ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ3285

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C18/139267/PR RK 13-59
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in jeugdbeschermingszaak

Op 28 februari 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van mr. Struycken namens verzoekers A en B. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.J.B. Holsink, die betrokken was bij een jeugdbeschermingsprocedure. De wrakingsgronden waren gebaseerd op de vermeende vooringenomenheid van de rechter. De eerste grond was dat mr. Holsink had aangekondigd de jeugdbeschermingsmaatregelen te verlengen, wat volgens de verzoekers zou wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank oordeelde echter dat deze aankondiging een procesbeslissing betrof en geen inhoudelijk oordeel over de zaak inhield. De tweede grond was dat mr. Holsink een collega was van mr. Flinterman, die eerder kinderontvoering had toegestaan. De rechtbank stelde vast dat het enkele feit dat mr. Holsink een collega is van mr. Flinterman niet voldoende was om vooringenomenheid aan te nemen. Beide wrakingsgronden werden door de rechtbank gepasseerd, en het verzoek tot wraking werd afgewezen. De procedure met nummer 138420 / JE RK 13-18 werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 139267 / PR RK 13-59
Beslissing van 28 februari 2013
op het verzoek van
[A] en [B],
verzoekers,
advocaat: mr. H.F.M. Struycken.
1. Procesverloop
1.1. Bij brief van 15 februari 2013 heeft mr. Struycken namens verzoekers een verzoek ingediend tot wraking (hierna: het eerste wrakingsverzoek) van mr. M.J.B. Holsink, rechter in deze rechtbank, in de procedure met nummer 138420 / JE RK 13-18. Mr. Holsink heeft niet in de wraking berust.
1.2. Hierop is een wrakingskamer (hierna: de wrakingskamer) geformeerd, bestaande uit mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en M.W. de Jonge.
1.3. Bij brieven van 18 februari 2013 heeft mr. Struycken namens verzoekers de wrakingskamer gewraakt (hierna: het tweede wrakingsverzoek).
1.4. Bij beslissing van 19 februari 2013 is het verzoek tot wraking van de wrakings¬kamer (het tweede wrakingsverzoek) niet-ontvankelijk verklaard en is bepaald dat de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het tweede wrakingsverzoek.
1.5. Bij brief van 21 februari 2013 is aan partijen bericht dat het eerste wrakingsverzoek op 26 februari 2013 om 9:00 uur zal worden behandeld.
1.6. Zowel mr. Holsink als mr. Struycken hebben hun standpunten schriftelijk aan de rechtbank kenbaar gemaakt, waarbij zij hebben bericht niet bij de behandeling ter zitting aanwezig te zullen zijn.
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.3. De rechtbank stelt vast dat mr. Struycken ter onderbouwing van het wrakings¬verzoek twee gronden heeft aangevoerd, welke samengevat op het volgende neerkomen:
(1) mr. Holsink is vooringenomen nu zij in haar brief van 14 februari 2013 reeds heeft aangekondigd dat zij op 22 februari 2013 de huidige jeugdbeschermingsmaatrelegen zal gaan verlengen,
(2) mr. Flinterman, een collega van mr. Holsink, heeft als rechter kinderontvoering toegestaan. Nu de rechtbank latere beslissingen over uithuisplaatsing en OTS niet aan een andere rechtbank heeft overgedragen, moet het ervoor gehouden worden dat sprake is van vooringenomenheid bij mr. Holsink.
2.4. De rechtbank stelt ter zake de onder (1) genoemde wrakingsgrond vast dat de door mr. Holsink gedane aankondiging tot verlenging van de jeugdbeschermingsmaatregelen een procesbeslissing betreft om te voorkomen dat de bedoelde maatregelen eindigen terwijl er nog geen inhoudelijke beslissing is gegeven over de verlenging van de maatregelen. Het betreft derhalve een overbruggingsbeschikking voor de periode tussen het eindigen van de maat¬regelen en de inhoudelijke beslissing over de verlenging daarvan. Nu hiermee geen inhoudelijk oordeel over de in de betreffende zaak voorliggende verlenging van de maat¬regelen is gegeven, kan naar het oordeel van de rechtbank uit de aankondiging dat de overbruggingsbeslissing zal worden genomen niet volgen dat er sprake is van vooringe¬nomenheid van mr. Holsink. Deze wrakingsgrond zal derhalve worden gepasseerd.
2.5. De rechtbank is ter zake de onder (2) genoemde wrakingsgrond van oordeel dat uit het enkele feit dat mr. Holsink een collega-rechter is van mr. Flinterman, wat ook zij van hetgeen door mr. Struycken dienaangaande is gesteld, niet kan volgen dat mr. Holsink in de onderhavige zaak vooringenomen is. Om die reden zal deze wrakingsgrond eveneens worden gepasseerd.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. Holsink af,
3.2. bepaalt dat de procedure met nummer 138420 / JE RK 13-18 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek,
3.3. beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers,
mr. Struycken en mr. Holsink.
Aldus gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. L.H.A.M. Voncken en
M.W. de Jonge, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.H. Beuker en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2013.
chb