ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ1588

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19/810346-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op munthandel met geweld en bedreiging

Op 19 februari 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een munthandel in Assen. De overval vond plaats op 27 juli 2012, waarbij de 77-jarige munthandelaar met een vuurwapen werd bedreigd, aan zijn stoel werd vastgebonden met tie rips en zijn mond met tape werd afgeplakt. De overval werd op professionele wijze uitgevoerd en de buit bestond uit contant geld, goud en munten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de munthandelaar ernstig hebben bedreigd en in een angstaanjagende situatie hebben gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en heeft hem aansprakelijk gesteld voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.650,00 aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, zodat dit deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank heeft tevens het in beslag genomen voorwerp, duct tape, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak is daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
Parketnummer: 19/810346-12
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 19 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
Verdachte,
geboren te *** op ***,
wonende te ***, gedetineerd in het Huis van Bewaring
"De Grittenborgh" te Hoogeveen.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzittingen heeft plaatsgehad op 5 februari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Looijestijn,
officier van justitie.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 27 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) geld en/of munten en/of
siera(a)d(en) en/of een of meer (kluis)sleutel(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer) en/of Munthandel (slachtoffer), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)
- het pand van die (slachtoffer) is/zijn binnengegaan en/of
- een pistool/vuurwapen op die (slachtoffer) heeft/hebben gericht, althans in de
richting van die (slachtoffer) heeft/hebben gehouden, althans aan die (slachtoffer)
heeft/hebben getoond en/of
- (zogenoemde) duct tape/duck tape op de mond van die (slachtoffer) heeft/hebben
geplakt en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "Ik wil geld en goud" en/of
- (daarbij/vervolgens) de armen van die (slachtoffer) met (zogenoemde) tie rips/tie
wraps heeft/hebben vastgemaakt aan een of meer (stoel)leuning(en) en/of
- (daarbij/vervolgens) de volgende woorden, althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking tegen die (slachtoffer) heeft/hebben geroepen en/of
gezegd: "En nu de kluissleutels".
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. Hij heeft daarbij gewezen op de verklaringen van medeverdachte (Medeverdachte 1), de herkenningen en het feit dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een tie rip waarmee het slachtoffer was vastgebonden.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde geen verweer gevoerd.
4.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.1
Op 27 juli 2012 hadden verdachte, (Medeverdachte 1) en (Medeverdachte 3) 's ochtends een bespreking waarbij zij hun voorgenomen overval op munthandel (slachtoffer) te Assen in grote lijnen bespraken. Afgesproken werd dat (Medeverdachte 1) netjes gekleed bij munthandel (slachtoffer) zou aanbellen en eenmaal binnen een vuurwapen te voorschijn zou halen om daarmee de heer (slachtoffer) te bedreigen. Na bovengenoemde bespreking kocht (Medeverdachte 1) twee mobiele telefoons, duct tape en tie rips. Vervolgens belde (Medeverdachte 1) naar (slachtoffer) en maakte met hem een afspraak voor diezelfde middag. De heer (slachtoffer) werkte namelijk alleen op afspraak. Die middag troffen verdachte, (Medeverdachte 1) en (Medeverdachte 3) elkaar bij recreatiegebied 't Nije Hemelriekje, waar zij de voorgenomen overval een laatste keer doorspraken. Ook (Medeverdachte 4) was daarbij aanwezig. (Medeverdachte 4) zou slechts optreden als chauffeur. Vanaf 't Nije Hemelriekje reed (Medeverdachte 1) alleen in een auto naar Assen. Verdachte en (Medeverdachte 3) zaten bij (Medeverdachte 4) in de auto en reden achter (Medeverdachte 1) aan. In Assen parkeerde (Medeverdachte 1) op de oprit bij Munthandel (slachtoffer) en stapte uit. Hij had een tas bij zich met daarin de tape, tie-rips en het vuurwapen.2 (Medeverdachte 1) belde aan en werd door (slachtoffer) binnengelaten. Verdachte en (Medeverdachte 3) bleven buiten staan. (Medeverdachte 4) zat in zijn auto, die hij verderop in de straat geparkeerd had. Eenmaal binnen gingen (Medeverdachte 1) en (slachtoffer) allebei zitten. Vervolgens maakte (Medeverdachte 1) zijn tas open, pakte daaruit een bosje tie-rips en legde deze op de tafel. Daarna pakte (Medeverdachte 1) een vuurwapen uit zijn tas, laadde het door en richtte dit op (slachtoffer). Hierbij zei (Medeverdachte 1): "Ik wil geld en goud". Hierna belde hij met zijn mobiele telefoon naar de verdachte en (Medeverdachte 3), waarna verdachte het pand binnenkwam. (Medeverdachte 3) bleef buiten staan. Verdachte bond (slachtoffer) met zijn beide armen met tie-rips vast aan de leuningen van zijn stoel. Gedurende de gehele overval had (Medeverdachte 1) het vuurwapen in zijn hand en hield dit op (slachtoffer) gericht. Volgens (slachtoffer) zag en klonk het als een echt vuurwapen. Toen (slachtoffer) aan zijn stoel vastgeboden zat, zei (Medeverdachte 1) tegen hem: "En nu de kluissleutels, waar zijn de kluissleutels". (slachtoffer) zei dat ze in zijn broekzak zaten, waarop de sleutelbos uit zijn broekzak werd gepakt. Hierna plakte verdachte tape op de mond van (slachtoffer). Verdachte opende de kluis en stopte de inhoud van de kluis in een tas.3 Uit de kluis werden contant geld, goud en munten weggenomen.4 Hierna verlieten (Medeverdachte 1) en verdachte met de tas het pand. Samen met (Medeverdachte 3) reden zij weg in de door (Medeverdachte 1) bestuurde auto. (Medeverdachte 4) reed achter hen aan. Even verderop sprongen verdachte en (Medeverdachte 3) uit de auto van (Medeverdachte 1) en stapten in bij (Medeverdachte 4). Vervolgens reden zij terug naar 't Nije Hemelriekje.5
Op de camerabeelden van de beveiligingcamera van (slachtoffer) waren twee overvallers te zien. Voorts was door het raam te zien dat er buiten een derde persoon stond.6 De twee overvallers werden door meerdere getuigen herkend als verdachte en (Medeverdachte 1).7
In het pand van Munthandel (slachtoffer) werd sporenonderzoek verricht. Daarbij werden onder meer tie rips aangetroffen. Op de tie-rip die op de grond lag bij de stoel waarop (slachtoffer) vastgeboden had gezeten werd een onvolledig DNA-profiel aangetroffen, dat een match opleverde met het DNA-profiel van verdachte.8
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de reeds genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, munten en sieraden, toebehorende aan (slachtoffer), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen (slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte
- het pand van die (slachtoffer) zijn binnengegaan en
- een vuurwapen op die (slachtoffer) heeft gericht en
- duct tape op de mond van die (slachtoffer) heeft geplakt en
- daarbij de volgende woorden tegen die (slachtoffer) heeft gezegd: "Ik wil geld en goud" en
- vervolgens de armen van die (slachtoffer) met tie rips heeft vastgemaakt aan stoelleuningen en
- vervolgens de volgende woorden tegen die (slachtoffer) heeft gezegd: "En nu de kluissleutels".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
7. Strafbaarheid
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is voorts geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Strafoplegging
8.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
8.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte kan niet worden aangemerkt als de organisator van de overval, maar eerder als iemand die het vuile werk moest opknappen. Dat hij hiertoe bereid was, komt door omstandigheden, waarover verdachte niet heeft willen verklaren.
8.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een overval op een munthandel in Assen. Bij deze overval werd de munthandelaar, een 77-jarige man, met een vuurwapen bedreigd, werd hij met tie rips aan zijn stoel vastgebonden en werd zijn mond met tape afgeplakt. Gedurende de gehele overval werd het slachtoffer met het vuurwapen bedreigd. De overval werd op professionele wijze uitgevoerd en de buit had een grote waarde.
Dit is een ernstig feit. Verdachte en de medeverdachten hebben, puur uit het oogpunt van geldelijk gewin, een zeer bedreigende en angstaanjagende situatie gecreëerd voor het slachtoffer van deze overval. Daarnaast ontstaan door dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving als geheel en worden de betrokkenen financieel geraakt. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Zo blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier van de munthandelaar, dat als bijlage bij het voegingsformulier van de benadeelde partij is opgenomen, dat hij na de overval haast niet meer kon slapen en last had van flashbacks. Voorts is zijn vertrouwen in mensen en zijn gevoel van veiligheid sinds de overval verdwenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 30 oktober 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.
9. Vordering van de benadeelde partij
9.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van (slachtoffer) in zijn geheel hoofdelijk zal worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade dient volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk verklaard te worden. De beoordeling hiervan zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
9.3. Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij (slachtoffer) heeft 16.337,71 euro aan materiële en 1.650,00 euro aan immateriële schade gevorderd.
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de immateriële schade, alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. Dat gedeelte van de vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden materiële schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom voor dat gedeelte van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dat gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
10. Beslag
10.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het voorwerp op de beslaglijst genoemd onder nummer 1 zal worden onttrokken aan het verkeer.
10.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
10.3. Oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
Het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten duct tape, is onder verdachte in beslag genomen. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurd verklaard.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 33, 33a en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
12. Beslissing van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer) van de som van € 1.650,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), een bedrag van € 1.650,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank verklaart verbeurd het navolgende in beslag genomen voorwerp:
1 1.00 STK Overige onbenoembaar
-
plakband (188694)
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. E. Läkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2013.
1 Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
3 Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van (slachtoffer) (pag. 498 t/m 503), proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
4 Proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van verbalisanten (pag. 505).
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1) (pag. 264 t/m 269) en een proces-verbaal van verhoor van getuige van 29 januari 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van (Medeverdachte 1).
6 Proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden, inhoudende de verklaring van verbalisant (pag. 557 t/m 559).
7 Processen-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaringen van verbalisanten (pag. 72 t/m 74, pag. 90, pag. 91 en pag. 92).
8 Een geschrift, zijnde een kopie van een niet ondertekend proces-verbaal van sporenonderzoek, inhoudende de verklaring van verbalisant (pag. 610 t/m 615) en geschrift, zijnde een kopie van een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 20 september 2012, nummer 2012.09.03.112, opgemaakt door ir. H.J.T. Janssen (pag. 643 t/m 646).