 per week per schip echter te hoog. De Gemeente is bereid - en heeft dit ook opgenomen in de eindafrekening van juni 2010 - om een bedrag van EUR 11.000,00 inclusief AK & WR per week per schip betreffende week 15 te vergoeden, derhalve in totaal een bedrag van EUR 22.000,00.
4.6.4.3. De rechtbank stelt vast dat de Gemeente niet gemotiveerd heeft weersproken dat Schilder de Corja en de Avanti op 27 maart 2008 heeft laten aanvoeren conform het door de directie (ARCADIS namens de Gemeente) goedgekeurde plan. Vast staat dat baggerspecie klasse 3 op grond van de overeenkomst vervoerd had mogen worden met de Corja en de Avanti. Vast staat voorts dat tot 14 april 2008 bij beide partijen onduidelijkheid heeft bestaan over de vraag of baggerspecie klasse 3 al dan niet met open schepen (zoals de Corja en de Avanti) vervoerd zou mogen worden. Rijkswaterstaat stelde zich op het standpunt dat vervoer van baggerspecie klasse 3 of hoger met schepen met luiken diende plaats te vinden, waarin zowel Schilder als de gemeente zich niet konden vinden. Ook staat vast dat Schilder - anders dan ter zake van baggerspecie klasse 4 - tot die tijd (en ook nadien) géén meerwerkopdracht van de Gemeente heeft gekregen om baggerspecie klasse 3 met schepen met luiken (niet zijnde de Corja en de Avanti) te vervoeren. Volgens de Gemeente hebben partijen op 3 april 2008 afgesproken dat Schilder nog zou vernemen omtrent de wijze van vervoer van baggerspecie 3. Alhoewel er ten aanzien van baggerspecie klasse 3 geen meerwerkopdracht aan Schilder was gegeven, heeft de Gemeente erkend dat Schilder tot 14 april 2008 (toen Rijkswaterstaat duidelijkheid gaf) met een mogelijke meerwerkopdracht tot het afgedekt vervoeren van bagger klasse 3 rekening heeft moeten houden. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat Schilder de Corja en de Avanti vanaf 27 maart 2008 tot enkele dagen vóór 14 april 2008 (toen Schilder de Corja en de Avanti liet afvoeren) niet heeft kunnen inzetten, haar oorzaak vindt in de omstandigheid dat zij - in afwijking van de overeenkomst - in die periode de Corja en de Avanti niet mócht inzetten voor het vervoer van baggerspecie 3 gelet op het standpunt van Rijkswaterstaat hieromtrent en dat zij tot die tijd rekening diende te houden met de mogelijkheid dat er een meerwerkopdracht zou worden verstrekt door de Gemeente om baggerspecie 3 met andere schepen (met luiken) te vervoeren. In die zin is er sprake van meerkosten als gevolg van een (tijdelijke) bestekswijziging in de desbetreffende periode (de baggerspecie klasse 3 mócht immers in die periode in afwijking van de overeenkomst niet worden afgevoerd in open schepen gelet op het standpunt van Rijkswaterstaat), zodat de meerkosten over de gehele periode (2,5 weken) naar het oordeel van de rechtbank op grond van de paragrafen 35 lid 1 onder a en 36 lid 1 van de UAV voor rekening van de Gemeente dienen te komen. De vraag of Schilder de werkzaamheden ook op grond van andere - door de Gemeente genoemde, volgens de Gemeente aan Schilder toe te rekenen - omstandigheden, in de hiervoor bedoelde periode waarin zij deze schepen niet mócht inzetten, niet had kúnnen inzetten, acht de rechtbank daarbij niet relevant. Ook indien deze omstandigheden - wat daar verder ook van zij - niet aan de orde zouden zijn (zoals het tijdig aanwezig zijn van het kraanschap en het tijdig functioneren van het bellenscherm), zouden de Corja en de Avanti als gevolg van de onduidelijkheid omtrent het vervoer van baggerspecie klasse 3, immers niet ingezet hebben kunnen worden.
4.6.4.4. Volgens Schilder belopen de kosten per week per schip een bedrag van EUR 12.500,00. De Gemeente heeft de hoogte van deze kosten vervolgens betwist. De Gemeente stelt zich op het standpunt dat deze kosten slechts een bedrag van EUR 8.000,00 à EUR 9.000,00 belopen, maar zij is bereid om uit te gaan van een bedrag van EUR 11.000,00 inclusief AK & WR. Schilder heeft vervolgens bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van dupliek in reconventie een factuur van Olgers Baggerspecialisten van 18 april 2008 in het geding gebracht betreffende (onder meer) de huur van de Corja en de Avanti. De rechtbank constateert dat op deze factuur een huurprijs van de Corja is vermeld van EUR 1.903,00 per dag en van de Avanti van EUR 2.213,75 per dag. Schilder heeft in haar berekening (uitgaande van het gemiddelde) aangegeven dat de huurprijs EUR 2.058,00 per dag beloopt en dat de kosten van gasolie een bedrag van EUR 200,00 per week per schip belopen. Totaal berekent Schilder de kosten per week per schip vervolgens op een bedrag van EUR 11.290,00, waarbij de rechtbank opmerkt dat kennelijk wordt uitgegaan van 5 huurdagen per week. Schilder heeft hieraan toegevoegd dat dit haar inkoopprijs (inclusief haar korting) is en dat normaliter een bedrag van EUR 12.500,00 wordt gerekend. Naar het oordeel van de rechtbank zijn echter slechts de door Schilder daadwerkelijk gemaakte meerkosten toewijsbaar. In het licht van het voorgaande heeft de Gemeente naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de meerkosten van Schilder EUR 11.290,00 per week per schip belopen. Op grond van het voorgaande kan Schilder dan ook aanspraak maken op een bedrag van (2,5 x (2 x EUR 11.290,00) =) EUR 56.450,00 exclusief 10% AK & WR (EUR 62.095,00 inclusief 10% AK & WR).
4.6.4.5. Gelet op de omstandigheid dat de Gemeente dit deel van de vordering van Schilder deels heeft erkend - en het geschil tussen partijen slechts betrekking heeft op de lengte van de termijn waarin sprake is van stagnatieschade - is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente in zoverre niet langer een beroep kan doen op de omstandigheid dat meerwerk door Schilder te laat is gemeld. In zoverre zal het beroep door de Gemeente op het te laat indienen van het meerwerk dan ook worden verworpen.
4.6.5. Meerprijs transport met afgedekte transportmiddelen ad EUR 125.240,12
4.6.5.1. Schilder vordert voorts een meerprijs voor het vervoer van baggerspecie 3 en 4 met afgedekte transportmiddelen (schepen met luiken) ter hoogte van in totaal EUR 125.240,12.
4.6.5.2. Wat betreft de meerprijs voor het vervoer van baggerspecie 4 met afgedekte transportmiddelen (schepen met luiken) zijn partijen het er over eens dat ter zake een meerwerkopdracht door de Gemeente aan Schilder is gegeven. Partijen zijn het echter niet eens over de hoogte van de meerprijs. Nadat Schilder bij dagvaarding nog was uitgegaan van een meerprijs van EUR 3,40 per m3, heeft zij bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, gesteld dat de meerprijs EUR 15,71 per m3 beloopt. Zij heeft daartoe verwezen naar een door haarzelf opgesteld overzicht dat als productie 49 bij laatstgenoemde conclusie in het geding is gebracht. Volgens de Gemeente beloopt de meerprijs slechts een bedrag van EUR 1,00 m3 inclusief AK & WR. Omdat het een hoeveelheid van 2.339,9 m3 baggerspecie 4 betreft, erkent de Gemeente ter zake baggerspecie klasse 4 een bedrag van EUR 2.339,90 ter zake van meerwerk aan Schilder verschuldigd te zijn.
4.6.5.3. De rechtbank kan de Gemeente volgen in haar verweer dat de door Schilder als productie 49 in het geding gebrachte, door haar zelf opgestelde berekening van de meerprijs van het afdekken van de baggerspecie, zonder nadere toelichting - die ontbreekt - onbegrijpelijk is. De Gemeente heeft bij conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie onder meer opgemerkt dat zij uit deze opstelling afleidt dat daarin ten onrechte ook de kosten van het vervoer zelve - waarvan de kosten in de aanneemsom zijn begrepen - worden meegenomen. Ook de overige posten - zoals: "openen/dichten luiken" twee uur per dag, "onderproductie laadkraan" twee uur per dag en "onderproductie bakkenzuiger" twee uur per dag - zijn niet nader toegelicht en zijn door de Gemeente gemotiveerd weersproken. Ook ter gelegenheid van het pleidooi heeft Schilder geen nadere toelichting gegeven op deze kosten en is zij bovendien niet ingegaan op het bij conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie door de Gemeente gevoerde verweer, waaronder het verweer dat ten onrechte de kosten van het vervoer zelve zijn meegenomen. Schilder heeft slechts aangegeven dat zij terzake uitdrukkelijk bewijs aanbiedt. Omdat Schilder haar stellingen op dit punt echter niet voldoende heeft onderbouwd en ook de door haar aanvankelijk gehanteerde meerkosten van EUR 3,40 per m3 niet heeft onderbouwd, komt de rechtbank niet toe aan het opdragen van bewijs en zal uitgegaan worden van het door de Gemeente erkende bedrag van EUR 1,00 per m3 inclusief AK & WR. Ten aanzien van baggerspecie 4 is de Gemeente - zoals zij heeft erkend - dan ook een bedrag van EUR 2.339,90 inclusief AK & WR aan Schilder verschuldigd.
4.6.5.4. Wat betreft baggerspecie klasse 3 staat vast dat door de Gemeente geen meerwerkopdracht aan Schilder is gegeven voor het afdekken van deze baggerspecie. Deze baggerspecie is echter wel afgedekt vervoerd omdat Schilder de Corja en de Avanti enkele dagen vóór 14 april 2008 had afgevoerd in de veronderstelling dat Rijkswaterstaat geen toestemming meer zou geven om baggerspecie klasse 3 met open schepen te vervoeren. Weliswaar heeft Rijkswaterstaat op 14 april 2008 besloten om tóch toestemming te geven voor het vervoer van baggerspecie klasse 3 met open schepen, maar deze open schepen waren op dat moment dus niet meer beschikbaar. Teneinde vertraging te voorkomen, heeft Schilder de baggerspecie klasse 3 vervolgens vervoerd met de op dat moment aanwezige schepen met luiken. Ook de meerkosten (een bedrag van EUR 15,71 per m3) ten aanzien van het vervoer van baggerspecie 3 met schepen mét luiken wordt thans door Schilder van de Gemeente gevorderd.
4.6.5.5. De rechtbank constateert dat de onderhavige meerkosten zijn ontstaan doordat Schilder is vooruitgelopen op een beslissing van Rijkswaterstaat omtrent het al dan niet terugkomen op haar beslissing dat ook het vervoer van baggerspecie klasse 3 met schepen met luiken diende te geschieden. Weliswaar stelt Schilder dat zij deze beslissing heeft genomen in overleg met de Gemeente, maar de Gemeente heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Schilder desgevraagd aangegeven dat het "wel zo moet zijn gegaan". Deze enkel op veronderstellingen gebaseerde stelling is naar het oordeel van de rechtbank, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door de Gemeente, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat een dergelijk overleg niet heeft plaatsgevonden. Nog afgezien van het verweer van de Gemeente dat het meerwerk te laat is gemeld, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de kosten voor het (onnodig) afgedekt vervoeren van baggerspecie 3 op grond van het voorgaande voor rekening van Schilder dienen te blijven. De kosten zijn immers veroorzaakt doordat Schilder zelfstandig heeft besloten om vooruit te lopen op een beslissing van Rijkswaterstaat, welke beslissing vervolgens anders is uitgevallen dan Schilder had gedacht.
4.6.6. Conclusie meerwerk I
Op grond van het voorgaande kan Schilder ter zake van het meerwerk I aanspraak maken op de volgende bedragen (inclusief AK & WR en exclusief BTW):
- EUR 6.600,00 sleper, beunbak en beunschip
(rechtsoverweging 4.6.2.1.);
- EUR 62.095,00 Corja en Avanti week 13, 14 en 15
(rechtsoverweging 4.6.4.4.);
- EUR 2.339,90 meerprijs transport met afgedekte transportmiddelen
(rechtsoverweging 4.6.5.3.);
Totaal EUR 71.034,90
19% BTW 13.496,63
Totaal incl. BTW 84.531,53.
4.7. Meerwerk 2: Stagnatie werkzaamheden vanwege niet akkoord Rijkswaterstaat EUR 48.719,00 exclusief BTW en inclusief AK & WR.
4.7.1. Schilder heeft gesteld dat uit het werkplan volgde dat de werkzaamheden niet konden/mochten aanvangen, zonder een door Rijkswaterstaat goedgekeurd plan. Op grond van de overeenkomst diende er slechts sprake te zijn van een door de directie goedgekeurd plan. Omdat het werkplan volgens Schilder pas op 18 maart 2008 aan haar ter beschikking is gesteld en derhalve geen onderdeel uitmaakte van de aanbestedingsdocumenten, is volgens Schilder sprake van een bestekswijziging. De directie had het door Schilder opgestelde plan reeds op 27 maart 2008 goedgekeurd. Omdat op grond van het werkplan een extra "controleronde" diende plaats te vinden door Rijkswaterstaat, heeft volgens Schilder stagnatie plaatsgevonden. Door Rijkswaterstaat werd het plan eerst op 3 april 2008 goedgekeurd. Schilder vordert thans de stagnatieschade met betrekking tot het materieel (zoals kranen en dergelijke, die zij nergens ander kon inzetten) in de periode van 28 maart tot en met 3 april 2008.
4.7.2. De rechtbank stelt vast - zoals de Gemeente heeft aangevoerd en door Schilder niet is weersproken en hetgeen ook volgt uit de diverse bouwverslagen - dat partijen zijn overeengekomen dat meer- en minderwerk altijd vooraf gemeld dient te worden en dat achteraf geen verrekening plaats vindt. Vast staat dat Schilder het onderhavige beweerde meerwerk bij brief van 17 september 2008 (rechtsoverweging 2.19.) heeft gemeld bij de Gemeente. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat dit meerwerk op een eerder moment tussen partijen ter sprake is geweest. Nog afgezien van de omstandigheid dat de Gemeente heeft aangevoerd dat zij de brief van 17 september 2008 eerst op 5 januari 2009 heeft ontvangen, staat met het voorgaande vast dat het meerwerk niet vooraf is gemeld. Omdat de Gemeente ten aanzien van dit deel van de vordering - anders dan ten aanzien van meerwerk 1 - de aanspraken van Schilder op geen enkele wijze heeft erkend, kan de Gemeente zich naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden beroepen op het te laat melden van het onderhavige meerwerk 2. De vordering van Schilder zal dan ook in zoverre worden afgewezen. Het inhoudelijke geschil tussen partijen omtrent de vraag of het werkplan al dan niet bij de Nota van Inlichtingen is verstrekt en daarmee onderdeel uitmaakt van de aanbestedingsstukken - zoals de Gemeente stelt - of dat dit werkplan niet bij de Nota van Inlichtingen was gevoegd en derhalve geen onderdeel uitmaakte van de aanbestedingsstukken (zoals Schilder stelt) en dat de extra controleronde door Rijkswaterstaat dan ook als meerwerk dient te worden aangemerkt, kan derhalve onbesproken blijven.
4.8. Meerwerk 3: Stagnatie baggeren vaste bodem bochtverbreding ad EUR 4.163,78
4.8.1. De rechtbank stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat dit punt niet tussen hen in geschil is. Partijen hebben beiden aangegeven dat de Gemeente de vordering op dit punt heeft erkend en dat deze ook reeds is betaald.
4.9. Meerwerk 4: Extra aanbrengen en verwijderen bellenscherm vak 25 ad EUR 8.497,50 inclusief AK & WR en exclusief BTW
4.9.1. Schilder heeft gesteld dat zij extra kosten heeft moeten maken - te weten de kosten van het extra aanbrengen en verwijderen van een bellenscherm - omdat zij na het bezoek van de Koningin in Makkum weer baggerwerkzaamheden heeft moeten verrichten in vak 25 (bagger klasse 4). Schilder heeft er daarbij op gewezen dat zij in dit vak veel meer bagger heeft moeten verwijderen dan in het bestek was weergegeven.
4.9.2. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen in de rechtsoverwegingen 4.4. en 4.5. Op grond van hetgeen in die rechtsoverwegingen is overwogen, gaat de rechtbank er van uit dat de onderhavige uitloopwerkzaamheden zijn veroorzaakt door toedoen van Schilder, te weten het niet diep genoeg (-4,50 NAP, dan wel -2,90 NAP) graven. Weliswaar is om deze vereiste diepte te bereiken méér bagger door Schilder gebaggerd dan in het bestek was voorgeschreven, maar daarin wordt reeds voorzien door verrekening van afwijkende hoeveelheden, zoals hierna in rechtsoverweging 4.10 bedoeld. Dit laat onverlet dat Schilder niet ná het bezoek van de Koningin terug had behoeven te komen - en wederom een bellenscherm had moeten aanbrengen en verwijderen - indien zij meteen tot de juiste, in het bestek voorgeschreven diepte had gebaggerd. Nog afgezien van het verweer van de Gemeente dat het onderhavige meerwerk te laat is gemeld, zal de vordering van Schilder gelet op het voorgaande dan ook in zoverre worden afgewezen.
4.10. Vorderingen op grond van afwijkende hoeveelheden baggerspecie totaal EUR 140.162,10 inclusief AK & WR en exclusief BTW
4.10.1. Schilder heeft - kort samengevat - gesteld dat er sprake is geweest van (forse) overschrijdingen van de in het bestek (rechtsoverweging 2.3.) genoemde hoeveelheden te verwijderen baggerspecie. Ter gelegenheid van de pleidooien heeft Schilder aangegeven dat in plaats van een te ontgraven hoeveelheid van in totaal ongeveer 20.000 m3, eind april 2008 door zowel Schilder als door Pro-LinQ, ieder voor zich, een hoeveelheid van ongeveer 26.000 m3 is gemeten, terwijl Schilder nadien ook nog is terug gekomen om nog meer baggerspecie te ontgraven. De metingen door Pro-LinQ en door Schilder wijken volgens Schilder echter in die zin af dat, hoewel de totaal gemeten hoeveelheid baggerspecie ongeveer overeenkomt, afwijkingen aanwezig zijn tussen de diverse klassen baggerspecie (met verschillende verrekenprijzen).
Volgens Schilder blijkt uit haar eigen metingen dat de oorspronkelijke, in het bestek genoemde hoeveelheden van 13.200 m3 en 1.825 m3 baggerspecie in klasse 2 met in totaal 6.168 m3 is overschreden. Door Schilder zijn namelijk hoeveelheden van 18.668 m3 en 2.525 m3 gemeten, aldus Schilder. Wat betreft klasse 3 zijn in plaats van de in het bestek genoemde hoeveelheden van 5.825 m3 en 110 m3 baggerspecie, door Schilder hoeveelheden van respectievelijk 7.546 m3 en 90 m3 gemeten, te weten een overschrijding van in totaal 1.671 m3 in klasse 3. In klasse 4 is de oorspronkelijk, in het bestek genoemde hoeveelheid van 2.050 m3 volgens Schilder overschreden met 289 m3. Door Schilder is namelijk in klasse 4 een hoeveelheid van 2.339 m3 gemeten. Schilder heeft voorts gesteld dat de in het bestek genoemde hoeveelheden zogenaamde "verrekenbare hoeveelheden" (de aanduiding "V" in het bestek) betreffen. De door Schilder in haar inschrijving (rechtsoverweging 2.8.) geoffreerde verrekenprijs geldt voor de door de Gemeente in het bestek opgegeven hoeveelheden. In beginsel worden ook de overschrijdingen op grond van paragraaf 39 lid 1 UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.) tegen de vooraf opgegeven verrekenprijs afgerekend. Op grond van paragraaf 39 lid 2 UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.) zal echter een gewijzigde verrekenprijs tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen indien de geoffreerde verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, aldus nog steeds Schilder. Deze herziening zal op grond van genoemd artikel slechts kunnen plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheden is of zal worden verwerkt. Omdat (veel) meer dan 110% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid is verwerkt, maakt Schilder aanspraak op gewijzigde verrekenprijzen, te weten een bedrag van EUR 15,21 per m3 (+ EUR 1,10 per m3 voor het lossen) voor klasse 2-baggerspecie, een bedrag van EUR 17,96 per m3 (+ EUR 2,75 per m3 voor het lossen) voor klasse 3-baggerspecie en een bedrag van EUR 15,21 per m3 (+ EUR 2,50 per m3 voor het lossen) voor klasse 4-baggerspecie. Het voorgaande resulteert volgens Schilder in een vordering van haar op de Gemeente ter hoogte van EUR 140.162,10 exclusief BTW, te weten EUR 100.600,00 ter zake van klasse 2-baggerspecie, EUR 34.443,91 ter zake van klasse 3-baggerspecie en EUR 5.118,19 ter zake van klasse 4-baggerspecie.
4.10.2. De Gemeente heeft hiertegen - kort samengevat - aangevoerd dat uitgegaan dient te worden van de metingen die door Pro-LinQ zijn verricht. Juist is dat sommige in het bestek opgenomen hoeveelheden niet overeenkomen met de daadwerkelijke hoeveelheid bagger die moest worden verwijderd, maar daarmee stelt de Gemeente in haar eindafrekening rekening te hebben gehouden. Volgens de Gemeente zijn in plaats van de oorspronkelijke, in het bestek genoemde hoeveelheden van 13.200 m3 en 1.825 m3 baggerspecie in klasse 2, door Schilder hoeveelheden van 18.668 m3 en 2.500 m3 verwijderd, te weten een overschrijding van 6.143 m3 (en niet de door Schilder genoemde hoeveelheid van 6.168 m3). Wat betreft klasse 3 is in plaats van de in het bestek genoemde hoeveelheden van 5.825 m3 en 110 m3 baggerspecie, door Schilder hoeveelheden van respectievelijk 5.152 m3 en 100 m3 gebaggerd. In klasse 3 is er dan ook sprake van een onderschrijding van 733 m3 en niet van een overschrijding van 1.671 m3, zoals Schilder stelt. In klasse 4 heeft volgens de Gemeente - evenals Schilder heeft gesteld - een overschrijding plaatsgehad van 289 m3, te weten een hoeveelheid van 2.339 m3 in plaats van de oorspronkelijk, in het bestek genoemde hoeveelheid van 2.050 m3.
Volgens de Gemeente valt niet in te zien dat - nu sprake is van een grotere hoeveelheid verwijderde bagger en niet van een kleinere hoeveelheid - de overeengekomen verrekenprijs te laag zou zijn. Volgens de Gemeente dient dan ook uitgegaan te worden van de overeengekomen verrekenprijzen van EUR 12,10 voor klasse 2-baggerspecie, EUR 15,23 voor klasse 3-baggerspecie en EUR 12,10 voor klasse 4-baggerspecie.
Op grond van het voorgaande heeft de Gemeente volgens haar op goede gronden ter zake van overschrijdingen en onderschrijdingen ten aanzien van gebaggerde hoeveelheden, aan Schilder toekomende bedragen van EUR 81.087,60 (klasse 2), EUR 4.290,75 (klasse 4) en een aan de Gemeente toekomend bedrag van EUR 13.106,04 (klasse 3) in haar eindafrekening van juni 2010 betrokken.
4.10.3. Ten aanzien van de vraag van welke metingen - die van Schilder, dan wel die van Pro-LinQ - dient te worden uitgegaan, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen. Op de aldaar vermelde gronden zal uitgegaan worden van de metingen door Pro-LinQ. Schilder heeft niet weersproken dat de door de Gemeente gestelde over- en onderschrijdingen rechtstreeks volgen uit de meetresultaten van Pro-LinQ. Uitgegaan zal dan ook worden van de door de Gemeente gestelde over- en onderschrijdingen.
4.10.4. Thans komt de vraag aan de orde tegen welke verrekenprijzen de door Pro-LinQ gemeten (en door de Gemeente gestelde) overschrijdingen en onderschrijdingen dienen te worden afgerekend.
4.10.4.1. De rechtbank stelt vast dat Schilder voor het baggeren van de in het bestek genoemde hoeveelheden, heeft ingeschreven voor een bedrag van EUR 11,00 wat betreft de klassen 2 en 4 en een bedrag van EUR 13,75 wat betreft klasse 3. Voor het lossen en verwerken in depot is door Schilder ingeschreven voor een prijs van EUR 1,00 per m3 voor klasse 2 en voor de klassen 3 en 4 een bedrag van EUR 2,50 per m3 (rechtsoverweging 2.8.). Het werk is vervolgens op basis van deze inschrijving aan Schilder opgedragen, zodat de hiervoor genoemde prijzen als de tussen partijen overeengekomen prijzen dienen te gelden. De rechtbank constateert dat partijen in hun processtukken ten aanzien van alle hiervoor genoemde prijzen uitgaan van prijzen die 10% hoger liggen dan de hiervoor genoemde prijzen (te weten respectievelijk EUR 12,10, EUR 15,13, EUR 1,10 en EUR 2,75). Ter gelegenheid van het pleidooi hebben partijen desgevraagd aangegeven dat zij het er over eens zijn dat de in de inschrijving vermelde prijzen de zogenaamde eenheidsprijzen betreffen. De overeengekomen verrekenprijzen zijn volgens beide partijen aldus vast te stellen door de eenheidsprijzen te vermeerderen met 10% AK & WR, derhalve de hiervoor genoemde bedragen van respectievelijk EUR 12,10, EUR 15,13, EUR 1,10 en EUR 2,75.
4.10.4.2. De rechtbank stelt voorts vast dat op grond van paragraaf 39 lid 1 van de UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.) de onderhavige door Pro-LinQ gemeten onder- en overschrijdingen in beginsel dienen te worden afgerekend tegen de hiervoor in rechtsoverweging 4.10.4.1. genoemde verrekenprijzen, die bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst zijn overeengekomen. Schilder heeft echter betoogd dat op grond van paragraaf 39 lid 2 van de UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.) uitgegaan dient te worden van gewijzigde verrekenprijzen omdat de overeengekomen verrekenprijzen te laag blijken te zijn. Volgens Schilder dient thans uitgegaan te worden van gewijzigde verrekenprijzen, te weten een bedrag van EUR 15,21 ter zake van de klassen 2 en 4 en EUR 17,96 ter zake van klasse 3. De rechtbank constateert dat de Gemeente gemotiveerd heeft betwist dat de overeengekomen verrekenprijzen te laag zijn. Zij heeft betoogd dat een dergelijke situatie slechts aan de orde zou zijn indien er minder gebaggerd zou zijn dan overeengekomen en niet indien er - zoals thans het geval is - méér is gebaggerd. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van Schilder gelegen om na de gemotiveerde betwisting door de Gemeente, haar stelling dat de overeengekomen verrekenprijzen te laag blijken te zijn, nader te onderbouwen. Schilder heeft haar stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd. Een berekening van de door haar genoemde gewijzigde verrekenprijzen is niet gegeven. Ter gelegenheid van de pleidooien heeft Schilder aangegeven dat er sprake is van hogere kosten omdat onder andere de kosten berekend zijn van na 28 april 2008 (aanvoer schepen, ander seizoen, baggerwerk, transport, compressor, depot etc.). Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.5. is overwogen, zijn deze uitloopwerkzaamheden veroorzaakt door toedoen van Schilder. Deze extra kosten dienen dan ook voor rekening van Schilder te blijven. Schilder is dan ook niet gerechtigd om deze extra kosten door middel van het eenzijdig wijzigen van de overeengekomen verrekenprijzen door te berekenen aan de Gemeente.
4.10.4.3. Omdat Schilder enerzijds heeft nagelaten haar stelling te onderbouwen en anderzijds extra kosten wenst door te berekenen, waartoe zij - zoals hiervoor is overwogen - niet gerechtigd is, zal de rechtbank op grond van de UAV 1989 uitgaan van de door partijen overeengekomen verrekenprijzen, te weten bedragen van EUR 12,10 per m3 voor de klassen 2 en 4 en EUR 15,13 per m2 voor de klasse 3. Ook ten aanzien van de loskosten wordt uitgegaan van de overeengekomen verrekenprijzen, te weten EUR 1,10 per m3 ter zake van klasse 2 en een bedrag van EUR 2,75 per m3 ter zake van de klassen 3 en 4.
4.10.5. Op grond van het voorgaande dient ter zake van de verrekening van onder- en overschrijdingen van baggerspecie uit te worden gegaan van de door de Gemeente genoemde hoeveelheden onder- en overschrijdingen en van de door de Gemeente genoemde (overeengekomen) verrekenprijzen. De rechtbank constateert dat Schilder niet heeft weersproken dat indien van deze uitgangspunten wordt uitgegaan, de Gemeente op goede gronden ter zake van overschrijdingen en onderschrijdingen ten aanzien van gebaggerde hoeveelheden, in haar eindafrekening van juni 2010 aan Schilder toekomende bedragen van EUR 81.087,60 (klasse 2) en EUR 4.290,75 (klasse 4) heeft betrokken en een aan de Gemeente toekomend bedrag van EUR 13.106,04 (klasse 3).
4.10.6. Op grond van het voorgaande kan Schilder ten aanzien van afwijkende hoeveelheden baggerspecie aanspraak maken op een bedrag van (EUR 81.087,60 + EUR 4.290,75 - EUR 13.106,04 =) EUR 72.272,31 inclusief 10% AK & WR en exclusief 19% BTW, te weten een bedrag van in totaal EUR 86.004,05 inclusief 10% AK & WR en inclusief BTW.
In reconventie
4.11. Boete/korting bagger klasse 2 EUR 13.932,00 exclusief BTW, klasse 3 EUR 1.296,00 exclusief BTW en klasse 4 EUR 4.147,50 exclusief BTW
4.11.1. De Gemeente heeft gewezen op de volgende passage in het bestek (rechtsoverweging 2.3.):
KLASSE 2, 3 EN 4 SLIB, VANAF WATER
[…]
g. Op de ontgraven grond buiten de toegestane positieve afwijking, wordt een korting toegepast
op de aanneemsom van € 6,00 per insitu m3 klasse 2 slib, € 9,00 per insitu m3 klasse 3 slib en € 17,50
per insitu m3 klasse 4 slib. Het bedrag en de hierover verschuldigde B.T.W. zal worden verrekend met de eerstvolgende termijnbetaling;
Volgens de Gemeente volgt uit de metingen van Pro-LinQ dat Schilder 2.332 m3 teveel slib in klasse 2 heeft gebaggerd, zodat door de Gemeente op grond van het bestek een bedrag van (2.332 x EUR 6,00 =) EUR 13.932,00 als boete/korting bij Schilder in rekening is gebracht. Ter zake van klasse 3 is volgens de Gemeente op grond van de metingen door Pro-LinQ 144 m3 teveel slib gebaggerd, zodat op grond van het bestek door de Gemeente een bedrag van (144 x EUR 9,00 =) EUR 1.296,00 bij Schilder in rekening wordt gebracht als boete/korting. Ten slotte blijkt volgens de Gemeente uit de metingen door Pro-LinQ dat Schilder 237 m3 teveel slib in klasse 4 heeft gebaggerd, zodat op grond van het bestek door de Gemeente een bedrag van (237 x EUR 17,50 =) EUR 4.147,50 bij Schilder in rekening is gebracht.
4.11.2. Schilder heeft hiertegen allereerst aangevoerd dat de door de Gemeente genoemde hoeveelheden teveel gebaggerde slib, zijn gebaseerd op de metingen door Pro-LinQ, waarvan de juistheid door Schilder wordt betwist. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen, zal de rechtbank echter uitgaan van de juistheid van de metingen door Pro-Linq.
4.11.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Schilder onvoldoende gemotiveerd weersproken dat uit de meetresultaten van Pro-LinQ de door de Gemeente genoemde overschrijdingen van 2.332 m3 (klasse 2), 144 m3 (klasse 3) en 237 m3 (klasse 4) volgen, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Gelet op deze overschrijdingen in combinatie met de door de Gemeente aangehaalde passage uit het bestek, maakt de Gemeente dan ook naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden aanspraak op bedragen van EUR 13.932,00 exclusief BTW (klasse 2), EUR 1.296,00 exclusief BTW (klasse 3) en EUR 4.147,50 exclusief BTW (klasse 4), derhalve in totaal een bedrag van EUR 19.375,50 exclusief BTW (EUR 23.056,84 inclusief BTW).
4.11.4. Aan het voorgaande kan het verweer van Schilder dat de Gemeente de korting/boete reeds op eerdere termijnen had kunnen (en volgens Schilder: moeten) inhouden en dat de Gemeente op die grond haar rechten ter zake heeft verwerkt, niet afdoen. Weliswaar is in de hiervoor in rechtsoverweging 4.11.1. vermelde passage uit het bestek vermeld dat "het bedrag en de hierover verschuldigde B.T.W. zal worden verrekend met de eerstvolgende termijnbetaling", maar nog afgezien van de vraag of een dergelijke verrekening al op een eerder moment had kunnen geschieden (hetgeen Schilder stelt en door de Gemeente wordt betwist) is de rechtbank van oordeel dat het nalaten van een eerdere mogelijkheid tot verrekening nog niet tot de (verregaande) consequentie leidt dat de Gemeente haar rechten ter zake zou hebben verwerkt. Daartoe is immers vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Van zodanige bijzondere omstandigheden is in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.11.5. Ook het verweer van Schilder dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van de Gemeente, doordat de Gemeente zich ten aanzien van de metingen door Pro-LinQ niet aan de geldende wet- en regelgeving heeft gehouden en op grond van welk schuldeisersverzuim Schilder gelet op de artikelen 6:58 en 6:61 Burgerlijk Wetboek niet in verzuim is komen te verkeren, leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen omtrent de meetresultaten door Pro-LinQ - (kort samengevat) dat uitgegaan zal worden van de juistheid van de metingen door Pro-LinQ - heeft het zich eventueel niet houden aan de geldende wet- en regelgeving (wat daar verder ook van zij) er niet toe geleid dat nakoming door Schilder van haar verbintenissen daardoor is verhinderd, zoals in artikel 6:58 Burgerlijk Wetboek is bedoeld. Van schuldeisersverzuim aan de zijde van de Gemeente is dan ook geen sprake.
4.11.6. Ten slotte kan ook het verweer van Schilder dat een korting pas in rekening mag worden gebracht als er ook daadwerkelijk enige schade is geleden en dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is, niet aan het voorgaande afdoen. Uit de hiervoor vermelde passage uit het bestek volgt een dergelijke voorwaarde niet. De korting wordt volgens deze passage toegepast op de ontgraven grond buiten de toegestane positieve afwijking, zonder dat daarbij op enige manier wordt gerefereerd aan het lijden van schade door de Gemeente.
4.12. Ploegen, primair EUR 9.860,00, subsidiair EUR 8.272,50
4.12.1. De Gemeente heeft gesteld dat Schilder op 24 oktober 2008 de bodem van de haven van Makkum heeft geploegd (volgens de Gemeente is dat hetzelfde als egaliseren), zonder dat daartoe opdracht is gegeven en zonder dat Schilder tot dit ploegen - hetgeen volgens de Gemeente is aan te merken als een milieudelict - gerechtigd was. De Gemeente verwijst hiertoe naar een e-mailbericht van [D] (havenmeester) aan [E] (medewerker van de gemeente) van 28 oktober 2008 (rechtsoverweging 2.20.), alsmede naar een brief van 5 november 2008 van Rijkswaterstaat aan de Gemeente (rechtsoverweging 2.21.). Volgens de Gemeente heeft zij hierdoor schade geleden, welke schade zij op Schilder wenst te verhalen.
4.12.2. Schilder heeft betwist dat zij heeft geploegd in de haven van Makkum, zoals in artikel 22.21.01 lid 1 aanhef en onder c van de Standaard 2005 bedoeld (rechtsoverweging 2.4). Volgens Schilder heeft zij slechts egalisatiewerkzaamheden verricht, hetgeen volgens Schilder niet kan worden gelijkgesteld met ploegen.
4.12.3. Daargelaten of artikel 13 Wet bodembescherming rechtens grondslag biedt voor verhaal van de onderhavige kosten, is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere toelichting - die ontbreekt - onvoldoende is toegelicht of de onderhavige, beweerdelijk door Schilder verrichte handelingen al dan niet in opdracht van de Gemeente zijn verricht en waaruit deze beweerdelijk verrichte handelingen exact hebben bestaan. Op grond van het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal volgt dat onder "egaliseren" wordt verstaan "gelijkmaken, effenen" en onder "ploegen" "met de ploeg bewerken", waarbij een "ploeg" wordt gedefinieerd als "landbouwwerktuig om de grond te keren". Gelet hierop, alsmede gelet op artikel 22.21.01 lid 1 aanhef en onder c van de Standaard 2005 concludeert de rechtbank dat egalisatiewerkzaamheden minder ingrijpend zijn voor de bodem dan ploegen. De Gemeente baseert haar vordering op de stelling dat door Schilder is geploegd. Weliswaar spreekt de havenmeester in zijn e-mailbericht van 28 oktober 2008 (rechtsoverweging 2.21.) van ploegen, maar daar staat tegenover dat in de brief van Rijkswaterstaat van 5 november 2008 wordt gesproken over "egaliseren". Omdat de werkzaamheden bovendien onder water hebben plaatsgevonden, is niet duidelijk op grond waarvan de havenmeester, dan wel L. [B] hebben kunnen constateren waaruit de werkzaamheden door Schilder exact hebben bestaan. Uit het in opdracht van de Gemeente uitgevoerde milieukundig onderzoek naar aanleiding van de onderhavige door Schilder beweerdelijk verrichte werkzaamheden is bovendien gebleken dat er door deze werkzaamheden geen verontreinigd bagger in naastgelegen vakken is gekomen. Ook dit onderzoek ondersteunt de stelling van de Gemeente dat door Schilder is geploegd dus niet. Door te ploegen wordt nu immers juist het risico gelopen - zoals de Gemeente onweersproken heeft gesteld - dat dit wél geschiedt. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
4.13. Uitloopwerkzaamheden, primair EUR 18.625,65, subsidiair EUR 14.870,46
4.13.1. De gemeente stelt extra kosten te hebben gemaakt door de door Schilder verrichte uitloopwerkzaamheden.
4.13.2. Schilder heeft onder meer aangevoerd dat het stelsel van de UAV 1989 eraan in de weg staat om kosten te vorderen van de aannemer in verband met vermeende uitvoering van werkzaamheden na oplevering in plaats van een korting op te leggen zoals bedoeld in § 42 UAV 1989.
4.13.3. De rechtbank constateert dat - zoals Schilder onweersproken heeft gesteld - partijen conform § 42 UAV 1989 zijn overeengekomen dat een korting op de aannemingssom wordt opgelegd in geval van te late oplevering van het werk. Schilder heeft naar het oordeel van de rechtbank op juiste gronden aangevoerd dat op grond van vaste jurisprudentie van de Raad van Arbitrage een dergelijk beding niet kan worden omzeild door naast of in de plaats van korting, schadevergoeding wegens te late oplevering te vorderen. Nu de Gemeente zich op het standpunt stelt dat er in het geheel geen oplevering heeft plaatsgevonden (en dus geen tijdige oplevering), zal haar vordering strekkende tot schadevergoeding op grond van de hiervoor bedoelde jurisprudentie worden afgewezen.
4.14. Loskosten Jachtbouwbedrijf Koninklijke De Vries Makkum EUR 4.903,20
4.14.1. De Gemeente heeft gesteld dat zij samen met Schilder, De Vries en de provincie Fryslân (hierna: de Provincie) ten aanzien van de baggerwerkzaamheden ten behoeve van De Vries is overeengekomen dat Schilder het in opdracht van De Vries door Schilder gebaggerde slib bij het bij de Provincie in eigendom en beheer zijnde depot Trijehûs zou mogen inleveren voor de prijs, die de Gemeente met de Provincie was overeengekomen voor het door Schilder bij de depots van de Provincie ingeleverde en nog in te leveren slib, dat Schilder in opdracht van de Gemeente baggerde. De Provincie zou de stortkosten van de in opdracht van De Vries door Schilder gebaggerde en bij het depot Trijehûs ingeleverde bagger bij de Gemeente in rekening brengen. Stortkosten betreffen uitsluitend de kosten voor het in depot mogen achterlaten van de bagger en daar zijn derhalve de loskosten voor het vanuit het transportmiddel lossen in het depot niet in begrepen. Schilder zou volgens de Gemeente - evenals ten aanzien van haar werkzaamheden voor de Gemeente - het lossen vanuit het transportmiddel in het depot voor haar rekening nemen. De Gemeente zou de stortkosten aan de Provincie betalen, waarna de Gemeente deze stortkosten zou doorbelasten aan De Vries. Schilder zou volgens de Gemeente de loskosten bij De Vries in rekening brengen. Op basis van gewijzigd beleid bij de Provincie stond de Provincie op het moment dat Schilder het in opdracht van De Vries gebaggerde slib aanbood bij het depot Trijehûs het niet meer toe dat aannemers hun slib zelf losten. De Provincie heeft de onderhavige bagger dan ook gelost. De Vries heeft Schilder echter rechtstreeks voor de in opdracht van De Vries door Schilder verrichte werkzaamheden betaald, waaronder de hiervoor bedoelde loskosten. De Provincie heeft zowel de stortkosten als de loskosten van 1.816 m3 bagger (de door Schilder in opdracht van De Vries gebaggerde bagger) bij de Gemeente in rekening gebracht. De loskosten belopen een bedrag van (EUR 2,70 x 1.816 m3 =) EUR 4.903,20. Laatstgenoemd bedrag is door de Gemeente aan de Provincie betaald. De Gemeente heeft dit bedrag vervolgens verrekenend op de eindafrekening van juni 2010, aldus nog steeds de Gemeente.
4.14.2. Schilder heeft bij conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie betwist dat zij met de Gemeente de afspraak heeft gemaakt dat de stortkosten voor rekening van Schilder zouden komen. Zoals de Gemeente echter vervolgens terecht heeft opgemerkt, zijn thans niet de stortkosten in geschil maar de loskosten.
4.14.3. Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft Schilder vervolgens aangevoerd dat zij betwist dat zij met de Gemeente de afspraak heeft gemaakt - nadat duidelijk was geworden dat Schilder de bagger niet meer zou lossen - dat de loskosten van de Provincie voor rekening van Schilder zouden komen, dan wel dat zij de loskosten die zij aan De Vries in rekening had gebracht na betaling daarvan door De Vries, zou afdragen aan de Gemeente. De loskosten zijn volgens Schilder daadwerkelijk door haar gemaakt. Volgens Schilder heeft zij namelijk ook zelf bagger gelost voordat dit door de Provincie werd verboden. Uit de door de Gemeente in het geding gebrachte factuur volgt volgens Schilder ook dat de provincie 435 m3 niet zelf heeft gelost. Volgens Schilder heeft zij meer dan 435 m3 zelf gelost, maar dit zou zij moeten uitzoeken. Met De Vries had Schilder de afspraak gemaakt dat zij voor de door haar uitgevoerde loswerkzaamheden een bedrag van EUR 4.500,00 (en dus niet het bij haar onbekende bedrag van EUR 4.903,20 dat tussen de Gemeente en de Provincie is overeengekomen) in rekening mocht brengen. Schilder heeft ook slechts de door haar zelf gemaakte kosten bij De Vries in rekening gebracht. Schilder is ook niet vooraf op de hoogte gesteld van de loskosten van de Provincie, zodat Schilder deze ook niet aan De Vries in rekening heeft kunnen brengen. Voor zover de Gemeente zich op het standpunt stelt dat sprake is van onverschuldigde betaling, dient de Gemeente zich tot de Provincie of tot De Vries te wenden, aldus nog steeds Schilder. Volgens Schilder lag het ook niet voor de hand dat Schilder ook de loskosten van de Provincie in rekening zou brengen bij De Vries; Schilder bracht enkel de door haar gemaakte kosten bij De Vries in rekening. Bovendien was het de Gemeente die ook de stortkosten van de Provincie bij De Vries in rekening bracht, dus ligt en lag het voor de hand dat de Gemeente dit ook zou doen voor de door de provincie gemaakte loskosten, aldus nog steeds Schilder. Het alsnog - in het jaar 2010 - verrekenen van deze kosten met Schilder is volgens Schilder zonder rechtsgrondslag en bovendien in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Ten slotte heeft Schilder aangevoerd dat het nog maar de vraag is of de Gemeente de loskosten niet - tezamen met de stortkosten - van De Vries betaald heeft gekregen.
4.14.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Gemeente haar stellingen in het licht van de hiervoor weergegeven gemotiveerde betwisting door Schilder, onvoldoende onderbouwd. Zij heeft ter gelegenheid van het pleidooi volstaan met een verwijzing naar haar stellingen in haar eerdere processtukken, zonder in te gaan op de diverse verweren aan de zijde van Schilder, zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.14.2. zijn weergegeven. De Gemeente heeft bovendien - ook nadat Schilder diverse rechtsgrondslagen had genoemd en vervolgens heeft weerlegd (een afspraak, onverschuldigde betaling) - nagelaten om te stellen en te onderbouwen op welke rechtsgrond zij haar vordering baseert. In zoverre is de rechtbank dan ook van oordeel dat de Gemeente ten onrechte een bedrag van EUR 4.903,20 in de eindafrekening van juni 2010 met Schilder heeft verrekend.
4.15. Bijdrage Fonds Collectief Onderzoek GWW EUR 561,60
4.15.1. De Gemeente heeft haar vordering ter gelegenheid van de gehouden pleidooien in zoverre ingetrokken, zodat deze geen behandeling behoeft.
4.16. De Gemeente heeft zich ten aanzien van de conventionele vordering op verrekening beroepen met haar reconventionele vordering. De rechtbank acht deze verrekening - waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd door Schilder - toelaatbaar.
Op grond van hetgeen hiervoor in conventie en in reconventie is overwogen, acht de rechtbank - na verrekening - in conventie een bedrag toewijsbaar van:
- rechtsoverweging 4.6.6. EUR 84.531,53
- rechtsoverweging 4.10.6. EUR 86.004,05 +
Totaal EUR 170.535,58
- rechtsoverweging 4.11.3. EUR 23.056,84 -/-
Totaal EUR 147.478,74.
4.17. Over het in conventie toe te wijzen bedrag vordert Schilder een opslag van 10% ingevolge § 35 lid 5 jo. 38 lid 2 UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.). Schilder heeft hiertoe gesteld dat uit § 35 lid 5 UAV 1989 volgt dat indien het meerwerk het minderwerk overtreft, de aannemer recht heeft op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil tussen het meer- en minderwerk en dat uit § 38 UAV 1989 volgt dat deze bepalingen ook van toepassing is op verrekenbare hoeveelheden. Volgens Schilder heeft de Gemeente erkend dat zij de opslag van 10% verschuldigd is indien aan de voorwaarden van § 35 lid 5 UAV 1989 is voldaan.
4.17.1. De rechtbank is van oordeel - zoals de Gemeente heeft aangevoerd - dat de situatie waarop § 35 lid 5 UAV 1989 betrekking heeft, thans niet aan de orde is. Uit deze paragraaf volgt immers dat nu juist een opslag van 10% wordt toegekend in het geval het minderwerk het meerwerk overtreft en niet in een situatie - zoals thans aan de orde is - waarin het meerwerk het minderwerk overtreft. Uit de stellingen van Schilder volgt bovendien dat de erkenning van de Gemeente slechts betrekking heeft op de situatie waarin aan de voorwaarden van § 35 lid 5 UAV 1989 is voldaan, hetgeen thans gelet op het bovenstaande niet aan de orde is. In zoverre zal de vordering dus worden afgewezen.
4.18. Schilder vordert voorts de over het toe te wijzen bedrag verschuldigde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het einde van de betalingstermijn van iedere factuur tot en met de dag der algehele voldoening, verhoogd met 2 procentpunten op grond van § 45 lid 2 UAV 1989 (rechtsoverweging 2.5.) vanaf 25 december 2008, althans vanaf de dag van indiening van de dagvaarding, danwel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag tot en met de dag der algehele voldoening.
4.18.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Gemeente ten onrechte aangevoerd dat door Schilder niet de wettelijke handelsrente is gevorderd. Zoals onder "Met conclusie" op bladzijde 57 van de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende wijziging van eis volgt, wordt door Schilder primair de wettelijke handelsrente gevorderd. Omdat overigens geen zelfstandig verweer is gevoerd door de Gemeente tegen toewijzing van de wettelijke handelsrente acht de rechtbank de vordering in zoverre toewijsbaar. De rechtbank zal de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening. Gesteld noch gebleken is dat Schilder terzake facturen aan de Gemeente heeft gezonden, terwijl de Gemeente heeft weersproken facturen ter zake van Schilder te hebben ontvangen. De verhoging met 2 procentpunten op grond van § 45 lid 2 UAV 1989 acht de rechtbank toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding. Gesteld noch gebleken is dat Schilder op een eerder moment een aanmaning heeft gezonden aan de Gemeente zoals in § 45 lid 2 UAV 1989 bedoeld. Volgens de Gemeente heeft zij nimmer een aanmaning ontvangen.
4.19. Voorts vordert Schilder dat de rechtbank zal bepalen dat Schilder is bevrijd van de (eventuele) verbintenis tot betaling aan de Gemeente ter zake de door de Gemeente gevorderde korting/boete op grond van teveel ontgraving van het slib. Onder verwijzing naar hetgeen hieromtrent in rechtsoverweging 4.11.5. is overwogen, zal de vordering in zoverre worden afgewezen.
4.20. Gelet op de omstandigheid dat een substantieel bedrag zal worden toegewezen, tot betaling waartoe de Gemeente kennelijk niet in der minne bereid was over te gaan, zal de Gemeente worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Schilder worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten EUR 73,89
- griffierecht EUR 3.490,00
- salaris voor de advocaat EUR 7.105,00 (5 punten x tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 10.668,89
4.21. De reconventionele vordering zal - mede gelet op de verrekening in conventie - integraal worden afgewezen.
4.22. De Gemeente zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Schilder worden vastgesteld op:
- salaris voor de advocaat EUR 3.576,00 (4 punten x tarief EUR 894,00).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt de Gemeente om aan Schilder te betalen een bedrag van EUR 147.478,74, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek, verhoogd met 2 procentpunten ex § 45 lid 2 UAV 1989, vanaf 3 december 2010 tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding, aan de zijde van Schilder vastgesteld op EUR 10.668,89,
5.3. verklaart de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst af het anders of meer gevorderde,
5.5. wijst de vordering af,
5.6. veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding, aan de zijde van Schilder vastgesteld op EUR 3.576,00,
5.7. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman, mr. M. Jansen en mr. H.J. Idzenga en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.