2.6. In de 4e Nota van Inlichtingen d.d. 2 oktober 2012 is onder vraag 1 het volgende opgenomen:
“In vraag 21, 22, 24, 25 en 26 wordt door vijf (naar wij aannemen verschillende) bestekhouders gewag gemaakt van de risico’s en problematiek rondom de methodiek van
puntentoekenning betreffende het onderwerp Mark-up percentage”. Uit het aantal
vragen kunt u opmaken hoe levendig de discussie rondom dit onderwerp op dit moment in
de markt is. Voorts wordt dit gunningscriterium ook nog eens door u verdubbeld in weging
in de beantwoording van vraag 23 waarmee dit criterium grofweg éénderde van de totale
gunningscriteria is gaan uitmaken voor wat betreft perceel A, B en C. Op vraag 21, 22, 24,
25 en 26 antwoordt u: “Het is aan de Inschrijver om de hoogte van het Mark-Up
percentage te bepalen. De gevraagde prijzen dienen in realistische verhouding te staan tot
de redelijkerwijs door inschrijver te maken kosten voor levering van Hardware en daaraan
gerelateerde dienstverlening. De Aanbestedende dienst kan inschrijvingen die abnormaal
laag lijken afwijzen met inachtneming van artikel 56 lid 1 van het Bao.”
In vraag 41 wordt gevraagd wat concreet “deze realistische verhouding” is en geeft u als
antwoord dat: “uit de ingediende inschrijvingen zal blijken welke inschrijvingen
abnormaal laag blijken”.
Feitelijk is het zo dat u de bal bij de inschrijver laat liggen om te bepalen wat een
realistisch opslagpercentage is (u benoemt dit percentage als “prijs”) en niet vooraf
aangeeft wat naar uw mening een realistisch spectrum is. Hiermee is de transparantie wat
betreft de wijze van beoordelen niet geborgd. En erger nog, met uw antwoord op vraag 41
geeft u aan dat na ontvangst van de inschrijvingen zal worden bepaald (of blijken) wat
abnormaal lijkt en heeft u dus niet van te voren helder op welke wijze er beoordeeld gaat
worden.
(…)
Wij brengen u dit op deze uitgebreide wijze onder de aandacht omdat wij met aan
zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vermoeden dat dit antwoord achteraf tot discussie
gaat leiden. Ook merken wij dat deze discussies tegenwoordig steeds vaker eindigen in
juridische disputen waarbij uiteindelijk in een kort geding de rechter hier een uitspraak
over dient te doen. Dit vinden wij een zorgelijke kwestie en willen dit ten allen tijde
trachten te voorkomen, voor u zal ongetwijfeld hetzelfde gelden.
Daarom verzoeken wij u vriendelijk doch dringend om eenduidig aan te geven hoe het
criterium “Mark-up percentage” beoordeeld zal gaan worden naast de gehanteerde
rekenmethodiek. Dit om de transparantie van de gehele aanbesteding te garanderen en het
voor alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers duidelijk te maken
op welke merites zij beoordeeld zullen gaan worden. Indien u dit niet doet of kunt doen is
ons dringende advies de aanbesteding vooralsnog te staken en opnieuw in de markt te
zetten als er duidelijkheid is.
(...)
Antwoord
Met het antwoord op vraag 41 is bedoeld dat de gemeente Groningen alle inschrijvingen
zal beoordelen op het voldoen aan eis 8 (paragraaf 9.2. 1. Bestek) dit met in achtneming
van artikel 56 Bao. Onderdeel van deze beoordeling zal zijn een vergelijking met de
overige inschrijvingen. Iedere inschrijving zal echter afzonderlijk worden beoordeeld op
haar realiteitsgehalte waarbij de gemeente op voorhand geen norm zal stellen wat zij als
niet realistisch c.q. abnormaal laag beschouwd. Dit is volgens vaste jurisprudentie
overigens ook niet mogelijk.
Als een inschrijving volgens de gemeente abnormaal laag lijkt zal de gemeente conform
artikel 56 Bao de inschrijver in de gelegenheid stelten de inschrijving nader te motiveren.
Aan de hand van de motivatie zal de gemeente besluiten of de betreffende Inschrijving
wordt afgewezen.”