ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ0878

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C-17-121932 - HA ZA 12-273
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident vrijwaring; afwijzing van de vordering in het incident wegens gebrek aan ontstaanswaarde

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Nederland, hebben de eisers, Helvetia Schweizerische Versicherungsgesellschaft AG en [B], een vordering ingesteld tegen de gedaagde, Jachtwerf De Boarnstream B.V. De eisers vorderen betaling van schadevergoeding in verband met een constructiefout aan een motorjacht, dat door [B] was aangeschaft en verzekerd bij Helvetia. De rechtbank heeft op 6 februari 2013 uitspraak gedaan in een incident van vrijwaring, waarbij De Boarnstream verzocht om de vennootschap Schiffswerft Laboe GmbH & Co. KG en de heer [C] in vrijwaring op te roepen. De rechtbank overweegt dat voor het toewijzen van een verzoek tot oproeping in vrijwaring vereist is dat de vordering tegen de waarborg afhankelijk is van de vordering in de hoofdzaak. De rechtbank concludeert dat het verlies van de hoofdzaak geen ontstaansvoorwaarde is voor de vordering in de vrijwaring. De vordering van De Boarnstream wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet op de rolzitting voor conclusie van antwoord op 20 maart 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/121932 / HA ZA 12-273
Vonnis in incident van 6 februari 2013
in de zaak van
1. de vennootschap naar Duits recht
HELVETIA SCHWEIZERISCHE VERSICHERUNGSGESELLSCHAFT AG,
gevestigd te Frankfurt, Duitsland,
2. [B],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JACHTWERF DE BOARNSTREAM B.V.,
gevestigd te Jirnsum,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Helvetia, [B] en De Boarnstream genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2.1. In de hoofdzaak vorderen Helvetia en [B] dat De Boarnstream wordt veroordeeld tot betaling aan Helvetia van een bedrag van € 157.731,10 vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 3 juli 2012 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.785,- en aan [B] van een bedrag van € 10.365,57 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 juli 2012. Tevens vorderen Helvetia en [B] dat De Boarnstream in de kosten van de procedure wordt veroordeeld vermeerderd met wettelijke rente, indien deze niet worden voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
2.2. Helvetia en [B] hebben aan hun vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. [B] heeft een Boarncruiser 60 Retro Line 600108 (hierna: het motorjacht) van De Boarnstream gekocht en heeft het bij Helvetia verzekerd. In juli 2010 is door een constructiefout schade aan het motorjacht ontstaan doordat de machinekamer vol water is gelopen. Gezien de constructiefout is De Boarnstream tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [B] en De Boarnstream is daarom gehouden om de door Helvetia en [B] geleden schade te vergoeden.
2.3. De Boarnstream vordert in het incident dat haar wordt toegestaan om de vennootschap naar Duits recht Schiffswerft Laboe GmbH & Co. KG in vrijwaring op te roepen, gevestigd te [adres], (hierna: Laboe) en de heer [C], wonende te [plaats], Duitsland aan [adres] (hierna: [C]) in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
2.6. De Boarnstream stelt dat zij er belang bij heeft om Laboe en [C] in vrijwaring op te roepen, voor het geval zij wordt veroordeeld tot betaling van enig bedrag aan Helvetia en [B]. De Boarnstream stelt dat [C] en Laboe niet schadebeperkend hebben gehandeld en dat zij direct na het incident en zodra zij waren ingeschakeld Helvetia en [B] hadden moeten adviseren over de te nemen conserverende maatregelen en daartoe ook zelf het initiatief hadden moeten nemen. Daarnaast hebben [C] en Laboe volgens De Boarnstream onrechtmatig gehandeld doordat zij werkzaamheden hebben gefactureerd en geaccordeerd die niet daadwerkelijk zijn uitgevoerd en meer arbeidsuren in rekening hebben gebracht dan reëel is. De schade is daardoor volgens De Boarnstream onnodig en aanzienlijk verergerd.
2.7. Helvetia en [B] voeren verweer in het incident, met conclusie tot afwijzing van de incidentele vordering van De Boarnstream. Tevens vorderen Helvetia en [B] dat De Boarnstream in de kosten van het incident wordt veroordeeld.
2.8. Helvetia en [B] hebben als verweer aangevoerd dat tussen De Boarnstream, [C] en Laboe geen vrijwaringverhouding bestaat aangezien De Boarnstream geen belang bij de vrijwaring heeft en het vrijwaringincident is aangespannen om [C] en Laboe af te houden van de Duitse rechter. Volgens Helvetia en [B] heeft De Boarnstream geen regresrecht op [C] en Laboe omdat het uitgangspunt van de door De Boarnstream gestelde vrijwaringverhouding verweren zijn van De Boarnstream in de hoofdzaak. Daarnaast voeren Helvetia en [B] aan dat een rechtstreekse vordering van De Boarnstream op [C] en Laboe alleen gebaseerd kan zijn op onrechtmatig handelen van [C] en Laboe jegens De Boarnstream en dat tussen Boarnstream, [C] en Laboe Duits recht van toepassing is en algemene vermogensschade in Duitsland niet via een onrechtmatige daad verhaalbaar is. Bovendien is eventuele schade wegens het te veel in rekening brengen van arbeidstijd schade van Helvetia en niet van De Boarnstream en valt te verwachten dat [C] en Laboe in eerste instantie een onbevoegdheidincident zullen opwerpen als zij in vrijwaring zouden worden opgeroepen, aldus Helvetia en [B].
3. De beoordeling in het incident
3.1. De rechtbank stelt voorop dat voor het toewijzen van een verzoek tot oproeping in vrijwaring vereist is dat de vordering tegen de waarborg afhankelijk is van de vordering in de hoofdzaak, in die zin dat de eerstgenoemde vordering alleen toewijsbaar zal zijn, omdat in de hoofdzaak een voor de gewaarborgde ongunstig vonnis wordt gewezen. De rechtsverhouding tussen de gewaarborgde en de waarborg dient zodanig te zijn dat de waarborg gehouden is de gewaarborgde vrij te houden van (een deel van) de nadelige gevolgen van het verliezen van de hoofdzaak. Het verlies van de hoofdzaak moet kort gezegd ontstaansvoorwaarde zijn voor de vordering in de vrijwaring.
3.2. De rechtbank overweegt als volgt. De stellingen die De Boarnstream aan haar verzoek tot oproeping in vrijwaring ten grondslag heeft gelegd, inhoudende dat er niet schadebeperkend is gehandeld, vormen tevens het verweer van De Boarnstream in de hoofdzaak. Indien dit verweer in de hoofdzaak slaagt, brengt dit mee dat er een lager bedrag aan schade zal worden toegewezen dan er is gevorderd en ontstaat er géén verplichting tot vergoeding van schade door Laboe en [C]. Indien het verweer in de hoofdzaak niet slaagt, brengt dit óók mee dat Laboe en [C] niet schadeplichtig zijn jegens De Boarnstream omdat hun schadeplichtigheid is gebaseerd op het niet schadebeperkend handelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verlies van de hoofdzaak géén ontstaansvoorwaarde is voor de vordering in de vrijwaring. De incidentele vordering van De Boarnstream zal daarom worden afgewezen.
3.3. De Boarnstream zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3.3. De rechtbank zal de hoofdzaak verwijzen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst de vordering af;
4.2. veroordeelt De Boarnstream in de kosten van het incident, aan de zijde van Helvetia en [B] tot op heden begroot op € 452,- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak
4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 maart 2013 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2013.?