RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Parketnummer: 19/614004-09
datum uitspraak: 26 februari 2013
Raadsman: mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
VONNIS van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende te locatie Assen, in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren op [datum] 1979 te [geboorteplaats en -land]
domicilie kiezende ten kantore van Urcun Advocatenkantoor, gevestigd te [woonplaats en adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2011, 26 september 2011 en 1 oktober 2012 (start zitting).
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(ZD 03)
hij in of omstreeks de periode 01 mei 2005 tot en met 30 juni 2005 in de
gemeente(n) Leeuwarden, Utrecht, Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of
door een samenweefsel van verdichtsels, (één of meer medewerkers van) (een
filiaal van) de rechtspersoon/hypotheekverstrekker Coöperatieve Rabobank
Bergum-Oostermeer e.o. U.A., althans Rababobank Nederland, heeft bewogen tot
de afgifte van een geldbedrag van (totaal) Euro 188.234,- (voor de
aankoop/verbouwing van een het pand [adres 3] te Tytsjerk) en/of tot het
aangaan van een schuld (hypotheekovereenkomst),
hierin bestaande dat verdachte en/of diens mededader(s) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk, valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (achtereenvolgens dan wel in een
andere volgorde, maar wel in een onderlinge samenhang)
- (op 24 mei 2005) een taxatierapport heeft/hebben laten opstellen betreffende
het pand [adres 3] te Tytsjerk, en/of
- (op 30 mei 2005) een (voorlopig) koopkontrakt heeft/hebben ondertekend
betreffende het pand [adres 3] te Tytsjerk, en/of
- een valse werkgersverklaring en/of salarisspecificatie, althans een
vervalste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie heeft/hebben
opgesteld, of doen/laten opstellen (terwijl er geen sprake was van het aldaar
vermelde dienstverband en/of loon), en/of
- (in april en mei 2005) twee maal een bedrag van Euro 1.593,20 (vermeend
loon) heeft/hebben overgemaakt van de rekening van de vermeende werkgever
([bedrijf 2] bv i.o.) naar de rekening van de vermeende werknemer ([verdachte 28]),
en/of
- (op 07 juni 2005) een aanvraag voor een offerte voor een hypotheek
heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben laten doen, bij genoemde
hypotheekverstrekker, en/of
- (bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd een
valse of vervalste werkgeversverklaring en/of een valse of vervalste
salarisspecificatie (er was namelijk in het geheel geen sprake van het op
die werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie vermelde dienstverband
en/of loon), en/of
- (bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd twee
rekeningafschriften waaruit blijkt dat aan verdachte en/of diens
mededader(s) loon is overgemaakt (terwijl er in het geheel geen sprake was
van een dienstverband en/of loon) en/of genoemd taxatierapport en/of
genoemd koopkontrakt, en/of
- (op 08 juni 2005) een door de hypotheekverstrekker (naar aanleiding van
genoemde aanvraag) aangeboden offerte voor een hypotheek ter acceptatie (van
de offerte) heeft/hebben ondertekend en/of heeft/hebben retourgezonden, en/of
- (op 15 juni 2005) naar een notaris is/zijn gegaan ter passering van de
hypotheekakte en/of daarbij een handtekening heeft/hebben geplaatst waarmee
de hypotheekovereenkomst tot stand is gekomen, en/of
- zich aldus heeft/hebben voorgedaan als hebbende een vast betaald
dienstverband en/of inkomen, althans als zijnde een bonafide (potentiele)
hypotheekgever met voldoende solvabiliteit,
waardoor genoemde benadeelde werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of
tot het aangaan van bovengenoemde schuld;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
[verdachte 28] in of omstreeks de periode 01 mei 2005 tot en met 30 juni 2005 in
de gemeente(n) Leeuwarden, Utrecht, Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of
door een samenweefsel van verdichtsels, (één of meer medewerkers van) (een
filiaal van) de rechtspersoon/hypotheekverstrekker Coöperatieve Rabobank
Bergum-Oostermeer e.o. U.A., althans Rababobank Nederland, heeft bewogen tot
de afgifte van een geldbedrag van (totaal) Euro 188.234,- (voor de
aankoop/verbouwing van een het pand [adres 3] te Tytsjerk) en/of tot het
aangaan van een schuld (hypotheekovereenkomst),
hierin bestaande dat die [verdachte 28] en/of diens mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk, valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
(achtereenvolgens dan wel in een andere volgorde, maar wel in een onderlinge
samenhang)
- (op 24 mei 2005) een taxatierapport heeft/hebben laten opstellen betreffende
het pand [adres 3] te Tytsjerk, en/of
- (op 30 mei 2005) een (voorlopig) koopkontrakt heeft/hebben ondertekend
betreffende het pand [adres 3] te Tytsjerk, en/of
- een valse werkgersverklaring en/of salarisspecificatie, althans een
vervalste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie heeft/hebben
opgesteld, of doen/laten opstellen (terwijl er geen sprake was van het aldaar
vermelde dienstverband en/of loon), en/of
- (in april en mei 2005) twee maal een bedrag van Euro 1.593,20 (vermeend
loon) heeft/hebben overgemaakt van de rekening van de vermeende werkgever
([bedrijf 2] bv i.o.) naar de rekening van de vermeende werknemer ([verdachte 28]),
en/of
- (op 07 juni 2005) een aanvraag voor een offerte voor een hypotheek
heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben laten doen, bij genoemde
hypotheekverstrekker, en/of
- (bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd een
valse of vervalste werkgeversverklaring en/of een valse of vervalste
salarisspecificatie (er was namelijk in het geheel geen sprake van het op
die werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie vermelde dienstverband
en/of loon), en/of
- (bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd twee
rekeningafschriften waaruit blijkt dat aan verdachte en/of diens
mededader(s) loon is overgemaakt (terwijl er in het geheel geen sprake was
van een dienstverband en/of loon) en/of genoemd taxatierapport en/of
genoemd koopkontrakt, en/of
- (op 08 juni 2005) een door de hypotheekverstrekker (naar aanleiding van
genoemde aanvraag) aangeboden offerte voor een hypotheek ter acceptatie (van
de offerte) heeft/hebben ondertekend en/of heeft/hebben retourgezonden, en/of
- (op 15 juni 2005) naar een notaris is/zijn gegaan ter passering van de
hypotheekakte en/of daarbij een handtekening heeft/hebben geplaatst waarmee
de hypotheekovereenkomst tot stand is gekomen, en/of
- zich aldus heeft/hebben voorgedaan als hebbende een vast betaald
dienstverband en/of inkomen, althans als zijnde een bonafide (potentiele)
hypotheekgever met voldoende solvabiliteit,
waardoor genoemde benadeelde werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of
tot het aangaan van bovengenoemde schuld,
welk strafbaar feit verdachte in of omstreeks de periode 01 januari 2004 tot
en met 30 juni 2005, in de gemeente Leeuwarden, althans in nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door beloften,
misleiding, het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
opzettelijk heeft uitgelokt, hebbende hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
toen, daar, met voormeld opzet
- die [verdachte 28] benaderd en gevraagd of die [verdachte 28] een woning wilde
kopen, en/of
- (daarbij) aangeven dat hij, verdachte en/of diens mededader(s), alle (voor
het kopen van de woning en/of het aanvragen van de benodigde hypotheek)
benodigde papieren en/of handelingen zou(den) verzorgen, en/of
- (daarbij) aangegeven dat de woning (na aankoop) verhuurd zou worden, en/of
- (daarbij) aangegeven dat de huurder maandelijks huur zou betalen aan die
[verdachte 28], en/of
- (daarbij) aangegeven dat die [verdachte 28] een deel van die huurinkomsten
moest gebruiken om de hypotheeklasten te betalen en het resterende deel van
de huurinkomsten mocht houden;
art 326 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 30 mei 2005, althans in of omstreeks de periode 01 januari
2004 tot en met 07 juni 2005 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen een (model-)
werkgeversverklaring betreffende [verdachte 28] (als bij de aanvraag voor een
hypotheek voor de aankoop van de woning [adres 3] te Tytsjerk) zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (op) die
(model-) werkgeversverklaring
- aan te kruisen dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake
was van een dienstverband), en/of
- "nee" aan te kruisen bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband
binenkort te beëindigen?", en/of
- te vermelden dat [verdachte 28], sinds 01 februari 2005 als ploegleider
werkzaam was bij [bedrijf 2] BV, en/of
- te vermelden een bruto jaarsalaris van Euro 33.837,60 en/of een
vakantietoeslag van Euro 7.836,78 en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van
Euro 41.674,38 (terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
- een firma-stempel te plaatsen, en/of
- te ondertekenen (als zijnde naar waarheid ingevuld);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 07 juni 2005, althans in of omstreeks de periode 01
januari 2004 tot en met 07 juni 2005 in de gemeente Tytsjersteradiel, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
werkgeversverklaring betreffende [verdachte 28] (als bij de aanvraag voor een
hypotheek voor de aankoop van de woning [adres 3] te Tytsjerk), zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat
geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
genoemde werkgeversverklaring heeft/hebben verstrekt aan (één of meer
medewerkers van) (een filiaal van) de rechtspersoon/hypotheekverstrekker
Coöperatieve Rabobank Bergum-Oostermeer e.o. U.A., althans Rababobank
Nederland, bij het aanvragen van een hypotheek, en bestaande die valsheid of
vervalsing hierin dat (op) die werkgeversverklaring
- aan is gekruist dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake
was van een dienstverband), en/of
- "nee" aan is gekruist bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband
binenkort te beëindigen?", en/of
- is vermeld dat [verdachte 28], sinds 01 februari 2005 als ploegleider
werkzaam was bij [bedrijf 2] BV, en/of
- is vermeld een bruto jaarsalaris van Euro 33.837,60 en/of een
vakantietoeslag van Euro 7.836,78 en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van
Euro 41.674,38 (terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
- een firma-stempel is geplaatst, en/of
- is ondertekend (als zijnde naar waarheid ingevuld);
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(ZD-04)
hij in of omstreeks de periode 26 april 2005 tot en met 07 juli 2005 in de
gemeente(n) Leeuwarden, Breda en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, (één of meer medewerkers van) (een filiaal
van) de rechtspersoon/hypotheekverstrekker Coöperatieve Rabobank Leeuwarden
e.o. U.A., althans Rababobank Nederland, heeft bewogen tot de afgifte van een
geldbedrag van (totaal) Euro 158.793,- (voor de aankoop/verbouwing van een het
pand [adres 4] te Leeuwarden) en/of tot het aangaan van een schuld
(hypotheekovereenkomst),
hierin bestaande dat verdachte en/of diens mededader(s) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk, valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (achtereenvolgens dan wel in een
andere volgorde, maar wel in een onderlinge samenhang)
- (op 26 april 2005) een taxatierapport heeft/hebben laten opstellen
betreffende het pand [adres 4] te Leeuwarden, en/of
- (op 19 mei 2005) een (voorlopig) koopkontrakt heeft/hebben ondertekend
betreffende het pand [adres 4] te Leeuwarden, en/of
- een valse werkgersverklaring en/of salarisspecificatie, althans een
vervalste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie heeft/hebben
opgesteld, of doen/laten opstellen (terwijl er geen sprake was van het aldaar
vermelde dienstverband en/of loon), en/of
- (in april 2005) twee maal een bedrag van Euro 1.392,36 (vermeend
loon) heeft/hebben overgemaakt van de rekening van de vermeende werkgever
([bedrijf 2] bv) naar de rekening van de vermeende werknemer (een
mededader van verdachte), en/of
- (op 15 juni 2005) een aanvraag voor een offerte voor een hypotheek
heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben laten doen, bij genoemde
hypotheekverstrekker, en/of
- (bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd een
valse of vervalste werkgeversverklaring en/of een valse of vervalste
salarisspecificatie (er was namelijk in het geheel geen sprake van het op
die werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie vermelde dienstverband
en/of loon), en/of
- (bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd
genoemd taxatierapport en/of genoemd koopkontrakt, en/of
- (op 20 juni 2005) een door de hypotheekverstrekker (naar aanleiding van
genoemde aanvraag) aangeboden offerte voor een hypotheek ter acceptatie (van
de offerte) heeft/hebben ondertekend en/of heeft/hebben retourgezonden, en/of
- (op 07 juli 2005) naar een notaris is/zijn gegaan ter passering van de
hypotheekakte en/of daarbij een handtekening heeft/hebben geplaatst waarmee
de hypotheekovereenkomst tot stand is gekomen, en/of
- zich aldus heeft/hebben voorgedaan als hebbende een vast betaald
dienstverband en/of inkomen, althans als zijnde een bonafide (potentiele)
hypotheekgever met voldoende solvabiliteit,
waardoor genoemde benadeelde werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of
tot het aangaan van bovengenoemde schuld;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 18 mei 2005, althans in of omstreeks de periode 01 januari
2004 tot en met 15 juni 2005 in de gemeente Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen een (model-)
werkgeversverklaring betreffende [verdachte 26] (als bij de aanvraag voor een
hypotheek voor de aankoop van de woning [adres 4] te Leeuwarden) zijnde
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (op) die
(model-) werkgeversverklaring
- aan te kruisen dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake
was van een dienstverband), en/of
- "nee" aan te kruisen bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband
binenkort te beëindigen?", en/of
- te vermelden dat [verdachte 26], sinds 01 februari 2005 als assistent
bedrijfsleider werkzaam was bij [bedrijf 2] BV, en/of
- te vermelden een bruto jaarsalaris van Euro 25.889,90 en/of een
vakantietoeslag van Euro 2.251,20 en/of een vaste eindejaarsuitkering van
Euro 2.500,- en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van Euro 30.641,10
(terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
- een firma-stempel te plaatsen, en/of
- te ondertekenen (als zijnde naar waarheid ingevuld);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 juni 2005, althans in of omstreeks de periode 15 juni
2005 tot en met 07 juli 2005, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
werkgeversverklaring betreffende [verdachte 26] (als bij de aanvraag voor een
hypotheek voor de aankoop van de woning [adres 4] te Leeuwarden), zijnde
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware
dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
genoemde werkgeversverklaring heeft/hebben verstrekt aan (één of meer
medewerkers van) (een filiaal van) de rechtspersoon/hypotheekverstrekker
Coöperatieve Rabobank Leeuwarden e.o. U.A., althans Rababobank Nederland, bij
het aanvragen van een hypotheek, en bestaande die valsheid of vervalsing
hierin dat (op) die werkgeversverklaring
- aan is gekruist dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake
was van een dienstverband), en/of
- "nee" aan is gekruist bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband
binenkort te beëindigen?", en/of
- is vermeld dat [verdachte 26], sinds 01 februari 2005 als assistent
bedrijfsleider werkzaam was bij [bedrijf 2] BV, en/of
- is vermeld een bruto jaarsalaris van Euro 25.889,90 en/of een
vakantietoeslag van Euro 2.251,20 en/of een vaste eindejaarsuitkering van
Euro 2.500,- en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van Euro 30.641,10
(terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
- een firma-stempel is geplaatst, en/of
- is ondertekend (als zijnde naar waarheid ingevuld);
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(ZD 3)
hij op of omstreeks 23 juni 2005, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Breda,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een geldbedrag van Euro 20.825,- (als op dossierpagina 1139),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s)
wist(en) dat genoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2003 tot en met 19 januari 2010 in de
gemeente(n) Emmen, Breda, Etten-Leur, Bergen op Zoom en/of Rotterdam en/of
elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie
bestond uit het duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen,
te weten (naast verdachte) de personen [verdachte 2], [verdachte 4], [verdachte 5],[verdachte 8], [verdachte 37], [verdachte 9] en/of één of meer andere personen, en/of de rechtspersonen [bedrijf 1], [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3], [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 7] BV, [bedrijf 8] BV, [bedrijf 9], [bedrijf 10] BV en/of één of meer andere
rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
te weten
- oplichting (als in artikel 326 lid 1, SR),
- valsheid in geschrifte en/of opzettelijk gebruik maken van valse en/of
vervalste geschriften (als in artikel 225 lid 1 en 2, SR),
- het opzettelijk telen, bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, althans opzettelijk aanwezig hebben van een
hoeveelheid hennep (als in artikel 3, sub B en C, OW),
- witwassen (als in artikel 420bis, lid 1, sub a en b, SR);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden.
Door de raadsman is samengevat het volgende verweer gevoerd.
Door schending van de verbaliseringsplicht en de onthouding van de processtukken van Beeruil heeft de BRNON het onmogelijk gemaakt de start van het onderzoek en het uiteindelijke opsporingsonderzoek te kunnen toetsen. Daarmee wordt het wettelijke systeem, dat controle op opsporingshandelingen waarborgt, in de kern geraakt en dient niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te volgen.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en wordt de rechtbank verzocht dit mee te nemen in de uitspraak.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De overwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot de verplichting tot het opmaken van proces-verbaal
Uit de bij de rechter-commissaris door opsporingsambtenaren ([verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6]) enerzijds en fraudespecialisten van verschillende financiële instellingen (de Rabobank, Obvion, de Bank of Scotland en de ABN-AMRO) anderzijds afgelegde verklaringen blijkt dat er tussen beiden in de voorfase van het opsporingsonderzoek contacten zijn geweest, gesprekken hebben plaatsgevonden en informatie is uitgewisseld welke niet zijn geverbaliseerd. Evenmin is er in het procesdossier op andere wijze voorzien in verslaglegging van de betreffende bevindingen en verrichtingen van de opsporingsambtenaren. Evident is dat het, in ieder geval voor een deel, niet gaat om activiteiten tijdens verkennend onderzoek voorafgaand aan de opsporing maar om handelingen die hebben plaatsgevonden toen het opsporingsonderzoek al was opgestart. De inhoud van die verrichtingen en bevindingen maakt geen deel uit van het procesdossier, terwijl dit wel had gemoeten, en deze is aldus onthouden aan de rechtbank en de verdediging.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de opsporingsambtenaren met betrekking tot laatstbedoelde verrichtingen en bevindingen niet hebben voldaan aan de op grond van artikel 152 Sv op hen rustende verplichting (ten spoedigste) proces-verbaal op te maken van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden.
Met betrekking tot de zaak/het dossier Beeruil
Op verzoek van de betreffende raadslieden heeft de rechtbank tijdens regiezittingen de zaken van een aantal verdachten in de zogeheten Kastanjezaak verwezen naar de rechter-commissaris van de rechtbank Assen voor het horen van getuigen.
De rechtbank heeft de rechter-commissaris ook in staat gesteld al datgene te verrichten dat hij in het belang van het onderzoek noodzakelijk acht. Het door de rechter-commissaris uitgevoerde onderzoek heeft er toe geleid dat hij in dit kader alsnog een aantal verbalisanten en medewerkers van het Openbaar Ministerie, onder wie dhr. [verbalisant 1], ambtenaar van politie en als projectleider werkzaam bij de BRNON, en dhr. [verbalisant 7], inspecteur van politie en coördinator van het fraudemeldpunt van de regiokorpsen Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid, heeft gehoord.
[verbalisant 1] heeft op 5 september 2012 ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd over het zogeheten onderzoek Beeruil, dat heeft gespeeld in de regio Zuidwest-Nederland. Hij heeft onder meer verklaard - kort samengevat- dat de zaak Beeruil een soortgelijk fraudeonderzoek als de zaak Kastanje betrof, dat een aantal namen van dezelfde (rechts)personen in beide onderzoeken werden genoemd, dat hij uit Rotterdam informatie uit de zaak Beeruil die was neergelegd in een journaal heeft ontvangen en dat hij niet meer weet of hij de beschikking heeft gehad over een fysiek dossier van Beeruil.
[verbalisant 7] heeft op 26 september 2012 ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd over het onderzoek Beeruil, een onderzoek dat heeft gespeeld in zijn regio, en over de inhoud van alsook de gang van zaken met betrekking tot het dossier in de zaak Beeruil. Hij heeft onder meer verklaard dat hij contact heeft gehad met [verbalisant 1] over Beeruil in relatie tot het onderzoek Kastanje, dat Beeruil bestond uit vier ordners en dat die ordners in april 2007 zijn opgehaald door onder andere [verbalisant 1].
Uit de processen-verbaal van verrichtingen en bevindingen van 27 september 2012 en 3 oktober 2012 blijkt dat de rechter-commissaris nader onderzoek heeft laten verrichten naar het dossier in de zaak Beeruil. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat niet is voldaan aan het verzoek van de rechter-commissaris om de vier ordners aan hem te overhandigen, omdat de ordners niet meer aanwezig zijn.
Wel heeft de rechter-commissaris de beschikking gekregen over het "Journaal Beeruil", dat hij bij het onderhavige procesdossier heeft gevoegd. Het betreft -kort gezegd- een overzicht van personen, organisaties, documenten met betrekking tot de aankoop/verkoop van onroerende zaken en het afsluiten van hypothecaire leningen die zouden hebben plaatsgevonden in Zuidwest-Nederland. Daarnaast wordt er melding gemaakt van gedane aangiften.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 5 oktober 2012 de officier van justitie verzocht in een op te maken proces-verbaal zijn stelling dat het dossier in de zaak Beeruil is vernietigd te onderbouwen.
Uit het dientengevolge opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de officier van justitie van 12 oktober 2012 blijkt -kort samengevat- dat [verbalisant 1] op 17 januari 2007 door middel van een e-mailbericht aan [verbalisant 7] heeft gevraagd om informatie uit de zaak Beeruil ten behoeve van de Kastanjezaak. Op 26 april 2007, zo blijkt uit het bij het proces-verbaal gevoegde mutatiebericht, zijn [verbalisant 8], werkzaam als informatiemedewerker bij het fraudemeldpunt van het Parket Zwolle-Lelystad, en [verbalisant 1] naar Capelle gereden om het dossier Beeruil op te halen. Het dossier Beeruil, dat kennelijk bestaat uit vier ordners, is daar door de medewerker [verbalisant 9] uit het archief gehaald en door [verbalisant 8] in ontvangst genomen.
Uit dat proces-verbaal blijkt ook dat de officier van justitie in oktober 2012 bij het Parket Zwolle-Lelystad en door [verbalisant 1] bij de politie onderzoek heeft laten doen naar het dossier Beeruil. [verbalisant 1] heeft de officier van justitie gemeld dat hij geen proces-verbaal van vernietiging ter zake van het dossier Beeruil heeft opgemaakt. [verbalisant 8] heeft in het huidige archief en kasten binnen het Parket Zwolle-Lelystad zonder resultaat gezocht naar het dossier Beeruil. Hij geeft in het aan de officier van justitie verzonden e-mailbericht van 11 oktober 2012 aan dat hij zich na een dergelijk lange tijd niet meer kan herinneren dat hij de mappen Beeruil heeft opgehaald in Rotterdam. Het dossier in de zaak Beeruil is niet gevonden. Ook heeft de officier van justitie [verbalisant 7] gevraagd of er op zijn eenheid een proces-verbaal van vernietiging van het dossier Beeruil is opgemaakt. [verbalisant 7] heeft de officier van justitie bericht dat een dergelijk proces-verbaal niet is opgemaakt. Het dossier Beeruil staat niet bij hem in het archief, terwijl de andere dossiers uit 2005 er nog wel zijn.
[verbalisant 1], [verbalisant 7] en de zaaksofficier van justitie mr. J.A.M.M. Francissen zijn als getuige gehoord op de terechtzitting van de rechtbank van 29 oktober 2012.
De zaaksofficier van justitie heeft -kort weergegeven- verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij tijdens het opsporingsonderzoek het dossier in de zaak Beeruil heeft gezien en ook niet dat hij heeft waargenomen dat gegevens uit dat dossier zijn gebruikt in het onderzoek in de zaak Kastanje. Hij had er geen wetenschap van dat het dossier in de zaak Beeruil is opgehaald door [verbalisant 1] en [verbalisant 8]. Hij heeft verder verklaard dat alles wat hij van de zaak Beeruil weet in het procesdossier van de Kastanjezaak is gerelateerd en dat hij geen overleg heeft gehad met opsporingsfunctionarissen over de zaak Beeruil. Hij kan zich niet herinneren dat hij bewust iets met gegevens uit de zaak Beeruil heeft gedaan ten behoeve van het onderzoek in de zaak Kastanje.
[verbalisant 7] heeft -kort gezegd- verklaard dat het dossier Beeruil niet meer dan 4 ordners omvatte en dat dit dossier in 2007 aan [verbalisant 8] is overhandigd. Hij heeft verder verklaard dat dit dossier niet is teruggekomen en ook niet op zijn eenheid kan zijn vernietigd omdat de dossiers uit dezelfde tijd nog steeds in het archief aanwezig zijn. Het opgemaakte journaal is volgens hem een volledige samenvatting van de inhoud van het dossier. De zaak Beeruil heeft niet tot een strafrechtelijk onderzoek geleid omdat de verantwoordelijke landelijke stuurgroep hiervan heeft afgezien. Er zijn in de zaak Beeruil geen verdachten of getuigen gehoord.
[verbalisant 1] heeft onder meer verklaard -kort gezegd- dat de zaak Beeruil niet is meegenomen in de zaak Kastanje en dat de basis voor het Kastanjeonderzoek de 9 aangiften van de Rabobank is geweest.
De rechtbank gaat er op grond van het hiervoor vermelde vanuit dat [verbalisant 1] en [verbalisant 8] het dossier in de zaak Beeruil (bestaande uit 4 ordners) in 2007 bij de eenheid van de politie in Zuidwest-Nederland hebben opgehaald ten behoeve van het onderzoek in de zaak Kastanje, dat dit dossier niet op een later tijdstip is teruggeven aan die eenheid van de politie en dat er geen reden is om aan te nemen dat het dossier (in verband met het verstrijken van een bepaalde termijn) is vernietigd.
Uit de processen-verbaal van de rechter-commissaris van 27 september 2012 en 3 oktober 2012 komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat hij de officier van justitie heeft verzocht om het dossier in de zaak Beeruil aan hem te overhandigen, opdat hij zou kunnen beoordelen of dit dossier relevante informatie bevat welke aan het procesdossier Kastanje dient te worden toegevoegd. Aan dit verzoek heeft de officier van justitie ondanks pogingen om dit te bewerkstelligen niet kunnen voldoen. Ook in een later stadium heeft de officier van justitie, zo blijkt uit het door hem opgemaakte proces-verbaal, zich ingespannen het dossier in de zaak Beeruil in handen te krijgen. Dit heeft niet tot resultaat geleid en hij is niet bij machte gebleken om het dossier in de zaak Beeruil geheel of ten dele bij het procesdossier van het onderzoek Kastanje te voegen, in het geval hij dat na bestudering van dat dossier geïndiceerd zou hebben geacht.
Rechtsgevolgen van de niet-naleving van artikel 152 Sv en het niet voorhanden kunnen krijgen van het dossier in de zaak Beeruil.
Vooropgesteld dient te worden dat de rechter-commissaris noch de rechtbank de officier van justitie hebben verzocht, laat staan opgedragen, om het dossier in de zaak Beeruil (ten dele) te voegen bij het procesdossier in de zaak Kastanje.
Wel heeft de rechtbank kenbaar gemaakt dat er vragen zijn gerezen met betrekking tot de start van het onderzoek, in het bijzonder de vraag of bij die start gegevens uit het dossier in de zaak Beeruil zijn gebruikt.
De rechter-commissaris heeft de officier van justitie wel verzocht om het dossier in de zaak Beeruil aan hem over te dragen, maar de rechtbank gaat er vanuit dat hij dit verzoek heeft gedaan om te kunnen beoordelen of dat dossier relevante informatie bevatte die van belang zou kunnen zijn voor de beoordeling van de zaak Kastanje.
Bij beantwoording van de vraag of, en zo ja welke, consequenties verbonden moeten worden aan de omstandigheid dat het dossier in de zaak Beeruil niet meer voorhanden is en dus niet gevoegd kan worden bij het dossier in de zaak Kastanje, acht de rechtbank essentieel het antwoord op de daaraan voorafgaande vraag of gegevens uit het dossier in de zaak Beeruil een initiërende en/of sturende rol hebben gespeeld bij de start van het onderzoek in de zaak Kastanje. Om die vraag onder de gegeven omstandigheden te kunnen beantwoorden heeft de rechtbank er mee ingestemd dat de zaaksofficier van justitie mr. Francissen en de verbalisant [verbalisant 1] als getuige ter terechtzitting worden gehoord. Uit de door hen afgelegde verklaringen valt op geen enkele wijze af te leiden dat gegevens uit het dossier in de zaak Beeruil enige rol van betekenis hebben gespeeld bij de start van het onderzoek in de zaak Kastanje. Evenmin blijkt een dergelijke rol uit de door [verbalisant 8], die werkzaam is bij het Openbaar Ministerie en het dossier Beeruil in ontvangst heeft genomen, bij de rechter-commissaris en in zijn e-mail van 11 oktober 2012 afgelegde verklaring. Ook overigens komt een dergelijke rol niet overtuigend naar voren in de door de andere opsporingsambtenaren of medewerkers van het Openbaar Ministerie bij de rechter-commissaris als getuige afgelegde verklaringen.
Om het bestaan van die, door de verdediging veronderstelde, rol helemaal uit te sluiten acht de rechtbank het van belang te bezien of het op basis van de gegevens die blijken uit het wel aanwezige procesdossier in de zaak Kastanje voor de rechtbank en de verdediging voldoende verifieerbaar en controleerbaar is op welke wijze de verdenking tegen de verdachte is ontstaan.
De rechtbank komt hieronder nader op terug.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat er sprake is van schending van het vormvoorschrift zoals dat is weergegeven in artikel 152 Sv.
Ten aanzien van de toepassing van de in lid 1 van artikel 359a Sv opgenomen rechtsgevolgen bij vormverzuimen, wordt in lid 2 van dat artikel bepaald dat de rechtbank rekening dient te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Uit de jurisprudentie komt naar voren dat in geval van vormverzuimen slechts in uitzonderlijke gevallen de door de verdediging bepleite niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie aan de orde is. Indien er sprake is van ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde kan dit leiden tot niet-ontvankelijkheid. Een zo vergaande sanctie kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op die beginselen, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan (HR 19 december 1995, NJ 1996,249). Ook in gevallen van inbreuk waardoor weliswaar de belangen van de verdachte niet wordt geschaad maar waar er wel sprake van is dat het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt, dient de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie te worden uitsproken (HR 1 juni 1999. NJ 1999,567).
Bij de beantwoording van de vraag of in casu de door de verdediging bepleite niet- ontvankelijkheid (of een andere in artikel 359a Sv vermelde sanctie) dient te volgen is van belang of, en zo ja in hoeverre, de verdachte en verdediging daadwerkelijk in hun belangen zijn geschaad door de onderhavige niet-naleving van artikel 152 Sv.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak, waarbij het Openbaar Ministerie is tekortgeschoten in de verplichting relevante handelingen en verrichtingen bij de start van het onderzoek te verbaliseren, ook bij die beantwoording cruciaal of, ondanks de geconstateerde schending, op basis van het aanwezige procesdossier in de zaak Kastanje voor de rechtbank en de verdediging verifieerbaar en controleerbaar is op welke wijze de verdenking ten aanzien van verdachte is gerezen.
Op basis van het aanwezige procesdossier in de zaak Kastanje kan -zakelijk weergegeven- het volgende worden vastgesteld:
De Rabobank heeft naar aanleiding van een brand in een woning in Nieuw Weerdinge, waar een hennepkwekerij werd aangetroffen en ten aanzien waarvan de aflossingen van de ten behoeve van die woning afgesloten hypothecaire lening vervolgens stopten, intern onderzoek gedaan naar mogelijke hypotheekfraude ten aanzien van de financiering van die woning. De bank heeft ook de mogelijke fraude met betrekking tot de financiering van acht andere woningen in het interne onderzoek betrokken. In zeven van die woningen is door de politie een (ontmantelde) hennepkwekerij aangetroffen.
Naar aanleiding van dit interne onderzoek heeft de Rabobank in het najaar van 2006 aangifte gedaan van negen gevallen van zogenaamde hypotheekfraude. In de onderscheiden aangiftes wordt door de bank verklaard -kort gezegd- dat zij vermoedt dat de bij die bank afgesloten hypothecaire lening is verkregen door overlegging van één of meerdere valse werkgeversverklaringen en valse loonspecificaties welke afkomstig zijn van de ondernemingen [bedrijf 5] BV of [bedrijf 2]. Er wordt in die aangiften uitgebreid en gedetailleerd aangegeven op welke wijze de fraude zou hebben plaatsgevonden en welke personen en bedrijven daarbij betrokken zouden zijn. Op de bij die aangiften gevoegde werkgeversverklaringen staat als werkgever en ondertekenaar [verdachte 5] vermeld en ze zijn voorzien van een firmastempel. [verdachte 5] was volgens het uittreksel uit het voor een ieder toegankelijke handelsregister van de Kamer van Koophandel algemeen directeur van [bedrijf 5] B.V. en de eenmanszaak [bedrijf 2] werd voor zijn rekening gedreven.
Ter verkrijging van een hypothecaire lening voor één die woningen (adres 2] te Nieuwegein), zo blijkt uit de betreffende aangifte van de Rabobank, twee werkgeversverklaringen overgelegd. Één van die werkgeversverklaringen is afkomstig van [bedrijf 5] BV, waarop als werkgever en ondertekenaar [verdachte 5] staat vermeld. De andere werkgeversverklaring is afkomstig van het bedrijf [bedrijf 7] BV. Als werkgever en ondertekenaar staat daarop [verdachte 4] vermeld. Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [verdachte 4] bestuurder en enig aandeelhouder van deze onderneming was.
Het vestigingsadres van zowel [bedrijf 2] als [bedrijf 5] BV is [adres 18] in Breda. Dit is volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ook het vestigingsadres van de eenmanszaak [bedrijf 6]. Deze onderneming heeft een werkgeversverklaring ten name van [verdachte 2] overgelegd ter verkrijging door [verdachte 2] van een hypothecaire lening bij Fortis ASR ten behoeve van de aankoop van de woning aan de [adres 6] te Dordrecht. Deze onderneming wordt gedreven voor rekening van [verdachte 1]. Ook in deze woning is een hennepkwekerij aangetroffen. De hypotheeknemer Fortis ASR heeft aangifte gedaan van hypotheekfraude. Datzelfde adres, [adres 18] te Breda, heeft volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel ook gegolden als vestigingsadres van de onderneming [bedrijf 10] BV. [verdachte 2] is enig aandeelhouder van deze onderneming. Deze onderneming heeft facturen verschaft om gelden uit het bouwdepot te verkrijgen met betrekking tot de woningen aan de [adres 9] te Zwaag, de [adres 5] te Rotterdam en de [adres 17] te Bergen op Zoom. De [adres 5] te Rotterdam is een woning die [verdachte 2] samen met zijn toenmalige vriendin heeft aangekocht. De woning is gefinancierd met gelden uit een bij de ABN-AMRO bank afgesloten hypothecaire lening. Om die lening te verkrijgen is onder meer een werkgeversverklaring en loonspecificaties overgelegd afkomstig van [bedrijf 8] BV, een bedrijf waarvan [verdachte 4] enig aandeelhouder en bestuurder was. Ook hier is een hennepkwekerij aangetroffen. De bank heeft aangifte gedaan van hypotheekfraude. De woning aan de [adres 17] te Bergen op Zoom is een woning die is aangekocht door [verdachte 8] en [verdachte 9], de ouders van [verdachte 2]. Ter verkrijging van een hypothecaire lening bij de Postbank NV hebben zij ieder een werkgeversverklaring overgelegd van de onderneming [bedrijf 4] BV, waarvan [verdachte 2] volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel enig aandeelhouder is geweest. De ouders [verdachte 8] en [verdachte 9] hebben met een werkgeversverklaring en loonspecificaties van datzelfde bedrijf nog twee woningen gekocht, namelijk de woningen aan de [adres 15] te Rotterdam en aan de [adres 16] te Etten-Leur. Ook in deze woningen is telkens een hennepkwekerij aangetroffen en is door de financiële instellingen aangifte gedaan van hypotheekfraude. De aankoop van de woning aan de [adres 9] te Zwaag is gefinancierd met een hypothecaire lening van GMAC Hypotheek Kombin BV. Bij het afsluiten is en werkgeversverklaring en loonspecificaties overgelegd afkomstig van [bedrijf 5], het bedrijf waarvan [verdachte 5] algemeen directeur is. Er is in deze woning een hennepkwekerij aangetroffen en de hypotheeknemer heeft aangifte van hypotheekfraude gedaan.
In één van de aangiften van de Rabobank (met betrekking tot de woning aan de [adres 3] te Tytsjerk) wordt aangegeven dat in het dossier een aantekening is gevonden bij de hypotheekbesprekingen een tolk genaamd "[naam 1]" is opgetreden. Mogelijk zo wordt in die aangifte gerelateerd betreft het hier [verdachte 1], die eigenaar is van [bedrijf 6], gevestigd op het adres [adres 18] te Breda.
Nadat [verdachte 2] in april 2009 was aangehouden in het bedrijfspand [adres 19] te Almere in verband met een daar aanwezige hennepkwekerij, heeft het onderzoeksteam Kastanje, zo blijkt uit het proces-verbaal, zich gericht op nader onderzoek naar [verdachte 2], die toen al op grond van de eerdere hierboven weergegeven bevindingen als verdachte werd aangemerkt. Uit het vervolgens ingestelde onderzoek (observaties en taps) bleek dat hij regelmatig contact had met [verdachte 7] en dat door hen beiden materialen werden gehaald bij de bouwmarkt en dat deze werden vervoerd naar de woning van [verdachte 7]. Er was het vermoeden dat ze deze materialen gebruikten voor de aanbouw van een hennepkwekerij. In oktober 2009 is er in die woning een hennepkwekerij aangetroffen. Ook is uit dit onderzoek gebleken dat [verdachte 2] regelmatig telefonisch contact heeft gehad met [verdachte 3] die volgens de verbalisanten te maken zouden kunnen hebben met de verbouw van hennep in de woning van [verdachte 3]. In deze gesprekken komt ook de financiële relatie tussen [verdachte 3], [verdachte 7] en [verdachte 2] aan de orde. Uit dit onderzoek komt ook naar voren dat er telefonisch gesprekken hebben plaatsgevonden tussen [verdachte 2]en zijn vader [verdachte 8] die volgens de verbalisanten duiden op de verbouw van hennep, waarbij [verdachte 8] en [verdachte 9] betrokken zouden kunnen zijn. Ook is de Rabobankrekening van [verdachte 3] onderzocht. Daaruit bleek een financiële relatie tussen [verdachte 3] en onder meer [verdachte 2] en [verdachte 7]. In zowel de woning van [verdachte 7] als [verdachte 3] is een hennepkwekerij aangetroffen. Ten aanzien van de financiering van de woningen hebben de financiële instellingen (Sparck Hypotheken BV en Florius) aangifte gedaan van hypotheekfraude.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de informatie die zich in het aanwezige procesdossier van de Kastanjezaak bevindt, uitgaande van de naar aanleiding van een intern onderzoek gedane aangiften van Rabobank, op logische en begrijpelijke wijze verifieerbaar en controleerbaar langs welke weg het redelijk vermoeden van schuld aan strafbare feiten ten aanzien van verdachte (en de hiervoor genoemde andere medeverdachten in de Kastanjezaak) is gerezen.
Dit bevestigt het eerder op grond van de verklaringen van de getuigen [verbalisant 1] en Francissen door de rechtbank ingenomen standpunt dat het dossier in de zaak Beeruil geen initiërende en/of sturende rol heeft gespeeld bij de start van het onderzoek in de zaak Kastanje en dat de verdediging en verdachte niet daadwerkelijk in hun belangen zijn geschaad door de omstandigheid dat de officier van justitie het dossier in de zaak Beeruil niet voorhanden heeft kunnen krijgen en geheel of te dele aan het dossier in de zaak Kastanje heeft kunnen toevoegen.
Dit leidt daarnaast tot het oordeel van de rechtbank dat verdachte en de verdediging evenmin daadwerkelijk in hun belangen zijn geschaad door de eerder door de rechtbank geconstateerde schending van artikel 152 Sv. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat [betrokkene 2], analist bij de Rabobank, bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat er tussen de banken interbancair overleg met betrekking tot hypotheekfraude bestond, dat de Rabobank aangifte heeft gedaan op basis van het interne onderzoek van die bank en dat hij als intermediair naar andere banken is opgetreden en dat er gegevens zijn uitgewisseld. Ook [betrokkene 3], fraudespecialist bij de ABN-AMRO bank, geeft bij de rechter-commissaris aan dat de fraudeafdelingen van de banken regelmatig onderling contact hebben om gezamenlijk hypotheekfraude te bestrijden. [betrokkene 4], fraudecoördinator bij de Bank of Scotland, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat naar aanleiding van een gesprek met genoemde [betrokkene 2] en door hem verstrekte informatie, door de Bank of Scotland een onderzoek naar hypotheekfraude is gestart, en dat zij er vanuit gaat dat de Bank of Scotland later dezelfde informatie van de BRNON heeft gekregen. Op grond van deze verklaringen neemt de rechtbank aan dat de aangiften van de andere financiële instellingen hun grondslag hebben gevonden in dit interbancair overleg over hypotheekfraude en de binnen dat overleg namens de Rabobank verstrekte informatie, alsmede daarop volgend intern onderzoek door die financiële instellingen, en dat deze aangiften niet zijn geïnitieerd en/of wezenlijk zijn gestuurd door de hierboven bedoelde contacten, gesprekken en uitgewisselde informatie die hebben plaatsgevonden tussen de medewerkers van die financiële instellingen enerzijds en opsporingsambtenaren anderzijds, waarvan door de verbalisanten niettemin op grond van artikel 152 Sv proces-verbaal had moeten worden opgemaakt.
Er kan naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden niet worden gesproken van ernstige schending van de beginselen van procesorde en evenmin kan worden gezegd dat het wettelijk systeem in de kern is geraakt, door de hiervoor omschreven niet-naleving van artikel 152 Sv en het niet voegen door de officier van justitie van het dossier in de zaak Beeruil bij het procesdossier in de zaak Kastanje. Niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie is mitsdien niet aan de orde. Evenmin acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden een ander rechtsgevolg (strafverlaging of bewijsuitsluiting) op zijn plaats.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met de constatering door de rechtbank dat artikel 152 Sv is geschonden.
Het verweer van de verdediging dient te worden verworpen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Met betrekking tot feit 1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit feit uit van de navolgende feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit het procesdossier.
Op 15 juni 2005 heeft de Rabobank Bergum-Oostermeer een hypotheek gevestigd op een woning aan de [adres 3] te Tytsjerk, ten behoeve van een persoon genaamd [verdachte 28]. [verdachte 28] had bij zijn aanvraag om een hypothecaire lening een werkgeversverklaring overgelegd van het bedrijf [bedrijf 2] BV, gedateerd op 30 mei 2005 en getekend met de naam [verdachte 5]. Deze werkgeversverklaring vermeldt onder meer dat [verdachte 28] sinds 1 februari 2005 in dienst is bij het bedrijf [bedrijf 2] BV, dat met hem een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en dat hij de functie van ploegleider vervult tegen een bruto jaarsalaris van € 41.674,38, inclusief vakantiegeld. Daarnaast heeft [verdachte 28] een tweetal salarisspecificaties overgelegd.
Onderdeel van de hypothecaire lening was een bouwdepot van € 20.000,--. Dit bouwdepot is uitbetaald naar aanleiding van een factuur van het bedrijf [bedrijf 5] BV, gedateerd op 21 juni 2005 en eveneens getekend door [verdachte 5].
Op 31 oktober 2006 (aangevuld op 11 februari 2009) heeft de Rabobank aangifte gedaan van vermoedelijke hypotheekfraude. Daarbij is onder meer gewezen op het eigen onderzoek dat de bank heeft verricht naar het rekeningverloop van de bedrijven [bedrijf 5] en [bedrijf 2]. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat deze bedrijven aan diverse personen loonbetalingen deden, die echter abrupt stopten nadat aan deze personen een hypothecaire lening was verstrekt. Tevens heeft de Rabobank gewezen op het feit dat de politie niet lang voor de aangifte (uit het dossier blijkt: op 26 maart 2006) in de woning aan de [adres 3] een hennepkwekerij had aangetroffen. Ten slotte wordt in de aangifte opgemerkt dat de hypotheekgever blijkens het hypotheekdossier kennelijk is bijgestaan werd door een tolk met de naam "[naam1]", mogelijk [verdachte 1], die bij de Rabobank bekend was als verdachte in een eerder onderzoek naar hypotheekfraude.
De politie heeft vervolgens eveneens onderzoek gedaan naar de bankrekening van [bedrijf 2]. Hieruit blijkt dat er slechts sprake is geweest van drie overboekingen van de rekening van
[bedrijf 2] naar de bankrekening van [verdachte 28], namelijk op 4 april, 2 mei en 22 juni 2005, dat wil zeggen kort voor en kort na de vestiging van de hypotheek. Ook is informatie opgevraagd bij de Belastingdienst met betrekking tot [verdachte 28] en [bedrijf 2]. Daaruit blijkt dat bij de Belastingdienst geen arbeidsverhouding tussen [bedrijf 2] en [verdachte 28] bekend is en zijn van [bedrijf 2] ook geen belastingaangiften bekend. Opvallend is tevens dat het loonbelastingnummer op de door [verdachte 28] overgelegde salarisspecificatie niet aan dat bedrijf toebehoort, maar aan [bedrijf 5]. De rechtbank constateert derhalve dat zowel de bevindingen van het rekeningonderzoek als de bij de Belastingdienst bekende gegevens haaks staan op de inhoud van de door [verdachte 28] overgelegde werkgeversverklaring.
Naar aanleiding van het bovenstaande zijn [verdachte 28] en [verdachte 5] als verdachte gehoord. [verdachte 28]heeft -samengevat en voor zover hier van belang-verklaard dat hij de woning aan de [adres 3] te Tytsjerk op initiatief van een Vietnamese man heeft gekocht, dat deze man [naam 2] zou heten en dat alles met betrekking tot de financiering van de woning, daaronder begrepen het verkrijgen van een werkgeversverklaring, door deze man en door een andere Vietnamese man met de naam [naam 3] (later: [verdachte 4]) zou worden geregeld. De man met de naam [naam 3] zou ook mee zijn geweest naar de bank om één en ander te bewerkstelligen, onder meer omdat deze man wel Nederlands sprak en [verdachte 28] niet. Tijdens het verhoor heeft de politie een foto van de verdachte [verdachte 1] aan [verdachte 28] getoond, die daarop verklaarde dat dit de man was die hij als [naam 2] kende. Tevens zijn aan [verdachte 28] de overgelegde werkgeversverklaring, de factuur van [bedrijf 5] en een foto van [verdachte 5] getoond. [verdachte 28] heeft vervolgens verklaard dat hij [verdachte 5] nog nooit eerder had gezien, dat hij nooit bij het bedrijf [bedrijf 2] heeft gewerkt en dat hij niets weet van een verbouwing aan de woning of een daarvoor opgemaakte factuur. Wel zou hij enige malen een salarisbetaling op zijn rekening hebben ontvangen, die hij vervolgens van de rekening opnam en terug heeft betaald aan [verdachte 1] of [verdachte 4].
[verdachte 5] heeft -samengevat en voor zover hier van belang- verklaard dat hij medio 2004 een Vietnamese man genaamd [verdachte 1] heeft leren kennen en dat deze man hem gevraagd heeft om twee bedrijven, [bedrijf 5] en [bedrijf 2], op zijn ([verdachte 5]) naam te zetten. Hij heeft verder aangegeven dat hij verder geen bemoeienis heeft gehad met deze bedrijven, dat [verdachte 1] feitelijk de baas was en dat hij alleen als (formeel) eigenaar een aantal keren werkgeversverklaringen en andere stukken heeft getekend. Desgevraagd heeft [verdachte 5] verklaard dat hij geen van de personen voor wie hij een werkgeversverklaring heeft getekend ooit aan het werk heeft gezien en dat hij [verdachte 28] ook niet kent.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de verklaringen van de verdachte [verdachte 2], die tegenover de politie heeft verklaard dat [verdachte 5] als een soort katvanger voor [verdachte 1] is opgetreden, en van [verdachte 4], die heeft aangegeven dat hij -net als [verdachte 5]- een aantal bedrijven voor [verdachte 1] op naam heeft gehad waarmee hij geen feitelijke bemoeienis had, afgezien van het tekenen van werkgeversverklaringen.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat de door [verdachte 28] overgelegde werkgeversverklaring en salarisspecificaties vals zijn en dat de verdachte [verdachte 1] samen met [verdachte 5] voor het opstellen hiervan verantwoordelijk is geweest. De verdachte is ook de initiatiefnemer tot de koop van de woning geweest en is bij alle relevante aspecten van zowel de koop en het verkrijgen van de daarvoor benodigde hypothecaire lening betrokken geweest. Anders dan door de verdediging is betoogd, acht de rechtbank de verklaring van [verdachte 28] voldoende betrouwbaar om deze conclusies te kunnen trekken, nu deze verklaring wordt ondersteund door de opmerking in het hypotheekdossier van de Rabobank dat [verdachte 28] zich inderdaad liet bijstaan door een persoon genaamd [naam 1] en door de verklaring van [verdachte 5] dat hij op verzoek van [verdachte 1] werkgeversverklaringen tekende ten behoeve van voor hem onbekende personen. Ook de verklaring van [verdachte 5] wordt in voldoende mate bevestigd, rechtstreeks door [verdachte 2] en voor wat betreft de algemene werkwijze van de verdachte [verdachte 1] bij het verkrijgen van werkgeversverklaringen ook door de verklaring van [verdachte 4]. De wijze waarop in deze zaak de hypotheekfraude is opgezet, en de rol van de verdachte [verdachte 1] daarin, is bovendien in hoge mate dezelfde als in andere zaken waarvan de rechtbank op grond van het procesdossier kennis draagt, waaronder de zaak hieronder beschreven onder feit 2.
De rechtbank acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2
De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit feit uit van de navolgende feiten en omstandigheden, zoals deze blijken uit het procesdossier.
Op 7 juli 2005 heeft de Rabobank Leeuwarden-Noordwest Friesland een hypotheek gevestigd op een woning aan de [adres 4] te Leeuwarden, ten behoeve van [verdachte 27] en [verdachte 26]. Bij de aanvraag van de hypothecaire lening is door [verdachte 26] een werkgeversverklaring overgelegd van het bedrijf [bedrijf 2], gedateerd op 18 mei 2005 en ondertekend met de naam [verdachte 5]. Deze werkgeversverklaring vermeldt onder meer dat [verdachte 26] sinds 1 februari 2005 in dienst is bij het bedrijf, dat met haar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was afgesloten en dat zij de functie van assistent bedrijfsleidster vervult tegen een bruto jaarsalaris van € 30.641,10, inclusief vakantiegeld. Daarnaast heeft zij een salarisspecificatie overgelegd.
Op 7 maart 2006 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij aangetroffen.
Op 31 oktober 2006 (aangevuld op 16 februari 2009) heeft de Rabobank ook in deze zaak aangifte gedaan van vermoedelijke hypotheekfraude. Ook hier heeft de Rabobank gewezen op de resultaten van het eigen onderzoek naar het rekeningverloop van [bedrijf 2], namelijk dat vanaf deze rekening aan diverse personen kortdurende salarisbetalingen werden verricht, die stopten kort voor of na de verlening van de hypothecaire geldlening.
De politie heeft eveneens onderzoek gedaan naar het rekeningverloop van [bedrijf 2]. De rechtbank stelt vast dat slechts sprake is geweest van een tweetal betalingen naar de rekening van [verdachte 26], namelijk op 1 en 29 april 2005, dat wil zeggen net voor de hypotheekaanvraag bij de Rabobank. Ook de bij de Belastingdienst bekende gegevens over [verdachte 26] en [bedrijf 2], die door de politie zijn opgevraagd, komen geenszins overeen met de inhoud van de werkgeversverklaring. Er is volgens deze gegevens geen arbeidsverhouding bekend tussen [verdachte 26] en [bedrijf 2], terwijl van [bedrijf 2] geen belastingaangiften bekend zijn. Opvallend is ook hier dat het loonbelastingnummer op de door [verdachte 26] overgelegde salarisspecificaties niet toebehoort aan [bedrijf 2], maar aan [bedrijf 5].
[verdachte 26] heeft tegenover de politie en bij de rechter-commissaris verklaringen afgelegd over de gang van zaken rond de aankoop van de woning en het verkrijgen van de hypothecaire geldlening. Kort gezegd komen deze verklaringen erop neer dat zij via haar echtgenoot [verdachte 27] contact heeft gekregen met een Vietnamese man met de naam [naam 4], die hen begeleid heeft bij het contact met de bank, dat deze man de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie heeft verzorgd en dat zij nooit voor het bedrijf [bedrijf 2] gewerkt heeft.
[verdachte 27] heeft in grote lijnen een vergelijkbare verklaring bij de politie en de rechter-commissaris afgelegd. Hij heeft kort gezegd aangegeven dat hij in een bar in contact is gekomen met twee Vietnamese mannen, de ene genaamd [naam 2] of [naam 4] en de andere [naam 3]. De politie heeft tijdens het verhoor foto's getoond van de verdachte [verdachte 1] en van [verdachte 4], waarvan [verdachte 27] heeft verklaard dat hij deze personen herkent als de door hem genoemde [naam 4] en [naam 3]. Volgens [verdachte 27] heeft [naam 4] de werkgeversverklaring en andere stukken aan hem en zijn echtgenote overhandigd toen hij met hen naar de bank ging.
De rechtbank heeft verder ook in deze zaak kennis genomen van de verklaringen van [verdachte 5], [verdachte 2] en [verdachte 4], zoals weergegeven in de overwegingen met betrekking tot feit 1.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de door [verdachte 27] en [verdachte 26] overgelegde werkgeversverklaring en salarisspecificatie vals zijn en dat de verdachte [verdachte 1] samen met [verdachte 5] voor het opstellen hiervan verantwoordelijk is geweest. Verder volgt uit het voorgaande dat de verdachte [verdachte 1], samen met [verdachte 4], ook voor het overige betrokken is geweest bij alle relevante aspecten van de aankoop van de woning en het verkrijgen van de daarvoor benodigde hypothecaire lening. De verklaringen van [verdachte 27] en [verdachte 26] acht de rechtbank voldoende betrouwbaar om deze conclusies te kunnen trekken, nu deze elkaar over en weer op de meest belangrijke onderdelen ondersteunen, en deze verklaringen op hun beurt bovendien weer steun vinden in de verklaring van [verdachte 5] dat hij op verzoek van de verdachte [verdachte 1] werkgeversverklaringen opstelde ten behoeve van voor hem onbekende personen. Ook de verklaring van [verdachte 5] wordt in voldoende mate bevestigd, rechtstreeks door [verdachte 2] en voor wat betreft de algemene werkwijze van de verdachte [verdachte 1] bij het verkrijgen van werkgeversverklaringen ook door de verklaring van [verdachte 4]. De wijze waarop in deze zaak de hypotheekfraude is opgezet, en de rol van de verdachte [verdachte 1] daarin, is bovendien in hoge mate dezelfde als in andere zaken waarvan de rechtbank op grond van het procesdossier kennis draagt, waaronder de zaak hierboven beschreven onder feit 1.
De rechtbank acht het onder 2 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 3
Zoals in de overwegingen onder feit 1 al is beschreven, heeft de Rabobank op 23 juni 2005 een bedrag van € 20.825,-- uitbetaald op de rekening van het bedrijf [bedrijf 5], zulks naar aanleiding van de door dit bedrijf uitgebrachte factuur voor beweerde verbouwingswerkzaamheden aan de woning aan de [adres 3] in Tytsjerk. Op grond van de al eerdergenoemde verklaringen van [verdachte 5] en [verdachte 28] staat genoegzaam vast dat deze factuur vals is en dat de daarin genoemde werkzaamheden nooit hebben plaatsgevonden. Dat betekent dat het door de Rabobank uitbetaalde geldbedrag aangemerkt moet worden als uit misdrijf -oplichting of valsheid in geschrifte- afkomstig. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de verklaringen van [verdachte 5] verder worden aangenomen dat de verdachte [verdachte 1], immers degene die het feitelijk voor het zeggen had bij [bedrijf 5], (mede) de beschikkingsmacht had over de bankrekening van dit bedrijf en daarmee over het uitbetaalde geldbedrag. Zo heeft [verdachte 5] verklaard dat enkel de verdachte [verdachte 1] over de bankpasjes van de bedrijfsrekening beschikte. De verklaringen van [verdachte 28] maken daarenboven overtuigend duidelijk dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van het misdadige karakter van de herkomst van dit geldbedrag, nu het deze verdachte was die de aankoop en financiering van de woning (inclusief het bouwdepot) in gang heeft gezet en heeft geregeld.
De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 4
Het procesdossier bevat de resultaten van het politieonderzoek naar een groot aantal gevallen van mogelijke hypotheekfraude en naar de samenhang daartussen, met name waar het gaat om de betrokken (rechts)personen en de gehanteerde werkwijze. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het onderzoek vast dat tussen een aantal van de in het dossier genoemde personen en rechtspersonen sprake is geweest van een duurzaam en georganiseerd samenwerkingsverband, dat tot doel had om via oplichting en valsheid in geschrifte financiële instellingen ertoe te bewegen hypothecaire leningen te verstrekken, waarmee vervolgens woningen werden gefinancierd die vrijwel steeds gebruikt werden voor het inrichten van hennepkwekerijen.
De werkwijze die uit het dossier blijkt is de volgende. In eerste instantie werden personen aangezocht, in het overgrote deel van de gevallen van Vietnamese afkomst en veelal op grond van hun inkomsten niet in de positie om zelf een hypothecaire lening van de benodigde omvang te verkrijgen, aan wie werd gevraagd een woning te kopen. Aan de kopers werd in ruil hiervoor een financiële beloning in het vooruitzicht gesteld, of aan hen werd voorgehouden dat zij de woning zouden mogen bewonen, waarbij (een deel van) de kosten van de hypotheek door de initiatiefnemers zou worden vergoed. Vervolgens werden valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties opgemaakt en aan de kopers verstrekt, waarmee bij de banken de indruk werd gewekt dat de kopers voldoende kredietwaardig waren om aan hen een hypothecaire lening aan te verstrekken. De indruk van kredietwaardigheid werd meestal versterkt door vanuit de bedrijven die de werkgeversverklaringen hadden verstrekt een klein aantal salarisbetalingen te doen, die echter vervolgens door de kopers contant moesten worden opgenomen en terugbetaald. Nadat de hypothecaire lening was verstrekt en de woning aangekocht, werd in een aantal gevallen nog via een valse factuur voor een fictieve verbouwing aanspraak gemaakt op een bouwdepot. Vervolgens werd in vrijwel alle gevallen een hennepkwekerij in de woning ingericht, waarbij hetzij de oorspronkelijke kopers in de woning bleven wonen, hetzij de woning werd (onder)verhuurd aan derden.
De hier geschetste werkwijze blijkt uit de verklaringen die een deel van de hierboven als "koper" aangeduide verdachten tegenover de politie, en in sommige gevallen tegenover de rechter-commissaris, hebben afgelegd. Het gaat daarbij met name om de onder feiten 1 en 2 reeds genoemde verklaringen van [verdachte 28], [verdachte 27] en [verdachte 26], en verder om de verklaringen van [verdachte 20] en [verdachte 21] (over de aankoop van de woningen aan de [adres 2] te Nieuwegein en de [adres 10] te Alphen aan de Rijn); [verdachte 12] en [verdachte 13] (over de aankoop van de woning aan de [adres 20] te Etten-Leur); [verdachte 29] (over de aankoop van de woning aan de [adres 8] te Sluiskil); [verdachte 32] (over de aankoop van de woning aan de [adres 21] te Beverwijk); [verdachte 34] en [verdachte 35] (over de aankoop van de woning aan de [adres 22] te Roosendaal); en [verdachte 33] (over de aankoop van de woningen aan het [adres 23] te Zevenbergen en de [adres 24] te Velsen-Noord). Daarnaast kan worden gewezen op de verklaringen van de al eerdergenoemde [verdachte 2] over de aankoop van de woning aan de [adres 6] te Dordrecht.
Hoewel deze verklaringen telkens betrekking hebben op verschillende aankopen, en onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd, komen zij op belangrijke onderdelen -voor wat betreft de wijze waarop één en ander plaatsvond- met elkaar overeen. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen, ook al lijkt het erop dat niet al deze verdachten even volledig over hun eigen aandeel in de gepleegde misdrijven hebben willen verklaren.
Voor zover het gaat om de verkrijging van valse werkgeversverklaringen wijst de rechtbank op de reeds onder feiten 1 en 2 aangehaalde verklaringen van [verdachte 5] en [verdachte 4], die beide hebben verklaard dat zij gevraagd zijn om verschillende bedrijven op naam te zetten en in die hoedanigheid werkgeversverklaringen en andere stukken te tekenen voor personen die hen onbekend waren of waarvan zij wisten dat die niet de werkzaamheden verrichten die in de verklaringen genoemd werden. Een vergelijkbare verklaring is afgelegd door [verdachte 19] over zijn betrokkenheid bij het bedrijf [bedrijf 9] BV.
De organisatorische samenhang tussen de verschillende in de tenlastelegging genoemde natuurlijke- en rechtspersonen blijkt voorts uit de onderlinge geldstromen die door de politie in kaart zijn gebracht. In de eerste plaats kan gewezen worden op de geldbedragen die als fictieve salarisbetalingen zijn gedaan vanaf de bedrijfsrekeningen van [bedrijf 5], [bedrijf 2], [bedrijf 8], [bedrijf 7], [bedrijf 9], [bedrijf 6] en [bedrijf 10], en die veelal vervolgens door de ontvangers contant moesten worden opgenomen en terugbetaald aan een ander, waarbij in een aantal gevallen de naam [naam 4], of een daarop gelijkende naam, werd genoemd. Daarnaast zijn er (onder meer) aanzienlijke betalingen geweest tussen [bedrijf 5] en [bedrijf 8]; tussen [bedrijf 5] en [verdachte 4] in persoon; tussen [verdachte 5] in persoon en [bedrijf 8] en vice versa; en tussen [bedrijf 8] en [verdachte 2]. De rechtbank gaat er, mede gelet op de hiervoor aangehaalde verklaringen, van uit dat deze geldstromen te maken hebben met (beoogde) criminele activiteiten in organisatorisch verband tussen deze personen. Er is niet aannemelijk geworden dat deze verband houden met legale (bedrijfsmatige) activiteiten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte [verdachte 1] een leidende rol binnen dit criminele samenwerkingsverband gespeeld. Hij is immers volgens [verdachte 5], [verdachte 4]en [verdachte 19] degene geweest op wiens verzoek zij de bedrijven [bedrijf 5], [bedrijf 7], [bedrijf 8] en [bedrijf 9] op naam hebben gezet. Op naam van deze bedrijven zijn, zoals reeds opgemerkt, een groot aantal valse werkgeversverklaringen vervaardigd en vanuit en tussen deze bedrijven vonden aanzienlijke en veelvuldige geldbetalingen plaats. Naar zeggen van [verdachte 5], [verdachte 4] en [verdachte 19] ging het initiatief bij het opstellen van de werkgeversverklaringen uit van de verdachte [verdachte 1], en was hij ook overigens degene die feitelijk de zeggenschap had binnen de bedrijven. Hoewel zeker niet uitgesloten kan worden dat deze drie verdachten in hun verklaringen hun eigen aandeel hebben proberen te verkleinen, komt hetgeen zij (onafhankelijk van elkaar) hebben verklaard over de rol van de verdachte [verdachte 1] zodanig overeen, dat de rechtbank geen reden ziet om aan de betrouwbaarheid van dit deel van de verklaringen te twijfelen. Bovendien wordt de betrokkenheid van de verdachte [verdachte 1] bij het verkrijgen van valse werkgeversverklaringen bevestigd door de verklaringen van een aantal kopers, in het bijzonder door de onder feiten 1 en 2 al genoemde [verdachte 28], [verdachte 27] en [verdachte 26], maar ook door [verdachte 2], [verdachte 34] en [verdachte 29] Uit deze verklaringen blijkt tevens dat de verdachte [verdachte 1] ook verder een initiërende en begeleidende rol had bij de aankoop van de woning en het afsluiten van een hypothecaire lening.
De rechtbank acht ook het onder 4 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 juni 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer medewerkers van een filiaal van de rechtspersoon/hypotheekverstrekker Coöperatieve Rabobank Bergum-Oostermeer e.o. U.A., heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van totaal Euro 188.234,- voor de aankoop/verbouwing van een het pand [adres 3] te Tytsjerk en tot het aangaan van een schuld (hypotheekovereenkomst), hierin bestaande dat verdachte en diens mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk, valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, achtereenvolgens dan wel in een andere volgorde, maar wel in een onderlinge samenhang
- op 24 mei 2005 een taxatierapport hebben laten opstellen betreffende het pand [adres 3]te Tytsjerk, en
- op 30 mei 2005 een (voorlopig) koopkontrakt hebben ondertekend betreffende het pand[adres 3] te Tytsjerk, en
- een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie hebben opgesteld, terwijl er geen sprake was van het aldaar vermelde dienstverband en loon, en
- in april en mei 2005 twee maal een bedrag van Euro 1.593,20 vermeend loon hebben overgemaakt van de rekening van de vermeende werkgever [bedrijf 2] BV i.o. naar de rekening van de vermeende werknemer [verdachte 28], en
- op 7 juni 2005 een aanvraag voor een offerte voor een hypotheek hebben gedaan, bij genoemde hypotheekverstrekker, en
- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd een valse
werkgeversverklaring en een valse salarisspecificatie, er was namelijk in het geheel geen sprake van het op die werkgeversverklaring en salarisspecificatie vermelde dienstverband en loon, en
- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd twee rekeningafschriften waaruit blijkt dat aan verdachte en/of diens mededaders loon is overgemaakt terwijl er in het geheel geen sprake was van een dienstverband en loon en
- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd genoemd taxatierapport en genoemd koopkontrakt, en
- op 8 juni 2005 een door de hypotheekverstrekker naar aanleiding van genoemde aanvraag aangeboden offerte voor een hypotheek ter acceptatie van de offerte hebben ondertekend en hebben retourgezonden, en
- op 15 juni 2005 naar een notaris is/zijn gegaan ter passering van de hypotheekakte en daarbij een handtekening hebben geplaatst waarmee de hypotheekovereenkomst tot stand is gekomen, en
- zich aldus hebben voorgedaan als hebbende een vast betaald dienstverband en inkomen, zijnde een bonafide potentiële hypotheekgever met voldoende solvabiliteit, waardoor genoemde benadeelde werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en tot het aangaan van bovengenoemde schuld;
hij in de periode van 26 april 2005 tot en met 7 juli 2005, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, één of meer medewerkers van een filiaal van de rechtspersoon/hypotheekverstrekker Coöperatieve Rabobank Leeuwarden e.o. U.A., heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van totaal Euro 158.793,- voor de aankoop/verbouwing van een het pand [adres 4] te Leeuwarden en tot het aangaan van een schuld hypotheekovereenkomst, hierin bestaande dat verdachte en/of diens mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk, valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, achtereenvolgens dan wel in een andere volgorde, maar wel in een onderlinge samenhang
- op 26 april 2005 een taxatierapport hebben laten opstellen betreffende het pand [adres 4] te Leeuwarden, en
- op 19 mei 2005 een (voorlopig) koopkontrakt hebben ondertekend betreffende het pand [adres 4] te Leeuwarden, en
- een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie hebben opgesteld, terwijl er geen sprake was van het aldaar vermelde dienstverband en loon, en
- in april 2005 twee maal een bedrag van Euro 1.392,36 vermeend loon hebben overgemaakt van de rekening van de vermeende werkgever [bedrijf 2] naar de rekening van de vermeende werknemer (een mededader van verdachte), en
- op 15 juni 2005 een aanvraag voor een offerte voor een hypotheek hebben gedaan, bij genoemde hypotheekverstrekker, en
- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd een valse
werkgeversverklaring en een valse salarisspecificatie, er was namelijk in het geheel geen sprake van het op die werkgeversverklaring en salarisspecificatie vermelde dienstverband en loon, en
- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd genoemd taxatierapport en genoemd koopkontrakt, en
- op 20 juni 2005 een door de hypotheekverstrekker naar aanleiding van genoemde aanvraag aangeboden offerte voor een hypotheek ter acceptatie van de offerte hebben ondertekend en hebben retourgezonden, en
- op 7 juli 2005 naar een notaris is/zijn gegaan ter passering van de hypotheekakte en daarbij een handtekening hebben geplaatst waarmee de hypotheekovereenkomst tot stand is gekomen, en
- zich aldus hebben voorgedaan als hebbende een vast betaald dienstverband en inkomen, zijnde een bonafide potentiële hypotheekgever met voldoende solvabiliteit, waardoor genoemde benadeelde werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en tot het aangaan van bovengenoemde schuld;
hij op of omstreeks 23 juni 2005, in Nederland, een geldbedrag van Euro 20.825,- (als op dossierpagina 1139), heeft verworven, terwijl hij wist dat genoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
hij in de periode van 1 juni 2003 tot en met 19 januari 2010 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit het duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten naast verdachte de personen [verdachte 2], [verdachte 4], [verdachte 5], [verdachte 8], [verdachte 9] en andere personen, en de rechtspersonen [bedrijf 2], [bedrijf 3], [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 6], [bedrijf 7] BV, [bedrijf 8] BV, [bedrijf 9 en [bedrijf 10] BV, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- oplichting (als in artikel 326 lid 1, SR),
- valsheid in geschrifte en/of opzettelijk gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften (als in artikel 225 lid 1 en 2, SR),
- het opzettelijk telen, bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, althans opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep (als in artikel 3, sub B en C, OW),
- witwassen (als in artikel 420bis, lid 1, sub a en b, SR).
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door een kennelijke vergissing staat in het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde:
"Rababobank" in plaats van "Rabobank"en
"werkgersverklaring" in plaats van "werkgeversverklaring" en
"potentiele" in plaats van "potentiële" en
in het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde
"[adres 3a]" in plaats van "adres 3]" en
"[bedrijf 2] bv i.o." in plaats van "[bedrijf 2] BV i.o." en
"-(bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd twee rekeningafschriften waaruit blijkt dat aan verdachte en/of diens mededader(s) loon is overgemaakt (terwijl er in het geheel geen sprake was van een dienstverband en loon) en/of genoemd taxatierapport en/of genoemd koopkontrakt" in plaats van
"- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd twee rekeningafschriften waaruit blijkt dat aan verdachte en/of diens mededaders loon is overgemaakt terwijl er in het geheel geen sprake was van een dienstverband en loon en
- bij die aanvraag aan de hypotheekverstrekker hebben overgelegd genoemd taxatierapport en genoemd koopkontrakt" en
en in het onder 2 primair tenlastegelegde:
"[bedrijf 2] bv" in plaats van "[bedrijf 2]" en
en in het onder 4 tenlastegelegde
"[bedrijf 2] BV" in plaats van "[bedrijf 2]" en
"[bedrijf 6] BV" in plaats van "[bedrijf 6]".
De rechtbank gaat telkens van het laatste uit. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank heeft (daarnaast) de overig in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het de volgende strafbare feiten op:
Onder 1 primair:
Medeplegen van oplichting
Onder 2 primair:
Medeplegen van oplichting
Onder 4:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Door het verrichten van oplichtinghandelingen, waaronder het overleggen van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, heeft hij samen met medeverdachten de Rabobank weten te bewegen tot het aangaan van hypotheekovereenkomsten en het verstrekken van financiële middelen voor de aankoop van een tweetal woningen. Daarmee heeft hij die bank op het verkeerde been gezet. Daarnaast heeft verdachte door gebruik te maken van een valse factuur het geld uit het bouwdepot dat behoorde tot de hypothecaire lening die werd gebruikt voor de aankoop van één van die woningen ten onrechte in handen gekregen.
Voormelde strafbare feiten zijn -zoals hiervoor onder de overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot feit 4 is weergegeven- gepleegd in het kader van een omvangrijk crimineel samenwerkingsverband, waarbinnen een groot aantal natuurlijke personen en bedrijven in georganiseerd verband en structureel actief zijn geweest. Door de leden van deze criminele organisatie is bewerkstelligd dat met behulp van valse werkgeversverklaringen en loonspecificaties door verschillende financiële instellingen hypothecaire leningen werden verstrekt ten behoeve van de aankoop van tientallen woningen door heel Nederland. Om de kredietwaardigheid richting die financiële instellingen te versterken werden er vanuit de bedrijven die de werkgeversverklaringen hadden verstrekt een aantal salarisbetalingen gedaan, die overigens in veel gevallen contant moesten worden opgenomen en terug worden gegeven. Ook zijn in een aantal gevallen met valse nota's gelden uit bij die leningen verstrekte bouwdepots verkregen.
Na aankoop is in bijna alle woningen een hennepkwekerij ingericht.
De leden van de organisatie hebben op deze wijze op een gewiekste en doortrapte wijze financiële instellingen om de tuin weten te leiden om hun doel - het ter beschikking krijgen van gelden om woningen te laten aankopen waarin door de organisatie vervolgens hennepkwekerijen konden worden ingericht- te bereiken.
Door dit strafbare handelen is het vertrouwen dat de financiële instellingen moeten kunnen hebben in de juistheid van de bij hen aangeleverde schriftelijke stukken ter verkrijging van een hypothecaire lening aangetast. Bovendien is er in ieder geval in een aantal gevallen bij de betrokken financiële instellingen schade ontstaan doordat de periodieke betalingen op de lening na ontdekking van de hennepkwekerij staakten en de woning moest worden verkocht.
De door leden van de organisatie aangezochte kopers van de woningen, veelal van Vietnamese afkomst, is voorgespiegeld dat zij door mee te werken het frauduleuze handelen een eigen woning zouden kunnen verkrijgen. Na de aankoop van de woning en het afsluiten van een hypothecaire lening is, in een aantal gevallen onder bedreiging met geweld vanuit de organisatie, in die woning een hennepkwekerij ingericht. Na ontdekking van de onderscheiden hennepkwekerijen stopten de gefingeerde loonbetalingen aan de kopers en bleken ze in veel gevallen niet meer in staat om aan de verplichtingen van de hypothecaire lening te voldoen en bleven ze, na verkoop van de woning, met een restschuld achter.
Er mag er van worden uitgegaan dat als de drijfveer voor de criminele activiteiten van de organisatie het financiële gewin uit hennepteelt en -handel heeft gegolden. Daar is op grote schaal door de organisatie uitvoering aan gegeven: in bijna alle aangekochte woningen is een (ontmantelde) hennepkwekerij aangetroffen. Tussen de verschillende leden van de criminele organisatie hebben een aanzienlijk aantal geldtransacties plaatsgevonden. Daarbij gaat het in een aantal gevallen om omvangrijke bedragen. Aangenomen mag worden dat deze transacties voornamelijk in relatie staan tot bedoelde hennepteelt en -handel. Algemeen bekend is dat de uit hennepplanten te verkrijgen stof niet alleen bij gebruik schadelijk is voor de
volksgezondheid, maar ook leidt tot allerlei andere vormen van criminaliteit.
Hoewel verdachte zich voor politie en justitie verborgen heeft weten te houden en hij als gevolg daarvan niet over de verwijten die de officier van justitie hem maakt is gehoord, is wel gebleken dat hij binnen de hiervoor omschreven criminele organisatie een initiërende, leidende en sturende rol heeft gespeeld. Hij heeft anderen er toe aangezet om bedrijven op hun naam te zetten. Aangenomen kan worden dat het zijn bedoeling was anderen voor zijn karretje te spannen om zodoende zelf buiten schot te blijven. Hij was het echter die het binnen die bedrijven voor het zeggen had. Zo had hij de beschikking over de bankpasjes van die bedrijven. Binnen die bedrijven zijn op zijn initiatief valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties vervaardigd. Deze valse bescheiden zijn vervolgens gebruikt om daarmee de hiervoor omschreven hypotheekfraude te plegen met als doel gelden uit hypothecaire leningen los te krijgen. Daarmee werden woningen aangekocht om daarin vervolgens hennep te telen.
De positie die verdachte heeft gehad binnen de hiervoor beschreven omvangrijke vorm van georganiseerde misdaad, waarbij slechts het geldelijke gewin uit hennepteelt en -handel voor de organisatie als drijfveer heeft gegolden, en de wijze waarop hij binnen die organisatie heeft geopereerd, brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat de door de officier van justitie gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte in het verleden vaker is veroordeeld. Ook heeft een veroordeling plaatsgevonden, nadat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd, maar die is uitgesproken voor deze berechting. Met genoemde veroordeling zal de rechtbank in het kader van artikel 63 Wetboek van Strafrecht rekening moeten houden.
De raadsman heeft aangevoerd dat in deze zaak de redelijke termijn is overschreden en dat dit dient te worden meegenomen in de uitspraak. Gelet op de omvang van het onderzoek en het dossier in de zaak Kastanje, kan de rechtbank de raadsman niet volgen in zijn standpunt dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Evenmin is het tijdsverloop zodanig onwenselijk lang geweest dat daarmee bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee gehouden dient te worden.
Nu er over de persoon van de verdachte geen feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die tot strafvermindering zouden moeten leiden, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen
47 lid 1 aanhef en onder 1, 57, 63, 140 lid 1, 326 en 420bis lid 1 aanhef en onder b van het Wetboek van Strafrecht
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt de verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.H.A. Fransen, voorzitter, L.W. Janssen en J. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van A.E. Tuinstra, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.