2.2.De stichting heeft op 3 april 2013 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan moeder, inhoudende dat ouders alle hulpverlening die de stichting indiceert, dienen te accepteren. Ouders dienen samen te werken met de gezinsvoogd. Ook dienen ouders de akkoordverklaring te ondertekenen.
In de aanwijzing is onder het kopje "Besluit" vermeld dat wanneer ouders de akkoordverklaring niet tekenen, de samenwerking met de gezinsvoogd stopzetten, de geïndiceerde hulpverlening niet accepteren, de stichting de veiligheid van [de minderjarige] niet kan waarborgen. Er zal dan een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd worden.
In de aanwijzing is ook beschreven dat ouders zich aan het volgende moeten houden:
- de opa's en oma's van beide kanten mogen niet in de woning komen en mogen geen contact met [de minderjarige] hebben;
- ouders moeten de akkoordverklaring tekenen voor 5 april a.s. 8.30 uur;
- er mogen geen ex groepsgenoten van Hoeve Boschoord in de woning komen of contact hebben met [de minderjarige];
- ouders dienen mee te werken aan de hulpverlening zoals Bureau Jeugdzorg die indiceert.
2.3.1.De kinderrechter is thans verzocht om deze aanwijzing vervallen te verklaren. Moeder heeft ten aanzien van de akkoordverklaring aangevoerd dat de voormalig gezinsvoogd in een telefoongesprek op 11 april 2013 heeft aangegeven dat zonder informatie van derden de ondertoezichtstelling niet uitgevoerd kan worden. De gezinsvoogd heeft volgens ouders aangegeven dat als de akkoordverklaring niet door hen zou worden getekend, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd zou worden. Onder die druk heeft moeder alsnog de akkoordverklaring getekend. Moeder betwist echter dat zonder die informatie de ondertoezichtstelling niet uitgevoerd kan worden. Er is voldoende informatie over ouders beschikbaar in het recente raadsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad). De door de stichting gewenste informatie ziet vooral op het belaste verleden van ouders. Nu die gegevens al bekend zijn, ontbreekt de noodzaak voor het geven van een schriftelijke aanwijzing op dit punt.
2.3.2.Ten aanzien van het mogelijk stopzetten van de samenwerking met de gezinsvoogd is aangevoerd dat zowel moeder als vader geenszins van plan zijn om dit te doen. Integendeel, zij zijn bereid om hun medewerking te verlenen aan geïndiceerde hulpverlening. Ouders werken al samen met Panta Rhei, de GGD, de huisarts, de reclassering, de wijkverpleegkundige, de wijkagent en het consultatiebureau. Ook op dit punt ontbreekt daarom de noodzaak tot het geven van een schriftelijke aanwijzing.
2.3.3.Het ontbreken van de noodzaak tot het geven van een schriftelijke aanwijzing geldt eveneens voor het mogelijke contact met ex-groepsgenoten van Hoeve Boschoord. Ouders hebben al jaren geen contact met ex-groepsgenoten. Ten aanzien van het contact met opa's en oma's stelt moeder dat zij vermoedt dat dit te maken heeft met het belaste verleden ouders, maar dat in de schriftelijke aanwijzing niet terug te lezen is waarom er met opa's en oma's geen contact mag zijn.
2.3.4.Moeder komt tot de conclusie dat de schriftelijke aanwijzing niet volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand is gekomen. De schriftelijke aanwijzing is niet deugdelijk gemotiveerd en dient vervallen te worden verklaard, aldus moeder.
2.4.1.Namens de stichting is het volgende aangevoerd. Bij ouders is sprake van een groot aantal risicofactoren die invloed kunnen hebben op de opvoedingssituatie van [de minderjarige], zoals het strafblad van vader op het gebied van kindermisbruik, het feit dat ouders zelf als kind zijn misbruikt maar dit zelf ontkennen en het feit dat ouders, nog afgezien van het misbruik, een belast verleden hebben. De informatie die de stichting met behulp van de akkoordverklaring op wil vragen bij instanties als de reclassering, Hoeve Boschoord, voogdijinstellingen en de GGZ is doorslaggevend voor de vraag of [de minderjarige] thuis kan blijven wonen. De informatie is naar de mening van de stichting noodzakelijk voor het kunnen uitvoeren van de ondertoezichtstelling. De stichting wil bijvoorbeeld weten wat de problematiek van ouders is, welke hulpverlening hiervoor nodig is en of ouders in staat zijn om met die problematiek [de minderjarige] op te voeden. De informatie uit het raadsrapport is voor de stichting te summier.
2.4.2.De voormalig gezinsvoogd heeft al met ouders gesproken over de zorgen rond de opa's en oma's. Vader is door opa (vz) misbruikt. Het is de stichting onduidelijk of opa (vz) nu nog over de vloer komt. De stichting is zich er van bewust dat de schriftelijke aanwijzing alleen ziet op moeder. Het is naar de mening van de stichting aan moeder om [de minderjarige] tegen opa (vz) te beschermen. Dit geldt eveneens voor de ex-groepsgenoten van Hoeve Boschoord.
2.4.3.Ten aanzien van het indiceren van hulpverlening heeft de stichting ter zitting aangegeven dat dit ziet op hulpverlening voor ouders. De hulpverlening die nu al aanwezig is, is in de ogen van de stichting onvoldoende. Daarbij acht de stichting het zeer zorgelijk dat de hulpverlening van Stichting WIJ eenzijdig en zonder nader overleg door ouders is stopgezet. Pantha Rei is nu als hulpverlenende instantie betrokken. De gezinsvoogd benadrukt dat dit noch besproken is met Stichting WIJ noch met de gezinsvoogd. Inmiddels heeft de stichting de informatie over ouders gekregen. De stichting heeft ter zitting gesteld dat zelfs al zou nadere invulling kunnen worden gegeven aan hulpverlening, de veiligheid van [de minderjarige] hoe dan ook niet gewaarborgd kan worden in de thuissituatie. De stichting heeft daarom recent een nieuw verzoek voor een machtiging tot uithuisplaatsing ingediend, dat binnenkort ter zitting zal dienen.