ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ1592

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19/810342-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op munthandel en afpersing van vertegenwoordiger in goud

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen betrokken was bij een gewapende overval op een munthandel in Assen. De overval vond plaats op 27 juli 2012, waarbij de 77-jarige munthandelaar met een vuurwapen werd bedreigd, aan zijn stoel werd vastgebonden met tie rips en zijn mond met tape werd afgeplakt. De overvallers hebben een aanzienlijke hoeveelheid geld en waardevolle munten gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd door meerdere personen, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een afpersing op 8 mei 2012 in Staphorst, waarbij hij een vertegenwoordiger van goud met een groot vleesmes bedreigde en hem dwong zijn auto met waardevolle spullen af te geven. De rechtbank achtte ook dit feit bewezen en kwalificeerde het als afpersing, gepleegd door meerdere personen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van vier jaar, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt en legde een schadevergoeding op aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak is daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
Parketnummer: 19/810342-12
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 19 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
Verdachte ,
geboren te *** op ***,
wonende te ***, gedetineerd in het Huis van Bewaring "Zwolle" te Zwolle.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzittingen heeft plaatsgehad op 5 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y. Kikkert, advocaat te Assen.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Looijestijn,
officier van justitie.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) geld en/of munten en/of
siera(a)d(en) en/of een of meer (kluis)sleutel(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer) en/of Munthandel (slachtoffer), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)
- het pand van die (slachtoffer) is/zijn binnengegaan en/of
- een pistool/vuurwapen op die (slachtoffer) heeft/hebben gericht, althans in de
richting van die (slachtoffer) heeft/hebben gehouden, althans aan die (slachtoffer)
heeft/hebben getoond en/of
- (zogenoemde) duct tape/duck tape op de mond van die (slachtoffer) heeft/hebben
geplakt en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "Ik wil geld en goud" en/of
- (daarbij/vervolgens) de armen van die (slachtoffer) met (zogenoemde) tie rips/tie
wraps heeft/hebben vastgemaakt aan een of meer (stoel)leuning(en) en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "En nu de kluissleutels";
2.
hij op of omstreeks 8 mei 2012 te Staphorst, op de openbare weg, te weten de
Bergerslag, althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
(slachtoffer 2), heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (inhoudende een
koffer met daarin onder andere een geld(bedrag) en/of goud en/of zilver en/of
sieraden en/of munten en/of een (mobiele) telefoon), in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende (slachtoffer 2),
in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte en/of die mededader(s)
- een (groot) (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte
afstand en/of in de richting van die (slachtoffer 2) heeft/hebben gehouden, althans
aan die (slachtoffer 2) heeft/hebben getoond (terwijl die (slachtoffer 2) zich in een auto met
een geopend bestuurdersportier bevond) en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden tegen die (slachtoffer 2) heeft/hebben
gezegd : "Uitstappen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of die (slachtoffer 2) heeft/hebben gedwongen uit zijn auto te gaan en/of
- (vervolgens) in die auto is/zijn gegaan en/of
- (vervolgens) met die auto is/zijn weg gereden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 8 mei 2012 te Staphorst, op de openbare weg, te weten de
Bergerslag, althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een auto (inhoudende een koffer met daarin onder andere een
geld(bedrag) en/of goud en/of zilver en/of sieraden en/of munten en/of een
(mobiele) telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan (slachtoffer 2),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die (slachtoffer 2), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of die mededader(s)
- een (groot) (vlees)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op korte
afstand en/of in de richting van die (slachtoffer 2) heeft/hebben gehouden, althans
aan die (slachtoffer 2) heeft/hebben getoond (terwijl die (slachtoffer 2) zich in een auto met
een geopend bestuurdersportier bevond) en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden tegen die (slachtoffer 2) heeft/hebben
gezegd : "Uitstappen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of die (slachtoffer 2) heeft/hebben gedwongen uit zijn auto te gaan en/of
- (vervolgens) in die auto is/zijn gegaan en/of
- (vervolgens) met die auto is/zijn weg gereden.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten, mede gelet op de bekennende verklaringen van verdachte, kunnen worden bewezen.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1
Ten aanzien van feit 1
Op 27 juli 2012 hadden verdachte, (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) 's ochtends een bespreking waarbij zij hun voorgenomen overval op munthandel (slachtoffer) te Assen in grote lijnen bespraken. Afgesproken werd dat verdachte netjes gekleed bij munthandel (slachtoffer) zou aanbellen en eenmaal binnen een vuurwapen te voorschijn zou halen om daarmee de heer (slachtoffer) te bedreigen. Na bovengenoemde bespreking kocht verdachte twee mobiele telefoons, duct tape en tie rips. Vervolgens belde verdachte naar (slachtoffer) en maakte met hem een afspraak voor diezelfde middag. De heer (slachtoffer) werkte namelijk alleen op afspraak. Die middag troffen verdachte, (medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) elkaar bij recreatiegebied 't Nije Hemelriekje, waar zij de voorgenomen overval een laatste keer doorspraken. Ook (Medeverdachte 4) was daarbij aanwezig. Hij zou slechts optreden als chauffeur. Vanaf 't Nije Hemelriekje reed verdachte alleen in een auto naar Assen. (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) zaten bij (Medeverdachte 4) in de auto en reden achter verdachte aan. In Assen parkeerde verdachte op de oprit bij Munthandel (slachtoffer). Verdachte stapte uit. Hij had een tas bij zich met daarin de tape, tie-rips en het vuurwapen.2 Verdachte belde aan en werd door (slachtoffer) binnengelaten. (medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) bleven buiten staan. (Medeverdachte 4) zat in zijn auto, die hij verderop in de straat geparkeerd had. Eenmaal binnen gingen verdachte en (slachtoffer) allebei zitten. Vervolgens maakte verdachte zijn tas open, pakte daaruit een bosje tie-rips en legde deze op de tafel. Daarna pakte verdachte een vuurwapen uit zijn tas, laadde het door en richtte dit op (slachtoffer). Hierbij zei verdachte: "Ik wil geld en goud". Hierna belde hij met zijn mobiele telefoon naar (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3), waarna (Medeverdachte 2) het pand binnenkwam. (Medeverdachte 3) bleef buiten staan. (Medeverdachte 2) bond (slachtoffer) met zijn beide armen met tie-rips vast aan de leuningen van zijn stoel. Gedurende de gehele overval had verdachte het vuurwapen in zijn hand en hield dit op (slachtoffer) gericht. Volgens (slachtoffer) zag en klonk het als een echt vuurwapen. Toen (slachtoffer) aan zijn stoel vastgeboden zat, zei verdachte tegen hem: "En nu de kluissleutels, waar zijn de kluissleutels". (slachtoffer) zei dat ze in zijn broekzak zaten, waarop de sleutelbos uit zijn broekzak werd gepakt. Hierna plakte (Medeverdachte 2) tape op de mond van (slachtoffer). (Medeverdachte 2) opende de kluis en stopte de inhoud van de kluis in een tas.3 Uit de kluis werden contant geld, goud en munten weggenomen.4 Hierna verlieten verdachte en (Medeverdachte 2) met de tas het pand. Samen met (Medeverdachte 3) reden zij weg in de door verdachte bestuurde auto. (Medeverdachte 4) reed achter hen aan. Even verderop sprongen (Medeverdachte 2) en (Medeverdachte 3) uit de auto van verdachte en stapten in bij (Medeverdachte 4). Vervolgens reden zij terug naar 't Nije Hemelriekje. (Medeverdachte 3) nam vanaf daar de buit mee. Hij zou deze aan (Medeverdachte 5) geven, die de buit tegen geld zou inwisselen. 's Avonds kreeg verdachte van (Medeverdachte 5) zijn deel van de buit. Verdachte was toen bij (Getuige 1).5
Op de camerabeelden van de beveiligingcamera van (slachtoffer) waren twee overvallers te zien. Voorts was door het raam te zien dat er buiten een derde persoon stond.6 De twee overvallers werden door meerdere getuigen herkend als verdachte en (Medeverdachte 2).7
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. Het onder 1 tenlastegelegde wordt dan ook bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Op 8 mei 2012 reed (slachtoffer 2), vertegenwoordiger van goud, met de auto naar Staphorst.8 Verdachte is hem die dag met (Medeverdachte 3) achterna gereden. Zij zaten ieder in een eigen auto.9 Omstreeks 14.10 uur bezocht (slachtoffer 2) aan de Bergerslag te Staphorst een juwelier.10 Verdachte wachtte tot (slachtoffer 2) weer buiten kwam. Ondertussen kocht hij bij de visboer een visje. Toen verdachte op zijn bestelling stond te wachten, kreeg hij van (Medeverdachte 3) een telefoontje dat (slachtoffer 2) weer naar zijn auto terug ging.11 De visboer hoorde dat de telefoon van verdachte overging en dat verdachte, toen hij opnam, zei: "Nu al" en "Oké, dan kom ik eraan".12 Verdachte liep vervolgens met de zak met vis achter (slachtoffer 2) aan.13 Bij zijn auto aangekomen, zette (slachtoffer 2) zijn koffer op de bijrijderstoel en stapte in. Op het moment dat hij zijn auto wilde starten, tikte verdachte tegen het raam aan de bestuurderszijde, liet (slachtoffer 2) de tas met vis zien en vroeg hem of deze van hem was. (slachtoffer 2) opende hierop zijn portier, waarna verdachte hem een groot vleesmes toonde en met de punt hiervan in de richting van (slachtoffer 2) wees.14 Het mes was ongeveer 40 à 50 centimeter van (slachtoffer 2) verwijderd. (slachtoffer 2) voelde zich hierdoor erg bedreigd. Terwijl verdachte (slachtoffer 2) het mes liet zien, zei hij: "Uitstappen", waarop (slachtoffer 2) zijn auto uitstapte. Verdachte stapte vervolgens de auto in en reed weg. De inhoud van de koffer van (slachtoffer 2) bestond onder meer uit geld, goud, zilver, sieraden munten en een mobiele telefoon. (slachtoffer 2) deed aangifte namens zichzelf en namens de benadeelden.15 Nadat verdachte in de auto van (slachtoffer 2) was weggereden, belde hij (Medeverdachte 3), die hem drie straten verderop oppikte. Daar hevelden ze de spullen over van de auto van (slachtoffer 2) naar de auto van (Medeverdachte 3). Verdachte ging vervolgens bij (Medeverdachte 3) achterin in de auto zitten. Bij een carpoolplaats hebben verdachte en (Medeverdachte 3) de tas van (slachtoffer 2) uit de auto gegooid. Vervolgens zijn ze doorgereden naar het huis van de ouders van verdachte, waar ze de buit hebben bekeken. Even later kwam (Medeverdachte 5) daar ook naartoe. (Medeverdachte 5) en (Medeverdachte 3) namen de buit vervolgens mee. Zij zouden deze gaan verzilveren. De dag daarop kreeg verdachte zijn aandeel van de buit.16
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van (slachtoffer 2). Het onder 2 primair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de reeds genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het hem onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van feit 1
hij op 27 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, munten en sieraden, toebehorende aan (slachtoffer), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen (slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte
- het pand van die (slachtoffer) zijn binnengegaan en
- een vuurwapen op die (slachtoffer) heeft gericht en
- duct tape op de mond van die (slachtoffer) heeft geplakt en
- daarbij de volgende woorden tegen die (slachtoffer) heeft gezegd: "Ik wil geld en goud" en
- vervolgens de armen van die (slachtoffer) met tie rips heeft vastgemaakt aan stoelleuningen en
- vervolgens de volgende woorden tegen die (slachtoffer) heeft gezegd: "En nu de kluissleutels";
Ten aanzien van feit 2 primair
hij op 8 mei 2012 te Staphorst, op de openbare weg, te weten de Bergerslag, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld (slachtoffer 2) heeft gedwongen tot de afgifte van een auto met daarin een koffer met een geldbedrag, goud, zilver, sieraden, munten en een mobiele telefoon, toebehorende (slachtoffer 2), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- een groot vleesmes op korte afstand en in de richting van die (slachtoffer 2) heeft gehouden, terwijl die (slachtoffer 2) zich in een auto met een geopend bestuurdersportier bevond en
- daarbij de volgende woorden tegen die (slachtoffer 2) heeft gezegd: "Uitstappen" en aldus die (slachtoffer 2) heeft gedwongen uit zijn auto te gaan en
- vervolgens in die auto is gegaan en
- met die auto is weg gereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2 primair
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld in artikel 317 j? 312 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
7. Strafbaarheid
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is voorts geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Strafoplegging
8.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
8.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte had grote financiële problemen, was in de drugswereld verzeild geraakt en werd bedreigd. Voorts heeft hij bij de politie vrijwel direct open kaart gespeeld met betrekking tot zijn rol bij de tenlastegelegde feiten.
8.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een overval op een munthandel in Assen. Bij deze overval werd de munthandelaar, een 77-jarige man, met een vuurwapen bedreigd, werd hij met tie rips aan zijn stoel vastgebonden en werd zijn mond met tape afgeplakt. Gedurende de gehele overval werd het slachtoffer met het vuurwapen bedreigd. De overval werd op professionele wijze uitgevoerd en de buit had een grote waarde.
Voorts heeft verdachte zich op de openbare weg samen met een ander schuldig gemaakt aan een afpersing van een vertegenwoordiger in goud. Verdachte heeft het slachtoffer met een groot vleesmes bedreigd en heeft hem op die manier gedwongen zijn auto met daarin veel waardevolle spullen af te staan.
Dit zijn ernstige feiten. Verdachte en de medeverdachte(n) hebben, puur uit het oogpunt van geldelijk gewin, een zeer bedreigende en angstaanjagende situatie gecreëerd voor de slachtoffers van de overval en de afpersing. Daarnaast ontstaan door dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving als geheel en worden de betrokkenen financieel geraakt. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Zo blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier van de munthandelaar, dat als bijlage bij het voegingsformulier van de benadeelde partij is opgenomen, dat hij na de overval haast niet meer kon slapen en last had van flashbacks. Voorts is zijn vertrouwen in mensen en zijn gevoel van veiligheid sinds de overval verdwenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 30 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder voor een strafbaar feit veroordeeld is.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de brief van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie d.d. 27 augustus 2012 en de rapportage van de Reclassering d.d. 21 september 2012, waaruit blijkt dat verdachte een opleiding tot piloot heeft afgerond, maar dat het hem niet is gelukt een baan te vinden. Verdachte heeft daardoor een grote schuld opgebouwd. Door een samenloop van negatieve omstandigheden is verdachte cocaïne gaan gebruiken, waardoor zijn schuld nog groter werd. Verdachte zou bedreigd zijn door zijn dealers en voelde zich onder die omstandigheden gedwongen de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.
9. Vordering van de benadeelde partij
9.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van (slachtoffer) in zijn geheel hoofdelijk zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade voor toewijzing vatbaar is. Het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade dient echter niet-ontvankelijk verklaard te worden. De beoordeling hiervan zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
9.3. Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij (slachtoffer) heeft 16.337,71 euro aan materiële en 1.650,00 euro aan immateriële schade gevorderd.
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de immateriële schade, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. Dat gedeelte van de vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden materiële schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dat gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
10. Beslag
10.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 1 en 2 zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 3 en 4 zullen worden teruggegeven aan verdachte.
10.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
10.3. Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 1 en 2, te weten een simkaart en een stortingsbewijs, zijn onder verdachte in beslag genomen. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Retour aan verdachte
De rechtbank zal bepalen dat de voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder de nummers 3 en 4, te weten twee simkaarthoesjes, geretourneerd zullen worden aan verdachte.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 33, 33a, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
12. Beslissing van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer) van de som van € 1.650,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), een bedrag van € 1.650,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
1 1.00 STK Sim kaart
-
lag in gehuurde 17tlh8 191343
2 1.00 STK Overige onbenoembaar
-
stortingsbewijs 1889112
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
3 1.00 STK Overige onbenoembaar
-
simkaart hoesje 1889113
4 1.00 STK Overige onbenoembaar
-
simkaart hoesje (1889114)
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. E. Läkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2013.
1 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 264 t/m 269) en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 februari 2013, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
3 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (slachtoffer) (pag. 498 t/m 503), proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 264 t/m 269) en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 februari 2013, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
4 Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van verbalisanten (pag. 505).
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 264 t/m 269) en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 februari 2013, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
6 Proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden, inhoudende de verklaring van verbalisant (pag. 557 t/m 559).
7 Processen-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaringen van verbalisanten (pag. 72 t/m 74, pag. 90, pag. 91 en pag. 92).
8 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (slachtoffer 2) (pag. 667 t/m 672)
9 Processen-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaringen van verdachte (pag. 243 en pag. 270).
10 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (slachtoffer 2) (pag. 667 t/m 672).
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 245) en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 februari 2013, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
12 Proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van (Getuige 2) (pag. 696).
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 245) en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 februari 2013, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
14 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (slachtoffer 2) (pag. 667 t/m 672) en proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van verdachte (pag. 245).
15 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (slachtoffer 2) (pag. 667 t/m 672).
16 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 5 februari 2013, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.