RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 19.830084-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[Verdachte],
geboren op [datum] 1976 te [plaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 maart 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. S.M. Carabain-Klomp, advocaat te Meppel.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2011 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever] met een knuppel,
althans een stuk hout, in ieder geval met een een hard en/of zwaar voorwerp
tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2011 te [plaatsnaam] met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, [straatnaam], in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk
geweld bestond uit:
- het met een spuitbusje pepperspray spuiten in het gezicht van die [aangever] en/of
- het met een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd, althans lichaam van
die [aangever] te slaan en/of
- het slaan en/of stompten en/of slaan van die [aangever];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid is vast te stellen dat aangever met een knuppel, een stuk hout of een ander hard en/of zwaar voorwerp tegen het hoofd is geslagen. Het bij aangever geconstateerde letsel kan, gelet op de afgelegde verklaringen, ook op een andere manier zijn ontstaan.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren (het subsidiair tenlastelegde) heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van verbalisanten [namen]1;
- de verklaring van aangever [naam aangever]2;
- foto's van het letsel van aangever3;
- medische informatie betreffende het letsel van aangever;
- de verklaring van verdachte4;
- de verklaring van medeverdachte [1]5;
- de verklaring van medeverdachte [1]6;
- de verklaring van medeverdachte [2]7.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 augustus 2011 te [plaatsnaam] met anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever], welk geweld bestond uit:
- het slaan en stompen van die [aangever].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert op:
Subsidiair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen aangever [aangever]. Het geweld bestond uit slaan en stompen van aangever.
De rechtbank rekent verdachte deze geweldpleging in het bijzonder aan nu het overdag op straat plaatsvond, terwijl er meerdere mensen getuige van waren. Dergelijke voorvallen veroorzaken onrust en een groot gevoel van onbehagen in de maatschappij.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatie d.d. 07 februari 2013 waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke taakstraf - in de vorm van een werkstraf - voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, recht doet aan het strafbare feit.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22b, 22c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. J.J. Schoemaker en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 maart 2013.
1 op pagina 103/104 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL033W 2011062830 (het PV)
2 op pagina 84ev van het PV
3 op pagina 88ev van het PV
4 op pagina 34ev van het PV
5 op pagina 47ev van het PV
6 op pagina 53ev van het PV
7 op pagina 65ev van het PV
??
Parketnummer: 19/830084-12
Uitspraak d.d.: 15 maart 2013 5