ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ0198

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880304-12 VON
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en afwijzing ISD-maatregel voor veelpleger in drugszaken en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft in ruil voor een laptop twee bolletjes cocaïne verstrekt aan een onbekende man. Dit was niet de eerste keer dat de verdachte met justitie in aanraking kwam; hij had eerder al meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten en drugsmisdrijven. Het openbaar ministerie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, maar de rechtbank volgde dit advies niet. De rechtbank oordeelde dat de frequentie en ernst van het criminele gedrag van de verdachte op dat moment niet voldoende waren om een ISD-maatregel op te leggen. Bovendien waren er twijfels over de naleving van de Richtlijn voor strafvordering bij veelplegers, waardoor de rechtbank de vordering van het openbaar ministerie afwees. In plaats daarvan legde de rechtbank een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een gebiedsverbod voor de omgeving van de Weaze in Leeuwarden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een gevaar voor de volksgezondheid vormt door zijn betrokkenheid bij de drugshandel en dat zijn gedrag bijdraagt aan een crimineel circuit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en eerdere mislukte hulpverleningstrajecten. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 57, 141 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880304-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 januari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R. van der Pol, advocaat te Leeuwarden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2012 te Leeuwarden opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad twee bolletjes cocaine, (ongeveer 0,17 gram), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2012 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland,
een laptop, merk Asus K73e, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die laptop wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat
het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 9 augustus 2012 te Leeuwarden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer] een duw heeft/hebben gegeven en/of een of
meermalen een klap/vuistslag gegeven in het gezicht van die [slachtoffer] en/of
waarbij die [slachtoffer] ten val kwam en/of die [slachtoffer] tegen het hoofd
heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 9 augustus 2012 te Leeuwarden met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, de Weaze, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld
bestond uit het duwen van die [slachtoffer] en/of het geven van een of meer
klappen en/of vuistslagen in het gezicht van die [slachtoffer] en/of waarbij die
[slachtoffer] ten val kwam en/of het schoppen tegen het hoofd en/of een of meer
andere lichaamsdelen van die [slachtoffer].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Beoordeling van het bewijs
De raadsman van verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de onder 1. ten laste gelegde overdracht van drugs voert de raadsman aan dat de overdracht van bolletjes cocaïne niet waarneembaar zou zijn geweest voor de verbalisanten.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit dat verbalisant [verbalisant 1] een duidelijke weergave van zijn bevindingen heeft geverbaliseerd in een proces-verbaal van bevindingen. In dit proces-verbaal van bevindingen heeft hij aangegeven dat hij tijdens een gerichte observatie door middel van een verrekijker heeft waargenomen dat verdachte twee bolletjes heeft verstrekt aan een blanke man die kort daarvoor aan verdachte een laptop overhandigde die hij uit zijn fietstas had gepakt. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verbalisant [verbalisant 1] als getuige verklaard dat hij op ongeveer 50 á 75 meter afstand met een verrekijker de overdracht waarnam. Omdat er slechts een beperkte ruimte was van waaruit geobserveerd kon worden, bediende hij alleen zowel een fotocamera als de verrekijker. Van de daadwerkelijke overdacht zijn geen foto´s gemaakt, zo heeft [verbalisant 1] verklaard, omdat hij bij het wisselen van verrekijker naar camera mogelijke handelingen anders niet zou kunnen waarnemen. De rechtbank is van oordeel dat het met een verrekijker mogelijk is van een afstand van ongeveer 75 meter de overdracht van bolletjes waar te nemen. Daarbij wordt de verklaring van [verbalisant 1] ondersteund doordat de blanke man die de bolletjes ontving kort na de overdracht is aangehouden. Hij heeft de bolletjes afgegeven aan een verbalisant. Uit de test van het NFI blijkt dat deze bolletjes cocaïne bevatten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot de onder 2. ten laste gelegde heling van de laptop heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de laptop aannam voor [naam 1] omdat deze hem had gevraagd om te kijken of de laptop beveiligd was met een wachtwoord. Niet verdachte maar [naam 1] heeft zich volgens de raadsman schuldig gemaakt aan heling. De rechtbank overweegt dat vast staat dat verdachte op de Weaze te Leeuwarden een laptop heeft aangenomen van een voor hem onbekende man en vervolgens deze laptop onder zijn jas heeft gestopt. Verdachte heeft verklaard dat hij de laptop heeft aangedaan en een bestand van een foto van een persoon zag. De rechtbank overweegt dat de hierboven omschreven omstandigheden zodanig waren dat verdachte wist dat de laptop van diefstal afkomstig was. Door de laptop aan te nemen van een voor verdachte onbekende man die de laptop in een fietstas meebracht en aan wie verdachte twee bolletjes cocaïne heeft verstrekt en vervolgens onder zijn jas te stoppen heeft verdachte de laptop voorhanden gehad terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht opzetheling van de laptop wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 3. primair ten laste gelegde. De rechtbank is, anders dan de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat de onder 3. subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat ze op basis van de videobeelden de overtuiging heeft gekregen dat verdachte een actieve rol bij het geweldsincident jegens [slachtoffer] heeft gespeeld. Verdachte heeft verklaard dat hij probeerde [medeverdachte 1] en [slachtoffer] uit elkaar te halen. Op de beelden heeft de rechtbank echter waargenomen dat verdachte als eerste een klap dan wel duw geeft aan [slachtoffer]. Vervolgens duwt verdachte [slachtoffer] nog een tweede keer. Van de-escalerend handelen, zoals verdachte zelf beweert, is derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Verdachte heeft door mee te lopen en te duwen een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. Dat verdachte niet heeft deelgenomen aan de hierna door [medeverdachte 1] gepleegde gewelddadigheden doet niet af aan een bewezenverklaring ter zake van openlijke geweldpleging. Dat [slachtoffer] verklaart dat hij zelf ook niet helemaal vrijuit gaat, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de strafbaarheid van het geweld niet af.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen1 toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit:
1. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]2, inhoudende:
Op 4 september 2012 hadden wij zicht op De Weaze en een gedeelte van het Zwitserwaltje te Leeuwarden. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag de mij bekende [verdachte] aan komen lopen. Op een gegeven moment zag ik een blanke man aan komen fietsen. De man maakte contact met [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] naar de blanke man toeliep. Ik zag dat [verdachte] een doorzichtig zakje in zijn handen hield, eenzelfde zakje als waarin wiet wordt verkocht. Ik zag dat er witte bolletjes in het zakje zaten. Ik zag dat [verdachte] een paar bolletjes uit het zakje pakte en deze aan de blanke man gaf. Ik zag dat [verdachte] daarop weg liep en de blanke man wegfietste.
Wij zagen dat de blanke man richting de Voorstreek fietste. Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb daarop het signalement en de richting doorgegeven aan collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Zij gaven om 10.55 uur door dat zij de man hadden aangehouden.
2. De verklaring van [medeverdachte 2]3, inhoudende:
Na aanhouding heb ik de bolletjes die ik heb gekocht aan jullie gegeven.
3. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]4, inhoudende:
Verdachte: [medeverdachte 2]
De door ons ontvangen partij bestond uit 2 bolletjes poeder met een netto gewicht 0,17 gram. Van het bovenstaande werd een monster getest met de MMC cocaïne/crack. De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal waarschijnlijk cocaïne bevat.
Het bovengenoemde monster wordt verzonden naar het NFI met SIN-label [nummer 1].
4. De verklaring van ing. [naam 2]5, inhoudende:
Monster [nummer 1] bevat cocaïne.
Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit:
1. De verklaring van verdachte6, inhoudende:
Ik heb op 4 september 2012 op de Weaze in Leeuwarden een laptop aangenomen van een mij onbekende man. Ik heb de laptop aangezet om te kijken of deze beveiligd was met een wachtwoord. Ik zag op de computer een bestand met een foto van een ander persoon. Ik heb de laptop, nadat ik deze weer had uitgeschakeld, onder mijn jas gestopt.
2. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]7, inhoudende:
Op 4 september 2012 hadden wij zicht op De Weaze en een gedeelte van het Zwitserswaltje te. Leeuwarden. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag de mij bekende [verdachte] aan komen lopen. Op een gegeven moment zag ik een blanke man aan komen fietsen. Ik zag dat hij op een grijze damesfiets fietste. Die fiets had halverwege het frame een gele kleur. Op de fiets zaten zwarte fietstassen. Aan het stuur zat een mandje bevestigd. De man maakte contact met [verdachte]. Ik zag dat hij en [verdachte] samen verderop gingen staan, op het Zwitserswaltje. Ik zag dat hij naar zijn fietstassen wees. Ik zag dat zij beiden in de fietstassen keken. Ik zag dat [verdachte] vervolgens naar de andere Antillianen wenkte. Zij kwamen ook kijken. Ik zag dat er een gesprek tussen de personen plaatsvond. Ik zag dat vervolgens de andere Antillianen vertrokken en dat [verdachte] met de blanke man achterbleef. Ik zag dat de man iets uit zijn fietstassen pakte. Ik zag dat de man dit aan [verdachte] gaf. Ik zag vervolgens, toen [verdachte] het voorwerp in zijn handen had, dat het een laptop was. Op de voorzijde van de laptop stond een opdruk. Volgens mij was dit het merk Asus. Ik kon dit niet goed zien. [verdachte] stopte namelijk de laptop heel snel onder zijn jas. Daarop liep hij onder de aanwezige bomen en was ik het zich een aantal seconden kwijt. Vervolgens kwam hij onder de bomen vandaan. Op dat moment zag ik dat [verdachte] weer de laptop onder zijn jas stopte. Ik zag dat [verdachte] en nog een paar Antillianen naar een woning liepen, [adres 1]. Ik zag dat [naam 1] de voordeur opende. Ik zag dat [verdachte] daarop in de opening van de deur ging staan. Ik zag dat hij de laptop onder zijn jas vandaan haalde en weglegde. Ik zag dat de blanke man zich in de buurt van [verdachte] ophield. Ik zag dat [verdachte] naar de blanke man liep. Ik zag dat [verdachte] een doorzichtig zakje in zijn handen hield, eenzelfde zakje als waarin wiet wordt verkocht. Ik zag dat er witte bolletjes in het zakje zaten. Ik zag dat [verdachte] een paar bolletjes uit het zakje pakte en deze aan de blanke man gaf. Ik zag dat [verdachte] daarop weg liep en de blanke man wegfietste.
Wij zagen dat de blanke man richting de Voorstreek fietste. Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb daarop het signalement en de richting doorgegeven aan collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Zij gaven om 10.55 uur door dat zij de man hadden aangehouden. Zij vertelden dat ze de fiets van de man voor de winkel genaamd [naam 3] hadden gezet. Wij zijn meteen naar de fiets gegaan. Wij zagen de fiets waarop de blanke man fietste voor de winkel staan. Wij controleerden daarop de fietstassen van deze fiets. Wij zagen dat er een zwartkleurige plastic zak in een van de fietstassen zat. Wij zagen dat er een laptop in de zak zat. Op het bureau hebben wij de laptop gecontroleerd. Hier bleek dat de laptop afkomstig was van een inbraak uit een woning. Bij deze inbraak waren twee laptops weggenomen.
3. De verklaring van verbalisant [verbalisant 1]8, inhoudende:
Inbeslagname om de waarheid aan de dag te brengen: Notebook Asus K73e
Met betrekking tot het onder 3. subsidiair ten laste gelegde feit:
1. De verklaring van verdachte9, inhoudende:
Ik herken mijzelf op de beelden die de rechtbank mij toont. Ik ben de persoon die om 02.27.01 op de hoek staat. De persoon die bij mij op een krukje zit is [medeverdachte 1].
Omstreeks 02.28.50 komen er een jongen en een meisje aanlopen. De jongen kwam om over de kruk te praten. Vanaf 02.29.20 begint het vechten. Ik heb de blanke jongen weggeduwd.
2. De verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 7]10, inhoudende:
Ik, [verbalisant 4], zag dat de bewoner van [adres 2] een zwelling naast zijn linkeroog had zitten. Ik, [verbalisant 7], zei tegen die persoon dat ik hem herkende van de beelden. De persoon zei dat hij degene was die geslagen en geschopt was. Hij gaf op te zijn: [slachtoffer].
3. De eigen waarneming van de rechtbank, betreffende een DVD , inhoudende camerabeelden gemaakt door camera van Stadstoezicht op de Weaze:
De rechtbank ziet dat verdachte om 02.29.21 een duw dan wel klap geeft aan [slachtoffer]. Deze maakt met zijn handen bewegingen die de rechtbank opvat als sussend. [slachtoffer] richt zich tot [medeverdachte 1], die vervolgens naar [slachtoffer] toeloopt. [slachtoffer] loopt achteruit en [medeverdachte 1] en verdachte lopen mee. De rechtbank ziet dat verdachte [slachtoffer] om 02.29.27 nogmaals een duw geeft. Daarna verdwijnen de personen uit beeld doordat de camera wegdraait. Vanaf 02.29.38 ziet de rechtbank dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] het beeld weer inlopen. Duidelijk is dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] één vuistslag in het gezicht geeft, waardoor [slachtoffer] ten val komt. De rechtbank ziet vervolgens dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] een trap geeft tegen het hoofd.
2. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]11, inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] sowieso een paar vuisten gegeven. Ik heb hem een paar vuistslagen tegen zijn kaak gegeven. Ik denk sowieso twee keer. Ik heb hem ook geschopt. Ik heb hem ergens op zijn lichaam geschopt. Na een klap ging hij onderuit en viel op de grond.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 september 2012 te Leeuwarden opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt, twee bolletjes cocaïne, ongeveer 0,17 gram, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 4 september 2012 te Leeuwarden een laptop, merk Asus K73e voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3. subsidiair
hij op 9 augustus 2012 te Leeuwarden met een ander op of aan de openbare weg, de Weaze, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het duwen van die [slachtoffer] en het geven van een of meer klappen en vuistslagen in het gezicht van die [slachtoffer] waarbij die [slachtoffer] ten val kwam en het schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
2. Opzetheling.
3. subsidiair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
- de vordering van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door, in ruil voor een laptop, twee bolletjes cocaïne te verschaffen aan een voor hem onbekende man. Verdachte wist dat deze laptop van diefstal afkomstig was. De rechtbank tilt zwaar aan dergelijke feiten. Niet alleen omdat verdovende middelen een ernstig gevaar vormen voor de volksgezondheid, maar ook omdat algemeen bekend is, en in dit geval ook is gebleken, dat de handel in drugs de instandhouding van een crimineel circuit bevordert. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Weliswaar heeft verdachte minder fors geweld gepleegd dan zijn medeverdachte, maar hij heeft door zijn gedrag wel een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bijgedragen aan een sfeer van ontremming die tot het verdere geweld heeft geleid.
Het is bepaald niet de eerste keer dat verdachte met justitie in aanraking is gekomen. Hij is al meerdere keren veroordeeld tot gevangenisstraffen voor onder meer geweldsdelicten en overtreding van de Opiumwet. Door het openbaar ministerie is verdachte aangemerkt als veelpleger.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte licht verstandelijk beperkt is en dat hij vaak impulsief, ondoordacht en onbeheerst handelt. Er is bij verdachte een totaalgebrek aan probleembesef en alle eerdere hulpverleningstrajecten en opleidingen zijn mislukt. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor gedragsbeïnvloeding binnen een ambulant kader. Een gesloten klinisch forensisch traject is volgens de reclassering het enige dat resteert, maar verdachte heeft behandeling in een klinische setting altijd geweigerd. Daarom wordt door de reclassering een ISD-maatregel geadviseerd.
De officier van justitie heeft conform het advies van de reclassering een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren gevorderd. De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in deze vordering. De rechtbank acht de frequentie, hardnekkigheid en intensiteit van het criminele gedrag van verdachte op dit moment nog niet van dien aard dat zij een ISD-maatregel aangewezen acht. Daarnaast geldt dat beginselen van behoorlijke rechtspleging eraan in de weg staan dat de rechter, die vaststelt dat een vordering om een ISD-maatregel op te leggen in strijd is gedaan met de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (de Richtlijn), niettemin een ISD-maatregel oplegt. Volgens de Richtlijn kan de ISD-maatregel alleen worden gevorderd indien verdachte is aan te merken als een stelselmatige dader. Een stelselmatige dader is een zeer actieve veelpleger die verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, die in de vijf jaren voorafgaand aan het gepleegde feit ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straf of maatregel dan wel een taakstraf, die ook ten uitvoer zijn gelegd. Een zeer actieve veelpleger is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opmaken, waarvan tenminste één in het peiljaar. In de definities van de Richtlijn wordt uitgegaan van HKS-incidenten, dat wil zeggen wegens misdrijf opgemaakte processen-verbaal, die zijn ingestuurd naar het openbaar ministerie. Een wegens misdrijf opgemaakt proces-verbaal wordt geteld als één proces-verbaal ook als het meerdere misdrijven bevat. Op het strafblad van verdachte staat bij een aantal misdrijven hetzelfde proces-verbaalnummer vermeld. Zonder nadere informatie kan de rechtbank niet vaststellen of deze misdrijven afzonderlijk meetellen bij de vaststelling of aan de Richtlijn is voldaan, of dat voor sommige misdrijven geldt dat, nu zij hetzelfde procesverbaal-nummer hebben, zij samen slechts als één proces-verbaal als bedoeld in de Richtlijn moeten worden beschouwd. Nu de rechtbank niet kan vaststellen of voldaan is aan de vereisten van de Richtlijn, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie ook om die reden afwijzen. Alles afwegend en mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarde een gebiedsverbod voor de omgeving rondom de Weaze in Leeuwarden. Het opleggen van dit gebiedsverbod acht de rechtbank van belang, teneinde te voorkomen dat verdachte weer in delictgedrag zal vervallen. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 57, 141 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 93 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaar niet zal bevinden in het 'Weaze-gebied', bestaande uit de Peperstraat vanaf de Wirdumerdijk tot en met de brug naar de Berlikumermarkt; Berlikumermarkt; Oude Oosterstraat vanaf Berlikumermarkt tot en met de kruising met de Ossekop; de Ossekop vanaf Oude Oosterstraat tot en met de kruising met het Zwitserswaltje; Zwitserswaltje; Blokhuisplein; Nieuweweg; Wirdumerpoortsdwinger en Wirdumerdijk vanaf de Willemskade tot en met de kruising Peperstraat; inclusief het volledige gebied dat door de genoemde straten en pleinen wordt omsloten.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, te weten 29 januari 2013.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M. van den Bosch en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2013.
................................................................................
1 De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer [nummer 2], gesloten op 8 november 2012.
2 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 4 september 2012, pagina 28.
3 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], d.d. 4 september 2012, pagina 41.
4 Het proces-verbaal verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], d.d. 18 september 2012, pagina 30.
5 Het schriftelijke stuk, inhoudende het Rapport identificatie van drugs en percursoren, d.d. 28 september 2012, pagina 34.
6 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting (van 15 januari 2013).
7 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 4 september 2012, pagina 28.
8 Het schriftelijke stuk, inhoudende de kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 4 september 2012, pagina 2.
9 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting (van 15 januari 2013).
10 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 7], d.d. 9 augustus 2012, pagina 71.
11 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], d.d. 26 september 2012, pagina 78.