ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ2411

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C18-139311-PR RK 13-61
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer door verzoeker wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van mr. H.F.M. Struycken, namens verzoekers A en B. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de wrakingskamer, bestaande uit de rechters R.B.M. Keurentjes, L.H.A.M. Voncken en M.W. de Jonge. Verzoeker stelde dat de rechters niet in staat zouden zijn om een onafhankelijke beoordeling van het wrakingsverzoek te geven, en dat er sprake was van een misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een vooringenomenheid van de rechters. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Tevens werd bepaald dat een eventueel toekomstig wrakingsverzoek op dezelfde gronden niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C.H. Beuker.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 139311 / PR RK 13-61
Beslissing van 19 februari 2013
op het verzoek van
[A] en [B],
verzoekers,
advocaat: mr. H.F.M. Struycken.
1. Procesverloop
1.1. Bij brief van 15 februari 2013 heeft mr. Struycken namens verzoeker een verzoek ingediend tot wraking (hierna: het eerste wrakingsverzoek) van mr. M.J.B. Holsink, rechter in deze rechtbank, in de procedure met nummer 138420 / JE RK 13-18. Mr. Holsink heeft niet in de wraking berust.
1.2. Hierop is een wrakingskamer (hierna: de wrakingskamer) geformeerd, bestaande uit mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en M.W. de Jonge.
1.3. Bij brieven van 18 februari 2013 heeft mr. Struycken namens verzoeker de wrakingskamer gewraakt (hierna: het tweede wrakingsverzoek).
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.3. De rechtbank stelt vast dat mr. Struycken in de brief van 18 februari 2013, welke brief per fax om 18:43 uur ter griffie is ontvangen, op pagina 2 onder meer het volgende heeft geschreven:
‘Uit een en ander is gebleken dat ondanks een andere samenstelling van de rechtbank en het Gerechtshof er totaal niet is gebleken dat deze andere samenstelling tot een onafhankelijk oordeel heeft geleid. Niet verwacht kan worden dat de rechters in de wrakingskamer tot een onafhankelijke boordeling van het wrakingsverzoek zullen komen. Geen van de rechters in het hofressort Noord-Nederland noch het hofressort Den Haag zal voldoende onafhankelijk zijn in de wrakingskamer zitting te nemen’.
2.4. De rechtbank begrijpt voorgaande alinea aldus dat mr. Struycken aankondigt tot wraking over te zullen gaan van onder meer iedere rechter van de rechtbank Noord-Nederland die in de onderhavige zaak in de wrakingskamer zitting zal nemen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandig¬heden het gebruik van het instrument wraking misbruik van recht oplevert. Aldus zal het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.5. De rechtbank is voorts van oordeel dat voorgaand misbruik van recht rechtvaardigt dat voor de onderhavige procedure wordt bepaald, dat een eventuele toekomstige wraking op dezelfde grond(en) niet in behandeling zal worden genomen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de wrakingskamer,
3.2. bepaalt dat de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het tweede wrakingsverzoek,
3.3. bepaalt dat een op dezelfde grond(en) ingediend verzoek tot wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen,
3.4. beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers en
mr. Struycken.
Aldus gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mrs. L.H.A.M. Voncken en
M.W. de Jonge, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.H. Beuker en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2013.
chb