ECLI:NL:RBNNE:2013:8398

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
C/18/13422 / FA RK 12-1186
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van een minderjarige door de biologische vader

In deze zaak verzoekt de biologische vader de rechtbank om de erkenning van zijn minderjarige dochter door de huidige partner van de moeder te vernietigen. De rechtbank heeft op 12 november 2013 uitspraak gedaan in deze kwestie. De biologische vader stelt dat hij niet tot de in artikel 1:205 BW opgesomde personen behoort die de erkenning kunnen aanvechten. De rechtbank oordeelt dat de biologische vader niet kan verzoeken om vernietiging van de erkenning, omdat hij niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank overweegt dat de moeder niet met het oogmerk de belangen van de biologische vader te schaden, toestemming heeft gegeven voor de erkenning door haar nieuwe partner. De rechtbank wijst het verzoek van de biologische vader af en bevestigt dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige behoudt. De omgangsregeling tussen de minderjarige en haar biologische vader wordt vastgesteld op één weekend per veertien dagen, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

Sector Civielrecht
Meervoudige kamer
zaaknrs.: 133704 / FA RK 12-975 en 134222 / FA RK 12-1186
beschikking d.d. 12 november 2013
in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [adres] ,
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H.M. Mourik,
en

[verweerster] ,

wonende te [adres] ,
verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.B. Flooren.
De rechtbank heeft als belanghebbende aangemerkt:
[naam], hierna te noemen [belanghebbende] ,
wonende te [adres] .

PROCESVERLOOP

De rechtbank heeft op 18 september 2012 een tussenbeschikking gegeven.
Naar aanleiding van voornoemde beschikking heeft de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), regio Noord Nederland, locatie Groningen op 29 januari 2013 rapport en advies uitgebracht.
Nadien hebben partijen diverse keren om uitstel van behandeling ter zitting verzocht.
De rechtbank heeft de verzoeken met betrekking tot de erkenning en het gezag (reg.nr. 13422/FA RK 12-1186) en met betrekking tot een omgangsregeling (reg.nr. 133704/ FA RK 12-975) gevoegd behandeld ter zitting met gesloten deuren van 16 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen bijgestaan door hun advocaten, mr. Bolt, bijzondere curator, de heer [naam] en de heer [naam] , namens de Raad.

RECHTSOVERWEGINGEN

Vaststaande feiten
In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
  • partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad,
  • uit deze relatie is geboren de minderjarige
  • de vrouw is belast met het gezag over de minderjarige;
  • de minderjarige woont bij de vrouw;
  • de minderjarige is op 25 mei 2011 erkend door [belanghebbende] , waarbij zij de achternaam [naam] heeft gekregen.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij beschikking d.d. 18 september 2012.
De rechtbank heeft hierbij iedere beslissing aangehouden. Voorts is overwogen dat de rechtbank ervan uit gaat dat gedurende het raadsonderzoek partijen de omgangsregeling zoals bepaald bij vonnis in kort geding stipt zullen nakomen.
Advies van de Raad
Ten aanzien van de erkenning
De Raad heeft niet de indruk dat moeder in de totstandkoming van de erkenning van [de minderjarige] door haar huidige partner misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid. De moeder heeft met de erkenning door de huidige partner niet moedwillig getracht om de vader buiten spel te zetten. De Raad is van mening dat de totstandkoming van de erkenning door de huidige partner van de moeder in lijn is met de wijze waarop de relatie van de ouders is verlopen. Moeder heeft de zorg en opvoeding van [de minderjarige] grotendeels alleen gedragen. Het lukte haar niet om de vader het belang van de erkenning te laten inzien c.q. te bewegen om [de minderjarige] daadwerkelijk te erkennen. De communicatie tussen de ouders verliep niet goed. Na het eindigen van de relatie met de man kreeg de vrouw een nieuwe partner. Deze was niet alleen bereid een verbintenis met haar aan te gaan maar ook met [de minderjarige] . Het is om deze reden dat de vrouw er voor koos om [de minderjarige] door haar nieuwe partner te laten erkennen. Het feit dat de moeder de vader hier niet over heeft ingelicht is volgens de Raad te wijten aan de verstoorde communicatie tussen de ouders.
[de minderjarige] is een kind van de vrouw en de man. Zowel de kinderen als de ouders hebben het recht een familierechterlijke betrekking te hebben met elkaar en de Raad ziet in het onderhavige geval geen reden om voorbij te gaan aan dit recht van zowel [de minderjarige] als de biologische vader. De Raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij door haar vader wordt erkend.
Ten aanzien van het gezag
De Raad acht het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat de moeder het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] houdt. Moeder is sinds de geboorte van [de minderjarige] hoofdopvoeder geweest en [de minderjarige] groeit sinds bijna twee jaren op in het gezin van moeder en de juridische vader. De relatie tussen de (biologische) ouders van [de minderjarige] en hun nieuwe partners is verstoord en er is dusdanig beperkt perspectief op verbetering, dat een gezamenlijke uitoefening van het gezag naar de mening van de Raad niet mogelijk is. Het risico van conflicten en oplopende spanningen acht de Raad reëel aanwezig met als gevolg dat [de minderjarige] klem en verloren zal raken.
Ten aanzien van de contactregeling
De ouders hebben, ondanks de verstoorde relatie, uitvoering kunnen geven aan de contactregeling tussen [de minderjarige] en haar vader.
Het is in [de minderjarige] belang om contact te hebben met haar beide ouders. In de huidige situatie groeit [de minderjarige] op in de gezinssituatie bij de moeder en de juridische vader en zij gaat om het weekeinde naar haar biologische vader. De ouders zijn in staat om afspraken te maken en uitvoering te geven aan de door de rechtbank vastgestelde contactregeling. [de minderjarige] reageert goed op de huidige contactregeling en zij lijkt zich onbelast en vrij gemakkelijk te kunnen bewegen tussen de twee gezinssystemen. De Raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat de nu lopende regeling wordt voortgezet. Dit wil zeggen: [de minderjarige] brengt om de week een weekend door met de vader, waarbij zij op vrijdagmiddag door de vader wordt opgehaald en op zondagmiddag weer door hem wordt teruggebracht. Daarnaast zal [de minderjarige] de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader doorbrengen.
Standpunt van de vrouw
erkenning
De Raad komt tot de conclusie dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de vrouw om de stiefvader [de minderjarige] te laten erkennen. Dit standpunt deelt de vrouw. De Hoge Raad heeft ter zake deze bevoegdheid op 12 november 2004 uitspraak gedaan. De man is er mee bekend dat hij de biologische vader is. Volgens de uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden-Arnhem van 12 februari 2013 ligt de bewijslast dat de vrouw de intentie heeft gehad de belangen van de man te schaden, bij de man. De vrouw heeft vanaf de geboorte van [de minderjarige] de man gedurende twee jaar de gelegenheid gegeven om zijn dochter te erkennen. De vrouw vond dat erg belangrijk. De man bleek echter niet hiertoe bereid en was halsstarrig in zijn weigering. Er bestaan volgens de vrouw thans dan ook geen gegronde redenen voor een vernietiging van de huidige erkenning van [de minderjarige] .
Later, toen de vrouw zwanger werd van haar tweede kind heeft zij bij de erkenning van dit kind door de biologische vader, [belanghebbende] , deze man, de stiefvader van [de minderjarige] , toestemming verleend om ook [de minderjarige] te erkennen. Beide kinderen hebben hierdoor nu ook dezelfde achternaam. De heer [naam] is een jeugdvriend van moeder en zij kennen elkaar al heel lang.
omgangsregeling
De communicatie tussen partijen is verre van optimaal. De omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de man verloopt zeer onregelmatig. De manier waarop de omgangsregeling verloopt leidt tot veel spanningen tussen partijen. De vrouw vindt een omgangsregeling van 1 maal per 4 weken voldoende. De vrouw is vanwege haar beperkte financiële mogelijkheden niet in staat om [de minderjarige] bij de man op te halen. De vrouw voelt niets voor mediation.
gezag
Voor wat betreft het verzoek van de man om samen met de vrouw belast te worden met het gezag verwijst de vrouw naar het rapport van de Raad.
Standpunt van de man
erkenning
Namens de man is aangevoerd dat de situatie als geschetst in de uitspraak van de Hoge Raad in het onderhavige geval niet van toepassing is. Er is sprake van misbruik van bevoegdheid door de vrouw. Kort na beëindiging van de relatie tussen partijen heeft de vrouw [de minderjarige] door haar stiefvader laten erkennen. De man had gedurende de relatie tussen partijen geen geld om [de minderjarige] te erkennen. Dit zou destijds, omdat de man van Duitse komaf is, vele euro’s gekost hebben. Dat is tegenwoordig niet meer het geval.
omgangsregeling
De man heeft van het begin af aan getracht om omgang te hebben met zijn dochter. Hij heeft haar, voor zover dat voor hem financieel haalbaar was, iedere twee weken gehaald en gebracht. De man heeft een periode geen werk en geen geld gehad. Hij heeft zijn situatie aan de vrouw uitgelegd. Partijen kunnen elk deels halen en brengen zodat de kosten tussen partijen gedeeld worden.
De man wil graag één keer per veertien dagen gedurende een weekend omgang met [de minderjarige] , alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen. De man heeft weer werk en is bereid haar op te halen en weer terug te brengen.
Standpunt van de bijzondere curator
De bijzondere curator is van mening dat het geschil voor wat betreft de erkenning van [de minderjarige] beperkt moet blijven tot het belang van [de minderjarige] . Er is in deze zaak sprake van juridische complicaties. Het is belangrijk dat [de minderjarige] omgang heeft met haar biologische vader en dat deze omgang soepel verloopt. De beide ouders dienen zich te houden aan gemaakte afspraken. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat zij haar biologische vader kent en dat zij contact met hem heeft.
Beoordeling
Met betrekking tot de erkenning
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de relatie tussen hen op 24 november 2008 [de minderjarige] is geboren en dat de man aldus de verwekker van [de minderjarige] is. Evenmin is in geschil dat de relatie begin 2011 is geëindigd.
[de minderjarige] is op 25 mei 2011 door [belanghebbende] , destijds haar stiefvader, erkend en zij heeft diens achternaam gekregen.
De man heeft onder meer verzocht de erkenning door [belanghebbende] te vernietigen en hem als biologische vader vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige] te verlenen.
Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
De man behoort als verwekker van [de minderjarige] niet tot de in art. 1:205 BW limitatief
opgesomde personen die vernietiging van de erkenning kunnen verzoeken. Ook al heeft de wetgever onder ogen gezien dat de situatie zich kan voordoen dat de verwekker die het kind wil erkennen, zich geconfronteerd ziet met het feit dat het kind inmiddels met toestemming van de moeder door een andere man is erkend, heeft de wetgever ervoor gekozen om de verwekker niet op te nemen in de opsomming. De wetgever heeft een regeling willen geven die voorkomt dat een eenmaal met toestemming van de moeder tot stand gekomen erkenning gemakkelijk kan worden aangetast, waardoor de juridische status van het kind wordt aangevochten. De wetgever heeft daarop - afgezien van het geval dat het kind zelf de erkenning wil aantasten - slechts een beperkte uitzondering willen maken. Er zijn daarbij twee situaties mogelijk.
Uit de parlementaire geschiedenis moet worden afgeleid dat de wetgever het mogelijk heeft geacht dat de verwekker in een situatie waarin hij vervangende toestemming tot de erkenning heeft kunnen vragen maar zulks heeft nagelaten, met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantast indien door de moeder toestemming tot erkenning aan een niet-verwekker is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden.
Een verwekker heeft ook de mogelijkheid de vernietiging van de erkenning door een ander dan de verwekker te verzoeken indien de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, bijvoorbeeld omdat hem niet bekend was dat hij de verwekker van het betrokken kind is.
De rechtbank overweegt dat deze laatste situatie zich niet voordoet en ook niet bestreden is door partijen.
Thans is de vraag aan de orde of de vrouw misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt door haar toestemming tot erkenning te geven aan [belanghebbende] - de niet-verwekker - met daarbij slechts het oogmerk de belangen van de man - de verwekker - te schaden. Dit is een strikt criterium en de bewijslast ter zake ligt bij de man.
De rechtbank acht het in dit geval niet aannemelijk geworden dat de vrouw de toestemming tot erkenning aan [belanghebbende] heeft gegeven met enkel het oogmerk de belangen van de man te schaden.
De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Niet in geschil is dat de man en de vrouw een relatie hebben gehad. Uit deze relatie is op 24 november 2008 [de minderjarige] geboren. De man heeft aangifte van haar geboorte gedaan. Begin 2011 is de relatie beëindigd. Vaststaat dat partijen ten tijde van hun relatie gesproken hebben over de erkenning door de man van [de minderjarige] . Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat zij diverse malen heeft aangedrongen op erkenning door de man van [de minderjarige] . De man heeft dit niet weersproken maar heeft gesteld dat hij niet over voldoende financiële middelen beschikte om tot erkenning van [de minderjarige] over te gaan. Wat daar ook van zij, duidelijk is dat de man om hem moverende redenen ten tijde van de relatie met de vrouw niet tot erkenning van [de minderjarige] is overgegaan, ondanks het feit dat de vrouw daaraan zonder meer haar toestemming wilde verlenen, hetgeen door de man evenmin is weersproken.
Na het verbreken van de relatie met de man is de vrouw gaan samenwonen met [belanghebbende] . Nadat zij zwanger is geraakt van [belanghebbende] heeft zij hem toestemming verleend het nog ongeboren kind te erkennen. Dit moment was voor haar tevens aanleiding om [belanghebbende] toestemming te verlenen om [de minderjarige] te erkennen. Er is voor gekozen beide kinderen de achternaam “ [naam] ” te geven, nu zij samen deel uitmaken van hetzelfde gezin.
De man heeft aangevoerd dat de vrouw, kort nadat zij hem had verlaten, [de minderjarige] door [belanghebbende] heeft laten erkennen om de man buiten spel te zetten en dat hierdoor sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van de vrouw. Bovendien, zo heeft de man gesteld, heeft de vrouw hem niet op de hoogte gebracht van het feit dat zij [de minderjarige] door [belanghebbende] zou laten erkennen.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de man is gesteld, zoals hiervoor is vermeld, onvoldoende is om hieruit de conclusie te trekken dat de vrouw ten tijde van het geven van de toestemming aan [belanghebbende] hiermee de belangen van de man bewust heeft willen schaden. Immers de vrouw heeft de man ruim voldoende in de gelegenheid gesteld [de minderjarige] te erkennen, waarvan de man geen gebruik heeft gemaakt, zodat zij ten tijde van de erkenning door [belanghebbende] er van uit mocht gaan dat de man zeker na het uiteengaan, niet meer tot erkenning van [de minderjarige] zou overgaan.
De rechtbank is er dan ook niet van overtuigd geraakt dat de vrouw de toestemming tot erkenning heeft gegeven met uitsluitend het doel de belangen van de man te schaden. Het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door [belanghebbende] dient derhalve afgewezen te worden.
Hierdoor komt de rechtbank niet meer toe aan hetgeen overigens ter zake de erkenning door de man is verzocht.
Het gezag
De vrouw heeft alleen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont sinds twee jaar in gezinsverband met de vrouw en [belanghebbende] . De man en de vrouw zijn niet in staat tot enige communicatie en voor zover er al sprake is van communicatie dan verloopt deze zeer moeizaam.
Bij het hebben van gezamenlijk gezag is het zeer wel denkbaar dat de conflicten tussen partijen nog verder zullen oplopen. Het is niet in het belang van [de minderjarige] om partijen samen met het gezag te belasten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verzoek van de man tot het hebben van gezamenlijk gezag met de vrouw dient te worden afgewezen.
De omgangsregeling
Het is in het belang van [de minderjarige] dat zij omgang blijft houden met haar biologische vader, hetgeen overigens door de vrouw niet wordt betwist.
De rechtbank ziet geen aanleiding de frequentie in de omgang, zoals door de vrouw ter zitting is verzocht, terug te brengen. Immers, de man heeft duidelijk uiteengezet waarom hij gedurende de afgelopen periode niet in staat is geweest om de afstand Dinxperlo-Zuurdijk, vice versa, gedurende het omgangsweekend af te leggen. De man had geen werk en was financieel daartoe niet in staat.
De rechtbank heeft geen reden om aan het vorenstaande te twijfelen. Ook de vrouw lijkt vanwege beperkte financiële middelen niet in staat om de man tegemoet te komen door bijvoorbeeld de helft van de afstand voor haar rekening te nemen opdat de omgang tussen de man en [de minderjarige] doorgang kan vinden. Dit is overigens alleszins redelijk te achten.
Ter zitting heeft de man verklaard dat hij thans financieel weer in staat is [de minderjarige] te halen en te brengen zodat de omgang van een weekend per veertien dagen weer mogelijk is.
Gelet op het standpunt van de Raad met betrekking tot de omgang tussen de man en [de minderjarige] alsmede gelet op het feit dat de vrouw geen bezwaren heeft tegen omgang met de man zal de rechtbank een omgangsregeling vaststellen van één weekend per veertien dagen van vrijdag na schooltijd tot zondag 17.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
De rechtbank zal, nu het een familierechtelijke procedure betreft, de proceskosten compenseren als hierna is vermeld.

BESLISSING

stelt de volgende omgangsregeling vast:
de man is gerechtigd de minderjarige [naam] een weekend per veertien dagen van vrijdag na schooltijd tot zondag 17.00 uur bij zich te ontvangen, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te regelen; de man haalt [de minderjarige] op en brengt haar terug bij de vrouw;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] door [belanghebbende] af;
wijst het verzoek van de man tot het hebben van gezamenlijk gezag met de vrouw over voornoemde minderjarige af;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs W.P. Claus (voorzitter), K.R. Bosker en J.H.H.M. Dorscheidt, en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van 12 november 2013, in aanwezigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.