ECLI:NL:RBNNE:2013:8310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
C-17-125152 - FJ RK 13-167
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een ongeboren kind

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 februari 2013 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een machtiging tot uithuisplaatsing van een ongeboren kind. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedingsomgeving van het ongeboren kind, met name over de cognitieve mogelijkheden van de ouders en hun emotionele beschikbaarheid. Ondanks de zorgen heeft de kinderrechter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind. De ouders hebben positieve veranderingen doorgemaakt en hebben hulp ingeschakeld, wat de kinderrechter als positief heeft beoordeeld. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, omdat de zorgen niet zodanig zijn dat een uithuisplaatsing gerechtvaardigd is. De beschikking is gegeven door mr. M.S. van der Kuijl en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
clusternummer: 9460
zaak-/rekestnummer: C/17/125152 / FJ RK 13-167

beschikking van de kinderrechter d.d. 20 februari 2013

machtiging uithuisplaatsing

inzake
het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad,
met betrekking tot
de minderjarige:
ongeboren [minderjarige].
De kinderrechter merkt naast de minderjarige als belanghebbenden aan:
vader: [de vader],
moeder: [de moeder], gezag.

Procesverloop

Bij beschikking van de kinderrechter is de ondertoezichtstelling uitgesproken ingaande 20 februari 2013 tot 20 februari 2014.
De raad heeft op de in zijn verzoekschrift gestelde gronden verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige af te geven. De raad heeft daarbij zijn onderzoeksrapportage overgelegd.
Op 20 februari 2013 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn daarbij:
namens de raad: mevrouw J. Steenstra,
mevrouw [de moeder], moeder,
de heer [de vader], vader,
mr. H.M. Bakker, advocaat van vader en moeder.
Ter zitting was de beoogd gezinsvoogd aanwezig, de heer C. van der Meulen.

Motivering

De raad heeft aangevoerd dat er grote zorgen zijn over de opvoedingsomgeving waar het ongeboren kindje in terecht zal komen. Zo bestaan er zorgen over de beperkte cognitieve mogelijkheden van moeder en mogelijk vader, de emotieregulatie controle van vader, zijn gedrag en de emotionele beschikbaarheid van ouders. Daarnaast maakt de raad zich zorgen over de basale zorg en veiligheid en het opvoedershandelen. De raad heeft aangevoerd dat het positief is dat ouders recent hulp hebben ingeschakeld, maar bovengenoemde problematiek blijft aan de orde. De raad heeft onvoldoende vertrouwen dat met de inzet van intensieve hulpverlening de veiligheid van het kindje gewaarborgd wordt. Volgens de raad is er op dit moment te weinig zicht op de opvoedingssituatie en de opvoedvaardigheden van ouders. De raad benoemt de mogelijkheid voor een traject in Beilen om op die manier meer zicht te krijgen op de vaardigheden en capaciteiten van ouders. Mogelijk is de veroordeling van vader een contra-indicatie voor een opname in Beilen; dat is nog niet duidelijk.
Moeder heeft aangevoerd dat ze zich niet kan verenigen met een uithuisplaatsing. Volgens moeder is er voldoende hulp en toezicht om de veiligheid van de baby te garanderen. Moeder ervaart de begeleiding van ‘Wij!’ maatschappelijke ondersteuning als zeer positief.
Vader heeft aangevoerd dat hij de zorgen van de raad omtrent zijn veroordelingen begrijpt, maar geeft aan dat hij is veranderd. Hij drinkt in tegenstelling tot toen nu geen alcohol meer
(‘Als ik dat wel doe, zet moeder mij eruit’). Volgens vader staan er in het onderzoeksrapport van de raad onjuistheden over zijn verleden. Vader geeft aan dat hij in tegenstelling tot vroeger niet dwingend is en hulp accepteert. De GGZ in Rotterdam heeft de behandeling beëindigd en vader mag wel in kindvriendelijke buurten komen. Het huidige traject bij de reclassering zit in de afbouwfase en vader zou hulp van de gezinsvoogd zeer welkom vinden.
Namens ouders is nog betoogd dat er bij ouders veel veranderingen hebben plaatsgevonden. Ouders hebben bijvoorbeeld inmiddels een zelfstandige woonruimte. De zorgen omtrent de basale zorg en veiligheid zijn niet voldoende onderbouwd in het rapport. De ondertoezichtstelling is, in combinatie met de begeleiding van ‘Wij!’ maatschappelijke ondersteuning, voldoende. Deze hulp is door ouders zelf gezocht en zal na de bevalling worden uitgebreid tot negen uur per week. De advocaat concludeert tot afwijzing van het verzoek.
Op grond van de verkregen inlichtingen is de kinderrechter van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de uithuisplaatsing vanaf de geboorte noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter begrijpt de zorgen van de raad. Er is veel gebeurd in het leven van ouders. De laatste tijd zijn er ook positieve veranderingen geweest. Bovendien hebben ouders hulp, hebben zij een deel van deze hulp zelf ingeschakeld en is er nu ook een gezinsvoogd. Er zijn veel ogen die meekijken en hulpverleners die, indien nodig, kunnen ingrijpen. Zowel vader als moeder maken een oprechte indruk als het gaat om het accepteren van hulp. De door de raad gestelde feiten en omstandigheden, die vooral de nadruk leggen op het belaste verleden van ouders, leiden, in het licht van het voorgaande, niet tot de conclusie dat de bedreiging in de verzorging en opvoeding van de minderjarige zo groot is dat een verstrekkende maatregel als uithuisplaatsing noodzakelijk is. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.S. van der Kuijl, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 626)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier,