ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ0876

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121471 / HA ZA 12-239
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot tussenkomst niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Nederland, is op 6 februari 2013 een vonnis gewezen in een incident tot tussenkomst. De zaak betreft een vordering van [B] om als tussenkomende partij te worden toegelaten in de hoofdzaak, waarin [C] eiseres is en [A] gedaagde. [B] stelt dat hij recht en belang heeft bij de tussenkomst in de hoofdzaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat [B] nodeloos een incidentele procedure heeft gestart, aangezien hij zijn verzoek tot tussenkomst had moeten indienen in de hoofdzaak met het rolnummer 118862 / HA ZA 12-87. Hierdoor is de eiseres in de hoofdzaak, [C], niet in staat gesteld om zich over de vordering van [B] uit te laten, wat haar belangen schaadt.

De rechtbank heeft [B] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot tussenkomst en hem veroordeeld in de kosten van het incident, die zijn begroot op € 452,00 aan de zijde van [A]. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op de rol zal komen van 20 februari 2013 voor beraad van de rolrechter over het bepalen van een comparitie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.E. Biesma.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/121471 / HA ZA 12-239
Vonnis in incident tot tussenkomst van 6 februari 2013 (bij vervroeging)
in de vrijwaringszaak van
[A],
wonende te [plaats],
eiser in vrijwaring,
verweerder in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. A.J. Boonstra, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[B],
wonende te [plaats],
gedaagde in vrijwaring,
eiser in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. E.H. Elgersma, kantoorhoudende te Steenwijk.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring;
- de incidentele conclusie van antwoord;
- het vonnis in incident van de rechtbank Leeuwarden van 14 november 2012 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst in de hoofdzaak tevens conclusie van antwoord in vrijwaring van de zijde van [B];
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van de zijde van [A].
1.2. De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident tot tussenkomst.
2. Het incident en de beoordeling daarvan
2.1. [B] vordert in het incident dat hij als tussenkomende partij wordt toegelaten tot de hoofdzaak met het zaak-/ rolnummer 118862 / HA ZA 12-87 in de procedure tussen [C] (eiseres in de hoofdzaak) en [A] (gedaagde in de hoofdzaak). [B] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij recht en belang heeft bij tussenkomst in voornoemde hoofdzaak.
2.2. [A] voert verweer met conclusie tot afwijzing van de incidentele vordering van [B], dan wel tot niet-ontvankelijk verklaring van [B] in zijn vordering, met veroordeling van [B] in de kosten van het incident. [A] voert aan dat [B] - kort gezegd - onderhavig incident in de hoofdzaak had moeten opwerpen.
2.3. De rechtbank overweegt als volgt. Voorop staat dat ingevolge artikel 217 Rv een ieder die een belang heeft bij een tussen partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. In artikel 218 Rv is bepaald dat deze vordering wordt ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt opgenomen. Artikel 219 Rv geeft aan welke gegevens de conclusie moet vermelden. Het verweer van [A] slaagt in die zin dat [B] zijn opgeworpen incident tot tussenkomst had moeten opwerpen in de hoofdzaak met het zaak-/ rolnummer 118862 / HA ZA 12-87. Sprake is immers van twee afzonderlijke procedures. Nu [B] het incident heeft opgeworpen in de vrijwaringszaak heeft [C], eiseres in de hoofdzaak, zich hierop niet kunnen uitlaten en wordt zij in haar belangen geschaad. De rechtbank zal [B] dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
2.4. Nu [B] nodeloos een incidentele procedure is gestart, zal de rechtbank hem in de kosten van die procedure veroordelen. Deze kosten worden begroot op een bedrag van
EUR 452,-- aan de zijde van [A].
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. verklaart [B] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
3.2. veroordeelt [B] in de kosten van het incident, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 452,00;
in de vrijwaringszaak
3.3. bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 20 februari 2013 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie;
3.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2013.?