ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ2113

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
17/885437-12 VON
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeend seksueel misbruik van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een minderjarige. De rechtbank heeft overwogen dat een enkele getuigenverklaring niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte was beschuldigd van handelingen met een minderjarige, die op het moment van de vermeende misdragingen nog niet de leeftijd van twaalf jaar had bereikt. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 4 februari 2013 heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.R. Bügel.

De tenlastelegging omvatte meerdere handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd in de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 februari 2012. De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd, waarbij de verdediging aanvoerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen en dat er alternatieve verklaringen waren voor het gedrag van het slachtoffer.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van wettig bewijs en dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar waren. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd opgemerkt dat er geen beslissing kon worden genomen over de teruggave van in beslag genomen goederen, aangezien er geen computer in beslag was genomen. De uitspraak van de rechtbank luidde dat hetgeen de verdachte was ten laste gelegd niet bewezen kon worden verklaard, en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885437-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 4 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.R. Bügel, advocaat te Dronten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 februari 2012, te Lemmer, in de gemeente Lemsterland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, de penis van die [slachtoffer] aangeraakt/betast en/of die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis
laten betasten/aanraken en/of zijn duim en/of (een) (andere) vinger(s) en/of een hand in de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van ten laste gelegde.
Beoordeling van het bewijs
Door de verdediging is vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hiertoe is - kort gezegd - gemotiveerd aangevoerd dat er geen betrouwbaar wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
De rechtbank stelt vast dat de verwijten aan verdachte, zoals die in de tenlastelegging zijn verwoord, uiteindelijk allemaal zijn terug te voeren op hetgeen het slachtoffer, [slachtoffer], tegenover de politie heeft verklaard. De verdachte heeft deze verwijten ontkend. Daarmee rijst in de eerste plaats de vraag of het dossier wel voldoende wettig bewijs bevat om een veroordeling te kunnen dragen. Artikel 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt immers dat de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, niet mag baseren op de verklaring van één enkele getuige.
De officier van justitie heeft betoogd dat het opvallende gedrag van [slachtoffer], zoals het in bijzijn van anderen zitten friemelen aan of in de nabijheid van zijn geslachtsdeel en het veelvuldig handen wassen, voldoende steun biedt aan zijn verklaring, zodat in haar visie sprake is van meer bewijsmiddelen dan die ene getuigenverklaring (zij het uiteindelijk als geheel onvoldoende overtuigend).
Het valt echter geenszins uit te sluiten dat het gedrag van [slachtoffer] andere oorzaken heeft dan de vermeende seksuele handelingen die verdachte met hem zou hebben gepleegd; van een rechtstreeks, onomstotelijk verband tussen het gedrag en de vermeende handelingen is geen sprake. Het dossier biedt voor wat betreft alternatieve verklaringen voor het gedrag de nodige aanknopingspunten, bijvoorbeeld stress over de relationele verwikkelingen tussen [verdachte's] moeder, zijn biologische vader en verdachte of de (seksueel geladen) indrukken die hij heeft opgedaan bij zijn biologische vader.
De wet eist voor een veroordeling meer dan een enkele getuigenverklaring, omdat die verklaring anders niet afdoende op juistheid en betrouwbaarheid getoetst kan worden. Feiten en omstandigheden die de getuigenverklaring weliswaar kunnen ondersteunen, maar reële alternatieven nog steeds niet weerleggen, kunnen daarom niet als steunbewijs worden aangemerkt.
Reeds omdat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van wettig bewijs, dient derhalve vrijspraak voor het tenlastegelegde te volgen.
De rechtbank merkt overigens nog op dat zij, ook afgezien van het voorgaande, de nodige vraagtekens heeft bij de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd. De rechtbank wijst er in dit verband op dat hij eerder vergelijkbare beschuldigingen tegen verdachte had geuit, maar daarop destijds is teruggekomen in een gesprek met zijn moeder; dat de aard, ernst en frequentie van het gestelde misbruik aanzienlijk toeneemt naarmate vaker met [slachtoffer] wordt gesproken; en dat een aantal van de dingen die hij zegt verifieerbaar onjuist zijn of (om fysieke redenen) zeer onwaarschijnlijk. Deze vaststellingen maken dat niet goed kan worden uitgesloten dat uiteindelijk -om wat voor reden of op wat voor manier dan ook- een verhaal tot stand is gekomen dat niet met de werkelijkheid strookt.
Inbeslaggenomen goederen
De raadsman heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht te bepalen dat de computer van verdachte, die zich nog in handen van justitie bevindt, aan verdachte wordt teruggegeven.
Ingevolge artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering neemt de rechtbank in geval van vrijspraak een beslissing over de met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Uit de stukken blijkt niet dat in de onderhavige zaak een computer in beslag is genomen. De rechtbank kan derhalve geen beslissing geven omtrent teruggave van een computer aan verdachte.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2013.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.