RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830147-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 26 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 07 juni 2012 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster/A] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, die [A] bij de keel heeft gepakt en/of
(terwijl hij achter die [A] stond) zijn armen om de keel/hals van die
[A] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (met beide
handen) de keel van die [A] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of
enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd van die [A] tegen een ruit heeft
geslagen en/of
- die [A] in/tegen de buik heeft geschopt en/of
- op die [A] is gaan zitten en/of liggen en/of
- die [A] aan de haren heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juni 2012 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, die [A] bij de keel heeft gepakt en/of
(terwijl hij achter die [A] stond) zijn armen om de keel/hals van die
[A] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (met beide
handen) de keel van die [A] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of
enige tijd dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd van die [A] tegen een ruit heeft
geslagen en/of
- die [A] in/tegen de buik heeft geschopt en/of
- op die [A] is gaan zitten en/of liggen en/of
- die [A] aan de haren heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juni 2012 te Assen opzettelijk mishandelend [A]
- meermalen, althans eenmaal, bij de keel heeft gepakt en/of (terwijl hij
achter die [A] stond) zijn armen om de keel/hals van die [A]
heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (met beide handen) de keel
van die [A] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of enige tijd
dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd van die [A] tegen een ruit heeft
geslagen en/of
- die [A] in/tegen de buik heeft geschopt en/of
- op die [A] is gaan zitten en/of liggen en/of
- die [A] aan de haren heeft getrokken,
waardoor die [A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. R. Wildeman acht hetgeen primair is tenlastegelegd, te weten poging doodslag, wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.
Het beslag kan worden teruggegeven aan verdachte en het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven met ingang van 26 februari 2013.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het aan verdachte tenlastegelegde feit ziet op een geweldsincident op 7 juni 2012, gepleegd tegen [A], hetwelk ten laste is gelegd in drie varianten, te weten poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling en, meer subsidiair, mishandeling.
Het standpunt van de verdediging.
Door en namens verdachte is betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van het
primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe - kort samengevat -
aangevoerd dat verdachte aangeefster weliswaar bij de keel heeft vastgepakt en haar keel heeft dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, maar dat dit niet (zonder meer) leidt tot de kwalificatie 'poging tot doodslag' dan wel 'poging tot zware mishandeling' omdat verdachte niet het opzet op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. In de visie van de raadsman kan de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel worden bewezen.
De overwegingen van de rechtbank.
Uit de stukken komt naar voren dat verdachte en aangeefster een relatie hadden en samenwoonden. Op 7 juni 2012 werd verdachte geconfronteerd met het feit dat zijn vriendin, aangeefster, gevoelens koesterde voor een van zijn beste vrienden en met deze vriend had gezoend. Verdachte raakte hierdoor, zoals hij zelf heeft verklaard, buiten zinnen van woede en heeft aangeefster (onder meer) bij haar keel gepakt, haar keel dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen gehouden. Aangeefster verklaart daarover dat verdachte, terwijl zij op haar rug op de grond lag, bovenop haar ging zitten, dat hij met beide handen met heel veel kracht haar keel vastpakte en deze hard dichtdrukte, dat zij voelde dat zij geen lucht meer kreeg, dat hij haar enkele seconden liet ademen en daarna haar keel weer dichtdrukte, dat zij voelde dat zij haar urine liet lopen, dat zij het gevoel had dat zij moest spugen, dat zij het heel erg benauwd had en dacht dat dit het einde van haar leven was.
Uit haar verklaring volgt tevens dat nadien sprake was van pijn en letsel aan haar gezicht en hals. De rechtbank heeft voorts gelet op het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt naar aanleiding van de gebeurtenissen op 7 juni 2012, waaruit blijkt dat verbalisanten, behalve tekenen van geweld in het gezicht en het linkeroog van aangeefster, tevens rode striemen in haar hals hebben waargenomen.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte met zijn handen de keel van aangeefster met kracht heeft dichtgeknepen en (een zekere tijd) dichtgeknepen heeft gehouden.
Mede gelet op het door de raadsman op dit punt gevoerde verweer dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of dergelijk handelen moet worden gekwalificeerd als poging tot doodslag en, zo niet, als poging tot zware mishandeling, daarin tevens begrepen de vraag of verdachte - al dan niet voorwaardelijk - opzet op één van beide gevolgen had.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood - aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Hierbij dient te worden opgemerkt dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg willens en wetens heeft aanvaard.
Het behoeft geen nader betoog dat het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel, indien voortgezet, in zijn algemeenheid leidt tot de dood van degene die die handeling ondergaat. Een van de meest elementaire functies van het menselijk lichaam, de ademhaling, wordt daardoor immers geblokkeerd.
Dat het dichtdrukken van de keel sporen heeft achtergelaten is vastgesteld door eerdergenoemde verbalisanten en de forensisch arts die aangeefster op 7 juni 2012 heeft onderzocht. Aangeefster heeft aangegeven dat haar keel zodanig dichtgeknepen werd gehouden dat zij geen adem kon halen, dat zij het heel erg benauwd kreeg en haar kracht voelde afnemen, dat zij op enig moment voelde dat zij haar urine liet lopen, dat zij het gevoel had dat zij moest spugen, en dat zij dacht dat dit het einde van haar leven was.
Het vorenstaande in aanmerking nemende kan de gedraging van verdachte - te weten het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel van aangeefster - naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van aangeefster, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties hiervoor is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangeefster.
Bewijsmiddelen
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de verklaring van [A] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij door haar vriend [verdachte] is vastgepakt, dat hij haar klem drukte tegen de aanrechtkastjes en daarbij met zijn arm tegen haar keel drukte, dat hij haar meerdere keren krachtig met haar hoofd tegen het raam duwde, dat hij haar op de grond gooide, dat hij in haar zij trapte, dat hij op haar buik ging zitten en dat hij haar ging wurgen, dat hij met beide handen met heel veel kracht haar keel vastpakte en deze hard dichtdrukte, dat zij voelde dat zij geen lucht meer kreeg, dat hij haar enkele seconden liet ademen en daarna haar keel weer dichtdrukte, dat zij voelde dat zij haar urine liet lopen, dat zij het gevoel had dat zij moest spugen, dat zij het heel erg benauwd had en dacht dat dit het einde van haar leven was.
- het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de 112 melding van verdachte dat de politie hem op moet komen halen omdat hij anders zijn vriendin vermoordt;
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die na de 112 melding ter plaatse gaan alsmede het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant die de verklaring van [A] opneemt : verbalisanten constateren letsel bij [A];
- de verklaring van de getuige [getuige 1] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat hij werd gebeld door verdachte, dat verdachte zei dat hij iets ergs had gedaan, dat hij [A] haar keel had dichtgeknepen en dat er op een gegeven moment schuim uit haar mond kwam en dat hij daar toen enorm van schrok en haar losliet.
- de verklaring van de getuige [getuige 2] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat [A] haar heeft verteld wat [verdachte] heeft gedaan, dat zij bij [A] vingerafdrukken in haar nek heeft gezien, een blauwe plek, rode gesprongen aders in de ogen en bij haar linkeroog een behoorlijke blauwe plek.
- de verklaring van de getuige [getuige 3] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat [A] hem heeft verteld wat [verdachte] heeft gedaan, dat hij [A] diezelfde dag rond 19:00 uur heeft gezien en dat hij toen zag dat haar gezicht kapot was, dat de linkerkant van haar gezicht blauw is, beurs en gezwollen, dat [A] krassen heeft in haar hals en blauwe plekken, dat de rechterzijde van haar hals bont en donker was.
- de letselrapportage opgemaakt door S.P.H. Letmaath , forensisch arts: deze constateert een veelvoud aan bloeduitstortingen in het hoofd- halsgebied; tevens letsel aan de linkerknie. De letsels aan hoofd, hals en nek zijn erg omvangrijk en het gevolg van een van buitenaf inwerkende mechanische geweldsinwerking. De arts concludeert dat het beeld van de geconstateerde letsels aan de hals en aan het hoofd goed kunnen passen bij de toedracht die door het slachtoffer is aangegeven. Met in de bijlage bij de letselrapportage de foto’s van het letsel.
- de verklaring van de verdachte bij de politie , inhoudende, kort en zakelijk weergeven, dat hij ruzie had met [A], dat hij haar heeft beetgepakt, dat hij haar op borsthoogte vast had bij haar vest, dat zij zijn gevallen, dat [A] met haar hoofd op de grond viel, dat hij haar heeft geslagen, dat hij heeft gezien dat zij paars was aan de zijkant van haar hoofd, dat hij bij het vallen bovenop haar kwam te liggen, dat hij blind was van woede, dat [A] probeerde los te komen en dat hij de grip op haar verloor en dat hij haar toen met beide handen bij de nek heeft gepakt. Verdachte heeft spuug gezien bij haar mond. [A] schreeuwde en hij zag dat zij bang was.
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat het klopt dat hij [A] bij de keel heeft gepakt en dat hij haar keel heeft dichtgedrukt. Verdachte zegt dat hij buiten zinnen was. Toen hij het schuim op haar mond zag realiseerde hij zich pas waar hij mee bezig was en is hij gestopt en heeft hij haar keel losgelaten. Verdachte zegt dat hij eerst niet in de gaten had dat het zo heftig was. Het was niet zijn bedoeling om [A] te wurgen.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 07 juni 2012 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [A] van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen die [A] bij de keel heeft gepakt en (met beide handen) de keel van die [A] heeft dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert op:
Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezen verklaarde heeft de raadsman betoogd dat, mocht de rechtbank het hiervoor weergegeven verweer inzake de afwezigheid van opzet op de dood passeren, er sprake is geweest van vrijwillige terugtred, nu verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment uit eigen beweging de keel van aangeefster heeft losgelaten.
De rechtbank overweegt het volgende.
De vraag of gedragingen van de verdachte de gevolgtrekking wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat in geval van een voltooide poging voor het aannemen van vrijwillige terugtred veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Bij de beantwoording van de vraag of van zodanig optreden sprake is, is mede van belang of en zo ja in welke mate het waarschijnlijk is dat het gevolg zou zijn ingetreden ná de uitvoeringshandelingen van de verdachte maar vóór de gedragingen waarop het beroep op vrijwillige terugtred is gebaseerd. Hoe waarschijnlijker een dergelijk intreden van het gevolg is, des te minder ligt het in de rede om vrijwillige terugtred aan te nemen.
Het feit dat verdachte op enig moment de keel van aangeefster heeft losgelaten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als vrijwillige terugtred, nu dit loslaten eerst plaatsvond nadat verdachte jegens het slachtoffer reeds handelingen had verricht die een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood met zich brachten. De rechtbank leidt af uit de hiervoor in de bewijsoverweging beschreven symptomen bij het slachtoffer dat verdachte gedurende enige tijd aanmerkelijke kracht op de hals van het slachtoffer heeft uitgeoefend. Daarnaast is algemeen bekend dat zich in de hals kwetsbare en vitale weke delen bevinden en dat het dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel reeds na korte tijd de dood kan bewerkstelligen. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de geweldshandelingen van verdachte niet tot de dood van [A] hebben geleid zich op het moment van het loslaten van de keel reeds buiten de invloedssfeer van verdachte bevond. Aldus was er ten tijde van het loslaten reeds sprake van een zogenaamde voltooide poging. Van enig optreden van verdachte dat naar aard en tijdstip geschikt was het intreden van het gevolg te beletten, zo al denkbaar, is niet gebleken.
Bij dit samenstel van feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats voor de aanname van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 1 augustus 2012, opgemaakt door drs. J. Buschman, gz-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
Op het moment van het gepleegde tenlastegelegde feit is sprake geweest van een eenmalige agressieve impulsdoorbraak op grond van emotionele stress. In die zin is sprake geweest van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Onderzoeker adviseert de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een (gewelds-) misdrijf is veroordeeld, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies d.d. 18 juli 2012 en voornoemd psychologisch onderzoek d.d. 1 augustus 2012.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsmisdrijf, voortkomend uit woede, frustratie en relationeel onvermogen. Uit de verklaring van het slachtoffer komt onder meer naar voren dat zij heel erg bang is geweest en tengevolge van het dichtknijpen van haar keel (en ander geweld) diverse -zichtbare- verwondingen aan de hals/keel heeft opgelopen. Verdachte heeft het leven van aangeefster ernstig in gevaar gebracht en de rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank, gelet ook op artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 27, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen;
- gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf bestaande uit 200 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte gedurende de proeftijd de hierna te vermelden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland (RN Adviesunit Assen, Nijlandstraat 147-155, 9401 AL Assen, telefoonnummer 050-3188188). Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent de reclassering dat nodig acht;
- zal deelnemen aan ambulante ontwikkelingsgerichte psychotherapie zoals geadviseerd door de deskundige drs. J. Buschman, gz-psycholoog in de pro justitia rapportage d.d. 1 augustus 2012.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: kleding.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mrs. O.J. Bosker en
E. Läkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 februari 2013.