ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ3869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19.830086-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf voor openlijke geweldpleging met pepperspray en een hard voorwerp

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 augustus 2011 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [aangever]. De verdachte, geboren in 1974 en woonachtig te [adres], werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever met een knuppel of een ander hard voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op de openbare weg, [straatnaam], geweld heeft gepleegd, waarbij de aangever met pepperspray in het gezicht werd gespoten en met een hard voorwerp werd geslagen. De tenlastelegging omvatte zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, waarbij het subsidiaire feit openlijk in vereniging geweld plegen betrof, zoals vastgelegd in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting op 1 maart 2013 heeft de verdachte verklaard en is hij bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.P.H.M. Pover. De officier van justitie, mr. G. Souër, heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte schuldig zou verklaren voor het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde wel heeft begaan, en heeft dit bewezen verklaard op basis van de afgelegde verklaringen en de beschikbare bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er onttrekking aan het verkeer van een stok bevolen en is de teruggave van een hamer en een fietspomp aan de verdachte gelast. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830086-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1974 te [plaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 maart 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. A.P.H.M. Pover, advocaat te Meppel.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever] met een knuppel,
althans een stuk hout, in ieder geval met een een hard en/of zwaar voorwerp
tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2011 te [plaats] met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, [straatnaam], in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk
geweld bestond uit:
- het met een spuitbusje pepperspray spuiten in het gezicht van die [aangever en/of
- het met een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd, althans lichaam van
die [aangever] te slaan en/of
- het slaan en/of stompten en/of slaan van die [aangever];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis;
* onttrekking aan het verkeer van een stok;
* teruggave aan verdachte van een hamer en een fietspomp.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid is vast te stellen dat aangever met een knuppel, een stuk hout of een ander hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd is geslagen. Het bij aangever geconstateerde lestel kan, gelet op de afgelegde verklaringen, ook op een andere manier zijn ontstaan.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren (het subsidiair tenlastelegde) heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van verbalisanten [namen]1;
- de verklaring van aangever [aangever]2;
- foto's van het letsel van aangever3;
- medische informatie betreffende het letsel van aangever;
- de verklaring van medeverdachte [1]4;
- de verklaring van medeverdachte [2]5;
- de verklaring van medeverdachte [2]6;
- de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 augustus 2011 te [plaats] met anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit:
- het slaan en stompen van die [aangever].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
Subsidiair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen aangever [aangever]. Het geweld bestond uit slaan en stompen van aangever.
De rechtbank rekent verdachte deze geweldpleging in het bijzonder aan nu het overdag op straat plaatsvond, terwijl er meerdere mensen getuige van waren. Dergelijke voorvallen veroorzaken onrust en een groot gevoel van onbehagen in de maatschappij.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatie d.d. 07 februari 2013 waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke taakstraf - in de vorm van een werkstraf - voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, recht doet aan het strafbare feit.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22b en 22c van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een stok;
- een hamer;
- een fietspomp.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. J.J. Schoemaker en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 maart 2013.
1 op pagina 103/104 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL033W 2011062830 (het PV)
2 op pagina 84ev van het PV
3 op pagina 88ev van het PV
4 op pagina 34ev van het PV
5 op pagina 47ev van het PV
6 op pagina 53ev van het PV
??
??
??
??
Parketnummer: 19/830086-12
Uitspraak d.d.: 15 maart 2013 4
vonnis