ECLI:NL:RBNNE:2013:8393

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
C/19/92866 / HA ZA 12-140
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een procedure tussen een Nederlandse leverancier en een Saoedi-Arabische onderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [eiseres] B.V., een Nederlandse leverancier van gemodificeerd aardappelzetmeel, en de Saoedi-Arabische onderneming Saudi Aramco. De rechtbank werd gevraagd om kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres] tegen Saudi Aramco, die zonder bekend vestigingsadres in Nederland was. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen, omdat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet was vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] over de rechtsmacht beoordeeld, waaronder het forum contractus, forum delicti, forum necessitatis en forum arresti. De rechtbank concludeerde dat er geen directe contractuele relatie bestond tussen [eiseres] en Saudi Aramco, en dat de levering van aardappelzetmeel in Saoedi-Arabië plaatsvond, waardoor de Nederlandse rechter niet bevoegd was. De rechtbank heeft ook de vordering tot voorlopige voorziening en het verzoek tot tussentijds appel afgewezen. Uiteindelijk werd [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Saudi Aramco werden begroot op € 4.751,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/92866 / HA ZA 12-140
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 3 juli 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden,
tegen
vennootschap naar het recht van Saoedi-Arabië
SAUDI ARAMCO,
zonder bekende vestigings- of kantooradres binnen Nederland,
gevestigd te Dhahran, Saoedi-Arabië,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.C. Vas Nunes te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Saudi Aramco genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 februari 2012;
  • de akte overlegging producties van [eiseres] van 23 mei 2012;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens voorwaardelijke vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening van Saudi Aramco van 4 juli 2012;
  • de conclusie van antwoord in het incident van [eiseres] van 1 augustus 2012;
  • de akte uitlaten producties van Saudi Aramco van 22 augustus 2012;
  • de verkort proces-verbaal van de zitting (pleidooi) en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitaantekeningen van 18 december 2012;
  • de bij de stukken gevoegde en overigens ingebrachte producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Friesland en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
in het incident en in de hoofdzaak

2.De feiten

[eiseres] produceert en levert gemodificeerd aardappelzetmeel, dat gebruikt wordt bij het boren naar olie.
Saudi Aramco is een oliemaatschappij naar het recht van Saoedi-Arabië en gebruikt dat aardappelzetmeel bij het boren naar olie.
in de hoofdzaak voorts

3.De vordering

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primairSaudi Aramco zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 3.024.000,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel
6:119a BW vanaf 10 oktober 2008, althans vanaf de dag de dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
2.
subsidiairSaudi Aramco zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.500.000,00, althans een door de rechtbank in goed justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 10 oktober 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
3.
meer subsidiairSaudi Aramco zal veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
4. Saudi Aramco zal veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de kosten van het op 5 januari 2012 onder ABN AMRO N.V., Coöperatieve Rabobank Den Haag en omgeving U.A. ‘s-Gravenhage en
Aramco Overseas Company B.V. gelegde derdenbeslag;
5. Saudi Aramco zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Saudi Aramco tot levering van aardappelzetmeel gedurende de periode 2007 - 2012.
[eiseres] stelt dat Saudi Aramco die overeenkomst plotseling en zonder goede reden en zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn heeft opgezegd. [eiseres] vordert primair nakoming, subsidiair schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkoming in de nakoming dan wel op grond van onrechtmatige daad.

4.Het verweer

Saudi Aramco heeft terzake verweer gevoerd. De rechtbank zal daarop bij de bespreking van de vordering zonodig nader ingaan.
in het incident voorts

5.De exceptie van onbevoegdheid

Saudi Aramco heeft aangevoerd dat de Nederlandse rechter op geen van de door [eiseres] aangevoerde gronden rechtsmacht heeft. De rechtbank dient zich dan ook onbevoegd te verklaren kennis te nemen van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

6.Het verweer

[eiseres] heeft terzake verweer gevoerd. De rechtbank zal daarop zonodig nader ingaan bij de bespreking van het exceptief verweer.

7.De beoordeling

7.1.
[eiseres] heeft een viertal gronden aangevoerd, op basis waarvan zij stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft van de vorderingen kennis te nemen.
Saudi Aramco heeft die gronden alle gemotiveerd betwist.
De rechtbank zal die gronden achtereenvolgens bespreken.
Het forum contractus (artikel 6 onder a Rv.)
7.2.
Volgens dit artikel heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis of het verzoek ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.
7.3.
[eiseres] stelt in dit kader het volgende.
Uit hoofde van een samenwerking met Saudi Aramco heeft [eiseres] jarenlang gemodificeerd aardappelzetmeel aan Aramco geleverd ten behoeve van olieboringen. In de periode 2001 tot 2007 verliep deze samenwerking goed en [eiseres] heeft in totaal 6.000 tot 7.000 ton per jaar aan Saudi Aramco geleverd. Evenals in 2001 schreef Saudi Aramco in 2007 een nieuwe tender uit. Uit hoofde van deze tender procedure is [eiseres] aangebleven als leverancier voor de komende vijf jaren, te weten 2007 tot 2012.
Dat deze samenwerking heeft geleid tot een overeenkomst tussen partijen blijkt onder meer uit het feit dat [eiseres] na 8 mei 2007 daadwerkelijk aardappelzetmeel aan Saudi Aramco is blijven leveren.
Het enkele feit dat Saudi Aramco door middel van Saoedi-Arabische tussenpersonen, in casu RTE en AOC, overeenkomsten sluit met [eiseres] maakt niet dat er tussen [eiseres] en Saudi Aramco geen overeenkomst tot levering van aardappelzetmeel tot stand is gekomen. Saudi Aramco houdt immers zelf volledig de regie over de handelingen van de Saoedi-Arabische tussenpersonen. Deze tussenpersonen fungeren enkel en alleen als contactpersoon naar [eiseres].
Het feit dat er sprake was van een overeenkomst met Saudi Aramco blijkt ook uit:
- de facturen die [eiseres] altijd rechtstreeks naar Saudi Aramco stuurde;
- de inkooporders die door zowel RTE als AOC naar [eiseres] werden gestuurd en waarin duidelijk staat vermeld dat de materialen die [eiseres] produceert bedoeld zijn voor Saudi Aramco;
- het feit dat [eiseres] de hoeveelheden aardappelzetmeel altijd direct naar
Saudi Aramco in Saoedi-Arabië heeft gestuurd;
- uit de biedingsinstructies die [eiseres] - via zowel RTE als AOC - van
Saudi Aramco ontving
- uit de brochure “Doing Business With Saudi Aramco Materials Supply”, die [eiseres], zowel via RTE als via AOC van Saudi Aramco heeft ontvangen
- de diverse e-mailcorrespondentie tussen [eiseres] en Aramco.
- RTE en AOC traden slechts op als handelsagent in opdracht van en voor rekening van Saudi Aramco.
Aan het vereiste dat de verbintenis die aan het verzoek ten grondslag ligt in Nederland is uitgevoerd dan wel in Nederland moet worden uitgevoerd is voldaan, nu [eiseres] het aardappelzetmeel fabriceert in haar fabriek in Nederland.
7.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
Saudi Aramco wijst er op dat [eiseres] in de dagvaarding meldt dat Saudi Aramco niet zelfstandig overeenkomsten tot levering van producten met buitenlandse partijen sluit. De rechtbank constateert op grond van deze uitlating dat [eiseres] erkent dat zij geen rechtstreekse contractuele band heeft met Saudi Aramco, doch contracten heeft gesloten met RTE en/of AOC tot levering van aardappelzetmeel.
Hetgeen overigens door [eiseres] is gesteld brengt de rechtbank niet tot conclusie dat er sprake is (geweest) van een overeenkomst tussen [eiseres] en Saudi Aramco. Het feit dat RWE en/of AOC aardappelzetmeel inkopen teneinde dit door te leveren aan Saudi Aramco maakt dit niet anders. Het is uiteraard vanzelfsprekend dat Saudi Aramco instructies geeft omtrent het door beide rechtspersonen in te kopen product. Ook de stelling, indien juist, dat het product naar Saudi Aramco werd gestuurd evenals de factuur, maakt niet dat geconcludeerd moet worden tot een overeenkomst tussen partijen.
De stelling dat RTE en/of AOC als handelsagent voor Saudi Aramco zouden fungeren wordt door [eiseres] niet nader concreet onderbouwd.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [eiseres] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een overeenkomst heeft met Saudi Aramco. Voorzover [eiseres] heeft willen betogen dat de door haar gestelde overeenkomst in Nederland moet worden uitgevoerd, wijst de rechtbank erop dat ter zitting onweersproken is aangegeven dat levering in Saudi Arabië plaatsvindt en niet “af-fabriek”.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het beroep op artikel 6 onder a Rv. niet opgaat.
Het forum delicti (artikel 6 onder e Rv)
7.5.
Dit artikel bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
7.6.
[eiseres] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het onrechtmatige handelen van Saudi Aramco louter is gelegen in onrechtmatige opzegging van de gestelde overeenkomst door Saudi Aramco.
7.7.
De rechtbank verwerpt het beroep op deze bevoegdheidsgrond, nu in het bovenstaande in het kader van het bevoegdheidsincident niet is aanvaard dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen. Logischerwijs kan dan ook geen sprake zijn van opzeggen van een overeenkomst.
Voor het geval [eiseres] wil betogen dat ook buiten dat sprake is van onrechtmatig handelen, overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat [eiseres] ten gevolge van het handelen van Saudi Aramco vermogensschade lijdt, volgens vaste en ook voor de onderhavige zaak richtinggevende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie inzake artikel 5 lid 3 EEX-Vo, hier te lande geen rechtsmacht schept.
Het forum necessitatis (artikel 9 onder c Rv.)
7.8.
Dit artikel bepaalt dat aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt indien de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden en het onaanvaardbaar is van de eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van een rechter van een vreemde staat onderwerpt.
[eiseres] stelt dat aan de eerste voorwaarde is voldaan omdat [eiseres] een Nederlandse onderneming is die in Nederland is gevestigd en de productie van het aardappelzetmeel voor Aramco plaats vind in Nederland.
Voorts stelt [eiseres] dat ook voldaan is aan de tweede voorwaarde. [eiseres] wijst er op dat het recht van Saoedi-Arabië in overeenstemming dient te zijn met de Sharia, de rechters recht dienen te spreken in overeenstemming met de Sharia en het overheidsapparaat deel neemt in de rechtsprekende organisatie. Er kan dan ook geenszins sprake zijn van een waarborging van een onafhankelijke behoorlijke rechtsgang voor een westerse onderneming welke niet bekend is met de Sharia.
Verschillende onafhankelijke organisaties hebben onderzoek gedaan naar het rechtssysteem van Saoedi-Arabië. Uit deze onderzoeken komt naar voren dat er in dat land geen sprake is van een onafhankelijk rechtssysteem en dat de rechter in Saoedi-Arabië een grote discretionaire bevoegdheid geniet en niet gebonden is aan doctrine of precedent.
7.9.
De rechtbank stelt voorop dat uit de tekst van het artikel blijkt dat dit restrictief dient te worden opgevat. Uit de toelichting op het artikel blijkt dat bij het woord “onaanvaardbaar” gedacht moet worden aan gevallen van oorlog of natuurrampen of aan situaties waar aan het behoren tot een bepaalde deelgroep van de bevolking ernstige beperkingen in het maatschappelijk verkeer zijn verbonden en zulks betekent dat in feite voor leden van die groep een behoorlijke rechtsgang redelijkerwijs niet gewaarborgd is.
In het licht van deze toelichting op de bepaling is de enkele stelling dat geen sprake is van waarborging van een onafhankelijke behoorlijke rechtsgang, ook als die stelling juist is, onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat het voor [eiseres] in dit geval onaanvaardbaar is om in Saoedi-Arabië te procederen.
[eiseres] had gemotiveerd dienen te stellen dat zij in haar concrete situatie geen behoorlijke rechtsgang kon verwachten. Zij had die stelling vervolgens ook feitelijk met concrete gegevens dienen te onderbouwen. De enkele verwijzing naar de structuur van de rechterlijke organisatie in Saoedi-Arabië dan wel het toepasselijke rechtssysteem is daartoe onvoldoende.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op deze bevoegdheidsgrond als onvoldoende onderbouwd.
Het forum arresti (artikel 10 jo artikel 767 Rv)
7.10.
[eiseres] wijst erop dat in artikel 767 Rv. wordt bepaald dat de rechtbank waar het verlof tot het leggen van beslag is verkregen, ook bevoegd is ten aanzien van de eis in de hoofdzaak. Het doel van deze bepaling is om rechtsmacht te scheppen voor de Nederlandse rechter in die zaken, waarin anders geen bevoegde rechter zou zijn aangewezen, terwijl in Nederland voor de schuldeiser verhaalsmogelijkheden bestaan.
[eiseres] heeft tot zekerheid van haar vorderingen op 3 februari 2012 een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank tot het leggen van conservatoir beslag. Vervolgens heeft [eiseres] verlof daartoe gekregen en met dat verlof op 6 februari 2012 beslag gelegd onder ABN AMRO Bank N.V., de Coöperatieve Rabobank Den Haag en onder de directe dochtervennootschap van Aramco, te weten Aramco Overseas Company B.V.
(hierna: AOC).
[eiseres] voert aan dat tussen Saudi Aramco en AOC sprake is van een directe rekening-courantverhouding. Tussen Saudi Aramco en AOC bestaat een overeenkomst op basis waarvan AOC de kosten van de door haar verrichte diensten ten behoeve van Aramco, van Aramco vergoed krijgt plus een extra basisvergoeding van 5 procent. AOC heeft hiermee een doorlopende vordering op Aramco.
Ook aan het vereiste dat het goed waarop beslag wordt gelegd uitdrukkelijk in het verzoekschrift dient te zijn omschreven is aldus [eiseres] voldaan.
7.11.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de stukken blijkt dat aan [eiseres] op 6 februari 2012 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof is verleend tot het leggen van derdenbeslag onder bovengenoemde banken en onder AOC. Op diezelfde datum is het beslagexploot aan deze derden door de deurwaarder betekend.
Vaststaat dat het gelegde derdenbeslag, voorzover gelegd onder de genoemde banken geen doel heeft getroffen. Tussen partijen staat vast dat Saudi Aramco met beide banken geen enkele rechtsverhouding heeft.
Wat betreft het beslag onder AOC: vaststaat dat AOC heeft verklaard dat zij niets verschuldigd is aan Saudi Aramco en dat [eiseres] die verklaring niet binnen de in artikel 476a Rv genoemde termijn heeft aangevochten. De rechtbank verwerpt het betoog van [eiseres] dat die enkele verklaring van AOC geen stand houdt, omdat uit een rapportage van Deloitte die zij als bewijsstuk heeft overgelegd duidelijk zou blijken dat tussen
Saudi Aramco en AOC sprake is van een overeenkomst uit hoofde waarvan AOC een doorlopende vordering heeft op Aramco.
De rechtbank overweegt dat uit die rapportage en de eigen toelichting van [eiseres] slechts blijkt dat AOC een doorlopende vordering op Saudi Aramco heeft. Dat daarnaast nog sprake is van een (voor beslag vatbare) vordering van Saudi Aramco op AOC is niet onderbouwd. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat ook dit beslag geen doel heeft getroffen. Overigens is - anders dan artikel 767 Rv verlangt - in het verzoekschrift ook niet uitdrukkelijk omschreven voor welke vordering van Saudi Aramco verlof tot beslag wordt gevraagd.
De rechtbank wijst erop dat de bepalingen betreffende het zgn. vreemdelingenbeslag in de wet zijn opgenomen als een uiterste middel voor een crediteur om bij gebreke van een bevoegde rechter elders de Nederlandse rechter bevoegd te maken via dit beslag ingeval zich in Nederland een mogelijkheid tot verhaal van de vordering voordoet. Nu in het kader van het gelegde derdenbeslag geen verhaalsmogelijkheden zijn gebleken, zoals hierboven overwogen, moet het er, gelet op de zin en betekenis van deze beslag mogelijkheid, voor gehouden worden dat het gelegde beslag geen bevoegdheidscheppende werking heeft.
De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op artikel 10 jo artikel 767 RV.
7.12.
De conclusie is derhalve dat de rechtbank niet bevoegd is van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen.

8.De voorlopige voorziening

8.1.
Uitsluitend voorwaardelijk, namelijk voor het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat het ten processe bedoelde beslag is “gelegd” en de rechtbank mocht oordelen dat dat feit bevoegdheidscheppend is, vordert Saudi Aramco bovendien dat de bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv. dit beslag opheft althans [eiseres] op straffe van een redelijke dwangsom veroordeelt het beslag op te heffen.
8.2.
[eiseres] heeft terzake verweer gevoerd. De rechtbank zal daarop hieronder zonodig nader ingaan.
8.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu, zoals bovenoverwogen de rechtbank van oordeel dat het gelegde beslag in de onderhavige situatie niet bevoegdheidscheppend is, is niet geheel aan de voorwaarden voldaan waaronder de vordering tot een voorlopige voorziening is ingesteld. Deze vordering behoeft derhalve geen nadere bespreking en beslissing.

9.Het verzoek tot tussentijds appel

Nu de rechtbank zich onbevoegd acht van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen constateert de rechtbank, dat daarmee niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder het verzoek tot tussentijds appel is gedaan, zodat dit verzoek geen nadere bespreking en beslissing behoeft.
in de hoofdzaak voorts
Zoals hierboven reeds is overwogen acht de rechtbank zich onbevoegd van de hoofdzaak kennis te nemen, zodat de rechtbank de vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren.

10.De kosten

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Saudi Aramco worden begroot op:
- griffierecht € 3.621,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 4.751,00.
BESLISSING
De rechtbank
in het incident
1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,

in de hoofdzaak

2. verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering,

in het incident en in de hoofdzaak

3. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Saudi Aramco tot op heden begroot op € 4.751,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Vinne, mr. M.E. van Rossum en mr. X.E. Kramer en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2013. [1]

Voetnoten

1.type: L.B.