ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ1597

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19/810357-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op munthandel in Assen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op een munthandel in Assen. De verdachte, die als chauffeur fungeerde, heeft de medeverdachten naar de locatie van de overval gebracht en hen na de overval weer opgehaald. Voor zijn rol ontving hij een paar honderd euro. Tijdens de overval werd de 77-jarige munthandelaar met een vuurwapen bedreigd, vastgebonden met tie rips en zijn mond werd met tape afgeplakt. De overval werd op professionele wijze uitgevoerd en de buit had een aanzienlijke waarde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar wel als medeplichtige, omdat hij opzettelijk heeft bijgedragen aan de overval door de medeverdachten te vervoeren en op de uitkijk te staan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte de medeplichtigheid bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en werd verplicht om een schadevergoeding van € 1.650,00 aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak is daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
Parketnummer: 19/810357-12
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 19 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
Verdachte,
geboren te *** op ***,
wonende te ***, gedetineerd in het Huis van Bewaring "Ter Apel" te
Ter Apel.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzittingen heeft plaatsgehad op 5 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. U.R. Slangenberg, advocaat te Winschoten.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Looijestijn,
officier van justitie.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 27 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) geld en/of munten en/of
siera(a)d(en) en/of een of meer (kluis)sleutel(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan (Slachtoffer) en/of Munthandel (Slachtoffer), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen (Slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)
- het pand van die (Slachtoffer) is/zijn binnengegaan en/of
- een pistool/vuurwapen op die (Slachtoffer) heeft/hebben gericht, althans in de
richting van die (Slachtoffer) heeft/hebben gehouden, althans aan die (Slachtoffer)
heeft/hebben getoond en/of
- (zogenoemde) duct tape/duck tape op de mond van die (Slachtoffer) heeft/hebben
geplakt en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (Slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "Ik wil geld en goud" en/of
- (daarbij/vervolgens) de armen van die (Slachtoffer) met (zogenoemde) tie rips/tie
wraps heeft/hebben vastgemaakt aan een of meer (stoel)leuning(en) en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (Slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "En nu de kluissleutels";
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
(Medeverdachte 1) en/of (Medeverdachte 2) en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 27 juli
2012 te Assen tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en)
geld en/of munten en/of siera(a)d(en) en/of een of meer (kluis)sleutel(s), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (Slachtoffer) en/of
Munthandel (Slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (Medeverdachte 1)
en/of die (Medeverdachte 2) en/of die ander(en) en/of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen (Slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die (Medeverdachte 1)
en/of die (Medeverdachte 2) en/of die ander(en)
- het pand van die (Slachtoffer) is/zijn binnengegaan en/of
- een pistool/vuurwapen op die (Slachtoffer) heeft/hebben gericht, althans in de
richting van die (Slachtoffer) heeft/hebben gehouden, althans aan die (Slachtoffer)
heeft/hebben getoond en/of
- (zogenoemde) duct tape/duck tape op de mond van die (Slachtoffer) heeft/hebben
geplakt en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (Slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "Ik wil geld en goud" en/of
- (daarbij/vervolgens) de armen van die (Slachtoffer) met (zogenoemde) tie rips/tie
wraps heeft/hebben vastgemaakt aan een of meer (stoel)leuning(en) en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (Slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "En nu de kluissleutels",
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 juli
2012 in de gemeente(n) Borger-Odoorn en/of Aa en Hunze en/of Assen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met die (Medeverdachte 1) en/of die (Medeverdachte 2) en/of die ander(en) vooraf (een
gedeelte van de) besprekingen te voeren over dat te plegen misdrijf en/of
- met een door hem, verdachte, bestuurde auto die (Medeverdachte 2) en of die/een andere
mededader naar het Assen te rijden/vervoeren en/of
- nabij/in de (directe) omgeving van het pand van die (Slachtoffer) op de uitkijk te
staan en/of
- tijdens het plegen van dat misdrijf (meermalen) telefonisch contact met die
(Medeverdachte 1) te hebben en/of te onderhouden en/of (op verzoek van die (Medeverdachte 1)) tegen
die (Medeverdachte 2) te zeggen dat die (Medeverdachte 2) en/of die/een andere mededader dat pand
binnen kond(en) gaan;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 27 juli 2012 te Assen, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen geld(bedrag)
voordeel heeft getrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) opzettelijk een geldbedrag in ontvangst genomen, welk geldbedrag
afkomstig was diefstal met geweld in vereniging, althans van enig misdrijf.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen. Uit de verklaringen van (Medeverdachte 1) blijkt immers dat verdachte tijdens de overval als chauffeur heeft gefungeerd. Ook verdachte zelf heeft dit verklaard. Het vervoeren van de medeverdachten naar de overval is aan te merken als medeplichtigheid.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, aangezien zijn rol niet als die van medepleger kan worden aangemerkt. Van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten was immers geen sprake. Ook van het subsidiair tenlastegelegde moet verdachte worden vrijgesproken, aangezien niet kan worden bewezen dat de opzet van verdachte gericht was op de overval. Verdachte heeft slechts als chauffeur gefungeerd en wist niet dat er een overval gepleegd ging worden.
4.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1
Op 27 juli 2012 hadden (Medeverdachte 1), (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) 's ochtends een bespreking waarbij zij hun voorgenomen overval op munthandel (Slachtoffer) te Assen in grote lijnen bespraken. Afgesproken werd dat (Medeverdachte 1) netjes gekleed bij munthandel (Slachtoffer) zou aanbellen en eenmaal binnen een vuurwapen te voorschijn zou halen om daarmee de heer (Slachtoffer) te bedreigen. Na bovengenoemde bespreking kocht (Medeverdachte 1) twee mobiele telefoons, duct tape en tie rips. Vervolgens belde (Medeverdachte 1) naar (Slachtoffer) en maakte met hem een afspraak voor diezelfde middag. De heer (Slachtoffer) werkte namelijk alleen op afspraak. Die middag troffen (Medeverdachte 1), (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) elkaar bij recreatiegebied 't Nije Hemelriekje (de rechtbank begrijpt: in de gemeente Aa en Hunze), waar zij de voorgenomen overval een laatste keer doorspraken. Ook verdachte was bij deze laatste bespreking aanwezig.2 Hij was hier samen met (Medeverdachte 2) vanuit Stadskanaal via Borger-Odoorn naartoe gereden. Verdachte zou vanuit daar Kok en (Medeverdachte 2) naar Assen brengen en hen daar ook weer ophalen.3 Verdachte zou slechts optreden als chauffeur. Hij zou daar een paar honderd euro voor krijgen. Verdachte zou niet meedoen aan de overval zelf. Hij wist wel dat er een overval gepleegd ging worden. Hij stond namelijk bij de bespreking in 't Nije Hemelriekje.4 Vanaf 't Nije Hemelriekje reed (Medeverdachte 1) alleen in een auto naar Assen. (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) reden met verdachte mee. Verdachte reed achter de auto van (Medeverdachte 1) aan naar Assen. Daar zou hij in de auto op hen blijven wachten.5 In Assen parkeerde (Medeverdachte 1) op de oprit bij Munthandel (Slachtoffer) en stapte uit. Hij had een tas bij zich met daarin de tape, tie-rips en het vuurwapen.6 (Medeverdachte 1) belde aan en werd door (Slachtoffer) binnengelaten. (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) bleven buiten staan. Verdachte zat in zijn auto, die hij verderop in de straat geparkeerd had. Eenmaal binnen gingen (Medeverdachte 1) en (Slachtoffer) allebei zitten. Vervolgens maakte (Medeverdachte 1) zijn tas open, pakte daaruit een bosje tie-rips en legde deze op de tafel. Daarna pakte (Medeverdachte 1) een vuurwapen uit zijn tas, laadde het door en richtte dit op (Slachtoffer). Hierbij zei (Medeverdachte 1): "Ik wil geld en goud". Hierna belde hij met zijn mobiele telefoon naar (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3), waarna (Medeverdachte 2) het pand binnenkwam. (Medeverdachte 3) bleef buiten staan. (Medeverdachte 2) bond (Slachtoffer) met zijn beide armen met tie-rips vast aan de leuningen van zijn stoel. Gedurende de gehele overval had (Medeverdachte 1) het vuurwapen in zijn hand en hield dit op (Slachtoffer) gericht. Volgens (Slachtoffer) zag en klonk het als een echt vuurwapen. Toen (Slachtoffer) aan zijn stoel vastgeboden zat, zei (Medeverdachte 1) tegen hem: "En nu de kluissleutels, waar zijn de kluissleutels". (Slachtoffer) zei dat ze in zijn broekzak zaten, waarop de sleutelbos uit zijn broekzak werd gepakt. Hierna plakte (Medeverdachte 2) tape op de mond van (Slachtoffer). (Medeverdachte 2) opende de kluis en stopte de inhoud van de kluis in een tas.7 Uit de kluis werden contant geld, goud en munten weggenomen.8 Hierna verlieten (Medeverdachte 1) en (Medeverdachte 2) met de tas het pand. Samen met (Medeverdachte 3) reden zij weg in de door (Medeverdachte 1) bestuurde auto.9 Verdachte werd gebeld met de vraag of hij wilde komen, zodat (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) bij hem in de auto konden stappen. Verdachte reed vervolgens achter (Medeverdachte 1) aan en even verderop sprongen (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) uit de auto van (Medeverdachte 1) en stapten in bij verdachte. Vervolgens reden zij terug naar 't Nije Hemelriekje. Later die dag kreeg verdachte ongeveer 200 euro van (Medeverdachte 2).10
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat (Medeverdachte 1), (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) zich samen schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld. Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte bij deze overval niet aangemerkt kan worden als die van medepleger. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is immers vereist dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op de uitvoering van het feit. Nu verdachte enkel als chauffeur is opgetreden, is de rechtbank van oordeel dat aan dit vereiste niet is voldaan. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank is wel van oordeel dat de rol van verdachte is aan te merken als die van een medeplichtige. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat iemand daadwerkelijk hulp heeft verleend, hetzij voorafgaand aan, hetzij tijdens het plegen van het misdrijf. Tevens moet sprake zijn van opzet, zowel op zijn eigen bijdrage als op het misdrijf dat hij ondersteunt. Voorwaardelijk opzet is hierbij voldoende. De rechtbank is van oordeel dat aan deze vereisten is voldaan. Verdachte heeft vanaf 't Nije Hemelriekje (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) naar Assen vervoerd, waar zij samen met (Medeverdachte 1) een overval gingen plegen. Verdachte heeft hiervoor een paar honderd euro gekregen. Tijdens de overval bleef verdachte in zijn auto op hen wachten en na de overval stapten (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) weer bij verdachte in de auto en werden door hem weer terug naar 't Nije Hemelriekje vervoerd. Hiermee heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de overval. De stelling van verdachte dat hij niet wist dat er een overval gepleegd ging worden, acht de rechtbank ongeloofwaardig. (Medeverdachte 1) heeft immers verklaard dat verdachte bij de bespreking van de overval aanwezig was en daardoor wist dat er een overval gepleegd ging worden. Verdachte heeft bovendien erkend dat hij bij deze bespreking aanwezig was. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan diefstal met geweld. Het subsidiair tenlastegelegde wordt dan ook bewezen.
5. Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen wat primair is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de reeds genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het hem subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(Medeverdachte 1) en (Medeverdachte 2) en een ander op 27 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen geld, munten en sieraden, toebehorende aan (Slachtoffer), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
(Slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die (Medeverdachte 1) en/of die (Medeverdachte 2)
- het pand van die (Slachtoffer) zijn binnengegaan en
- een vuurwapen op die (Slachtoffer) heeft gericht en
- duct tape op de mond van die (Slachtoffer) heeft geplakt en
- daarbij de volgende woorden tegen die (Slachtoffer) heeft gezegd: "Ik wil geld en goud" en
- vervolgens de armen van die (Slachtoffer) met tie rips heeft vastgemaakt aan stoelleuningen en
- vervolgens de volgende woorden tegen die (Slachtoffer) heeft gezegd: "En nu de kluissleutels",
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 27 juli 2012 in de gemeenten Borger-Odoorn en Aa en Hunze en Assen opzettelijk behulpzaam is geweest door met een door hem, verdachte, bestuurde auto die (Medeverdachte 2) en een andere medeverdachte naar Assen te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
7. Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld in artikel 48 j? 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Strafbaarheid
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is voorts geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Strafoplegging
9.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarden de door de Reclassering geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod.
9.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om, indien zij verdachte niet zal vrijspreken van de tenlastegelegde feiten, bij de strafoplegging rekening te houden met de ondergeschikte rol van verdachte en hem een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
9.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een overval op een munthandel in Assen, door de medeverdachten met zijn auto naar Assen te brengen en hen vanuit daar weer op te halen. Verdachte heeft hiervoor een paar honderd euro gekregen. Bij deze overval werd de munthandelaar, een 77-jarige man, met een vuurwapen bedreigd, werd hij met tie rips aan zijn stoel vastgebonden en werd zijn mond met tape afgeplakt. Gedurende de gehele overval werd het slachtoffer met het vuurwapen bedreigd. De overval werd op professionele wijze uitgevoerd en de buit had een grote waarde.
Dit is een ernstig feit. Door zijn handelen heeft verdachte, puur uit het oogpunt van geldelijk gewin, een bijdrage geleverd aan het plegen van een overval, waarbij een zeer bedreigende en angstaanjagende situatie werd gecreëerd voor het slachtoffer. Daarnaast ontstaan door dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving als geheel en worden de betrokkenen financieel geraakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Zo blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier van de munthandelaar, dat als bijlage bij het voegingsformulier van de benadeelde partij is opgenomen, dat hij na de overval haast niet meer kon slapen en last had van flashbacks. Voorts is zijn vertrouwen in mensen en zijn gevoel van veiligheid sinds de overval verdwenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 30 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet recent voor een soortgelijk strafbaar feit veroordeeld is.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de rapportage van de Reclassering d.d. 27 september 2012, waarin geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan gedragsinterventie, een contactverbod met de aangever (Slachtoffer) en de medeverdachten (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 1) en eventuele andere voorwaarden betreffende het gedrag, zoals het meewerken aan een schuldenregeling volgens de Wet Schuldsanering. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om verdachte de bovengenoemde bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ondergeschikte rol van verdachte aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
10. Vordering van de benadeelde partij
10.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van (Slachtoffer) in zijn geheel hoofdelijk zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade voor toewijzing vatbaar is. Het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade dient echter niet-ontvankelijk verklaard te worden. De beoordeling hiervan zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
10.3. Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij (Slachtoffer) heeft 16.337,71 euro aan materiële en 1.650,00 euro aan immateriële schade gevorderd.
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de immateriële schade, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. Dat gedeelte van de vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden materiële schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dat gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
12. Beslissing van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij (Slachtoffer) van de som van € 1.650,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer (Slachtoffer), een bedrag van € 1.650,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. E. Läkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2013.
1 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 359).
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 359 t/m 361).
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
7 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (Slachtoffer) (pag. 498 t/m 503), proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
8 Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van verbalisanten (pag. 505).
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 359 t/m 361).