RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.910356-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 26 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Hertogs, advocaat te Leeuwarden.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 1 juli 2011 te Meppel door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [S], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [S] geduwdgebracht
en/of bewogen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [S]
- meermalen (en op meerdere tijdstippen) met kracht heeft geslagen en/of
- meermalen heeft gedreigd dood te maken en/of heeft gezegd dat ze binnenkort
haar vader, die dood is, kon opzoeken en/of
- heeft bevolen naar boven te gaan en/of op bed te gaan liggen en/of
(aldus) voor die [S] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 1 juli 2011 te Meppel [S] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- de woorden toegevoegd : "kanker voor jou, kanker voor je moeder" en/of "ik
maak je dood, ik maak je dochter dood", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en/of
- een mes gepakt en (terwijl hij die [S] vast had gepakt) dit mes aan die
[S] getoond/voorgehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 1 juli 2011 te Meppel opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [S]), meermalen heeft gestompt/geslagen en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 242 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. R. Wildeman acht hetgeen is tenlastegelegd, te weten verkrachting en bedreiging en mishandeling, wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij [S] kan worden toegewezen tot een bedrag van 8.657 euro onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van de tenlastegelegde verkrachting en bedreiging te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, gelet op de aangifte, het bij aangeefster geconstateerde letsel (een blauw oog en een snee in haar hand), de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over de ruzie tussen verdachte en aangeefster eerder die avond, alsmede gelet op de verklaring van verdachte zelf die de aangifte voor een groot deel ondersteunt, behalve op het punt van de onvrijwilligheid van de seks en het dreigen met het mes. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte op deze laatste punten ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van de verdachte is van mening dat de ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs niet kunnen worden bewezen. Met betrekking tot de tenlastegelegde verkrachting heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte en aangeefster een seksuele relatie hadden, dat verdachte toegeeft dat hij die bewuste nacht seks met aangeefster heeft gehad, doch dat dit op vrijwillige basis is geschied en dat er geen sprake was van geweld of dwang. Met betrekking tot de tenlastegelegde bedreiging door middel van woorden en het tonen van een mes stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat hiervoor buiten de verklaring van aangeefster geen steunbewijs aanwezig is. Met betrekking tot de tenlastegelegde mishandeling voert de raadsvrouwe aan dat uit de aangifte niet blijkt dat aangeefster door de duw waardoor zij in de bosjes viel, pijn of letsel heeft bekomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij aangeefster, nadat hij haar weer overeind had geholpen, per ongeluk op haar oog heeft geraakt omdat hij met zijn armen stond te “praten” en aangeefster op hem afkwam om hem vast te pakken. Het opzet om haar te mishandelen ontbreekt derhalve, aldus de raadsvrouwe.
De raadsvrouwe bepleit vrijspraak van alle drie tenlastegelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de tenlastegelegde verkrachting
De rechtbank stelt vast dat door verdachte niet wordt ontkend dat er tussen hem en aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Betwist wordt echter dat er sprake zou zijn geweest van dwang, hetgeen, aldus het bepaalde in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, kan bestaan uit geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Van dwingen is sprake wanneer men toelaat wat men zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Vorenstaande moet bovendien volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat de seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden. Aangeefster heeft in dat kader onder meer verklaard dat zij zo bang was voor verdachte dat zij naar boven is gegaan toen verdachte haar dat opdroeg, dat zij haar kleren heeft uitgetrokken en op bed is gaan liggen en dat zij niet durfde te zeggen dat zij geen seks wilde.
De rechtbank overweegt dat de enkele verklaring van aangeefster onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zien op de situatie voorafgaand aan de tenlastegelegde verkrachting zodat deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs kunnen bieden voor de stelling dat de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster zijn verricht. Ook overigens vindt de rechtbank geen steunbewijs in de aanwezige stukken. De rechtbank komt daarom niet tot het wettig en overtuigend bewijs dat de tenlastegelegde verkrachting door de verdachte is gepleegd, zodat zij de verdachte daarvan zal vrijspreken.
Met betrekking tot de tenlastegelegde bedreiging
Voor de tenlastegelegde bedreiging geldt eveneens dat de enkele verklaring van aangeefster, dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde bedreigende woorden heeft geuit en dat hij haar een mes heeft getoond, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Nu verdachte ontkent en geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die de verklaring van aangeefster ondersteunen, dient verdachte ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering met betrekking tot de tenlastegelegde mishandeling
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte aangeefster heeft mishandeld op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [S] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij op 1 juli 2011 door verdachte in de bosjes is geduwd en in haar gezicht is geslagen;
- het verslag informatief gesprek zeden, opgemaakt door verbalisant [V1] , onder meer inhoudende dat verbalisant heeft waargenomen dat [S] ten tijde van dit gesprek een blauwe plek naast haar linkeroog had en dat [S] aangaf dat zij een klap in haar gezicht had gehad van verdachte;
- de verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij aangeefster een duw in de bosjes heeft gegeven, dat zij op haar kont viel, dat hij haar een hand heeft gegeven om haar weer overeind te trekken, dat hij vervolgens stond te schreeuwen en met zijn armen stond te zwaaien, dat aangeefster hem wilde kalmeren en vastpakken en dat hij aangeefster toen heeft geraakt. Aangeefster had een blauw oog.
De rechtbank overweegt dat voor bewezenverklaring van mishandeling vast moet staan dat pijn of letsel is opgetreden en dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte hierop was gericht. Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat aangeefster ten gevolge van de klap tegen haar gezicht pijn en letsel, te weten een blauw oog, heeft bekomen. Met betrekking tot de duw in de bosjes is van pijn of letsel niet gebleken.
Verdachtes verklaring dat hij geen opzet op mishandeling heeft gehad maar dat hij [S] per ongeluk heeft geraakt, acht de rechtbank, gelet op de overige omstandigheden (de duw in de bosjes, de ruzie en de geëmotioneerde gemoedstoestand van zowel aangeefster als verdachte die nacht) niet aannemelijk. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juli 2011 te Meppel opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [S]), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert op:
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouwe, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geldboete ter hoogte van 500 euro een passende straf is. Zij komt daarbij tot een veel lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat zij verdachte van de tenlastegelegde verkrachting en bedreiging zal vrijspreken.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade (407 euro) en immateriële schade (8.250 euro). De vordering is voornamelijk gebaseerd op de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden vanwege de tenlastegelegde verkrachting. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde verkrachting en bedreiging en de vordering overigens onvoldoende is gepreciseerd en onderbouwd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 27, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete ten bedrage van € 500,00 met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van € 50,00 per in verzekering doorgebrachte dag.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [S] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mrs. O.J. Bosker en
E. Läkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 februari 2013.