ECLI:NL:RBNNE:2013:8268

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
568227 CV EXPL 12-12891
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon door voormalig werknemer tegen bestuurders en holding

In deze zaak vorderde eiseres, een voormalig werknemer, betaling van loon van de gedaagden, die zowel de holding als de bestuurders van de holding vertegenwoordigen. Eiseres had een arbeidsovereenkomst met de holding, maar na beëindiging van de zorgovereenkomst met de huisarts, waar zij werkzaam was, heeft zij haar vorderingen niet kunnen innen. De gedaagden hebben betoogd dat de niet-betaling het gevolg was van betalingsonmacht en niet van onwil. De kantonrechter oordeelde dat de holding als rechtspersoon verantwoordelijk is voor haar eigen schulden en dat de bestuurders niet aansprakelijk zijn, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een doorbraak van de aansprakelijkheid rechtvaardigen. Eiseres kon echter niet aantonen dat de bestuurders opzettelijk de betalingen aan haar hebben gefrustreerd of dat zij hun zorgplicht hebben geschonden. De rechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 568227 CV EXPL 12-12891
Vonnis d.d. 27 november 2013
Inzake
[eisers],
wonende te Groningen,
eiseres, hierna [eisers] te noemen,
gemachtigde mr. A.M. Boogaart, advocaat te Groningen,
tegen

1.[gedaagde],

statutair gevestigd te Sneek,

2. [gedaagde],

wonende te Groningen,
gedaagden, hierna te noemen de Holding respectievelijk [gedaagde],
gemachtigde mr. M.M.J. Arts, advocaat te Groningen.
PROCESVERLOOP
Het procesverloop blijkt uit het volgende:
  • dagvaarding
  • conclusie van antwoord
  • comparitie van partijen d.d. 3 april 2013
  • conclusie van repliek
  • conclusie van dupliek
Partijen hebben producties in het geding gebracht.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.de vordering

[eisers] heeft gevorderd om de [gedaagde] en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen om aan haar te betalen de somma van € 13.091,41 bruto en € 7.134,13 netto, alsmede tot betaling van de beslagkosten ad € 509,92, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.190,00 inclusief btw, kosten rechtens.

2.De feiten

2.1
[gedaagde] is bestuurder van Huisartsenpraktijk [naam], hierna te noemen [gedaagde] in persoon is bestuurder/DGA van [gedaagde], hierna te noemen de Holding.
2.2
[gedaagde] is huisarts. Hij verrichtte zijn werkzaamheden binnen[naam], dat in het kader van een samenwerkingsverband deel uitmaakte van Gezondheidscentrum [naam] in [plaats]. In de eerste helft van 2009 is aan dat samenwerkingsverband een einde gekomen en heeft [gedaagde] zich als huisarts te Wijckel in Friesland gevestigd. Per 1 april 2009 heeft [naam] de zorgovereenkomst met [gedaagde] beëindigd.
2.3
In de periode 1 juli 2008 tot 1 april 2009 is [eisers] krachtens arbeidsovereenkomst in dienst geweest van [naam]. Zij was werkzaam in de functie van huisarts op basis van 32 uren per week tegen een loon dat laatstelijk € 4.040,00 bruto per maand bedroeg. In de eerste helft van 2009 hebben [eisers] en [gedaagde] onderhandeld over overname van de praktijk in[plaats]. Zij konden evenwel geen overeenstemming bereiken. Daarop heeft [eisers] een eigen overeenkomst met [naam] gesloten.
2.4
Ingevolge de onherroepelijke vonnissen van de kantonrechter te Winschoten van 16 februari 2010 en 5 april 2011 is[naam], onder verrekening van de aanspraken van laatstgenoemde jegens [eisers] op basis van het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 6 september 2011, aan [eisers] verschuldigd een bedrag van € 13.091,41 bruto en een bedrag van € 7.134,13 netto.
2.5
Pogingen van [eisers] om voormelde vonnissen te executeren hebben geen resultaat gehad bij gebrek aan vermogen van [naam]. Niettemin heeft zij € 509,92 aan beslagkosten gemaakt.

3.Het standpunt van [eisers]

3.1
Zij heeft aangevoerd dat [gedaagde] in persoon, alsmede de [gedaagde] jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld door het structureel, bewust niet nakomen van de loonbetalingsverplichtingen van [naam], welke aanspraken reeds begin 2009 aan laatstgenoemde c.q. [gedaagde] kenbaar zijn gemaakt.
3.2
[gedaagde] en de[gedaagde] kan een toerekenbare betalingsonwil worden verweten als de feitelijk handelende natuurlijke c.q. rechtspersoon achter[naam]. Zij hadden in hun hoedanigheid van directe en indirecte bestuurder intensieve bemoeienis met het beleid van [naam].[naam] wil niet betalen omdat [gedaagde] van mening is dat hij nog geld van [eisers] tegoed heeft in verband met de vermeende overname van de praktijk. Een en ander blijkt uit de door hem ingestelde vordering in reconventie in de procedure die op 5 april 2011 tot een vonnis heeft geleid waarbij die vordering is afgewezen.
3.3
[naam] heeft twee andere werkneemsters – de nurse practitioner en de assistente - wel volledig betaald tot 1 april 2009.
3.4
Uit de jaarrekening 2008 blijkt dat de omzet van [naam] € 396.397,- bedroeg. In de voorlopige jaarrekening 2009 is een bedrag van € 279.965 aan vorderingen opgenomen. Ook na 1 april 2009 heeft [naam] nog betalingen gedaan aan [naam]. Aan zichzelf heeft [gedaagde] een managefee van € 168.000,- per jaar toegekend.
3.5
[gedaagde] en de [gedaagde] hebben alle vermogensbestanddelen aan [naam] onttrokken, waarbij [gedaagde] zich schuil houdt achter allerlei BV-structuren. Het pand waarin de huisartenpraktijk was gevestigd stond op naam van [gedaagde] De luxe auto waarin [gedaagde] reed stond op naam van de [gedaagde]. Daarmee schenden zij de zorgplicht van de moeder jegens de dochter.

4.Het standpunt van [gedaagde]

4.1
Dat [naam] haar betalingsverplichtingen jegens [eisers] niet nakomt is geen kwestie van door [gedaagde] en de [gedaagde] aangestuurde betalingsonwil, maar het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Er is sprake van betalingsonmacht en niet van onwil.
4.2
Als gevolg van spanningen in het samenwerkingsverband Gezondheidscentrum [naam] moest dit worden beëindigd. Wat daarna resteerde was slechts de inventaris van de praktijk, waar [eisers] nog gebruik van heeft gemaakt na 1 april 2009. Verder zaten er geen vermogensbestanddelen in [naam], laat staan dat die moedwillig zijn onttrokken om [eisers] te benadelen. [naam] was voor haar omzet (volledig) afhankelijk van de revenuen uit het contract met [naam]. Nadat het contract per 1 april 2009 was geëindigd werd er geen omzet meer gegenereerd. Er is sedertdien ook niet meer aan andere crediteuren betaald.
4.3
Dat [naam] niet tot betaling is overgegaan begin 2009 heeft te maken met het feit dat zij het (deels) inhoudelijk niet eens was met de vorderingen van [eisers], partijen in onderhandeling waren over de overname van de praktijk in het kader waarvan die vorderingen een rol zouden kunnen spelen en omdat zij nog een tegenvordering had. Dat zij heeft geopteerd voor verweer in de door [eisers] aanhangig gemaakte procedures kan niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Pas in 2011 zijn de aanspraken van [eisers] rechtens komen vast te staan.
4.4
Vanaf 1 april 2009 is er geen omzet meer gegenereerd. In 2009 is er een verlies geleden van € 135.006,00. In 2010 was er een verlies van € 29.230,00. Eind 2009 was er nog een bedrag van € 1.051,00 aan liquide middelen voorhanden. In 2009 is achterstallige pensioenpremie ten bedrage van € 5000,00 afgestort ten behoeve van [eisers]. Hoewel de omzet in 2008 € 396.387,00 bedroeg was het verlies € 4.509,00. Het bedrag van € 279.964 was opgenomen in de voorlopige jaarrekening 2009. Op de uiteindelijke balans van 2009 stond nog slechts een bedrag van € 2.400,00 aan vorderingen. In 2010 was dat € 795,00. In 2009 is geen managementfee uitbetaald wegens arbeidsongeschiktheid van [gedaagde]. In 2008 ontving [gedaagde] een bedrag van € 168.000,00 aan managementfee, maar het Gerechtshof te Leeuwarden heeft in haar arrest van 6 september 2011 bepaald dat dat niet uitzonderlijk is. In 2009 stond er voor € 19.644,00 aan materiële activa op de balans, hetgeen correspondeert met de waarde van de inventaris.

5.De beoordeling

5.1
Als uitgangspunt heeft te gelden dat [naam] een betalingsverplichting jegens [eisers] heeft en niet [gedaagde] en/of [gedaagde] als bestuurder(s) enig aandeelhouder(s). Zulks is inherent aan het gesloten stelsel van het ten onzent geldende vennootschapsrecht. Een rechtspersoon is als zelfstandig rechtssubject in beginsel uitsluitend zelf aansprakelijk voor zijn eigen schulden.
5.2
Voormeld uitgangspunt kan onder bijzondere omstandigheden echter uitzonder lijden, bijvoorbeeld als de (indirecte) bestuurder zeggenschap heeft over het beleid van de schuldenaar en willens en wetens en in voldoende ernstige mate nalaat een schuldeiser te betalen, terwijl aan andere crediteuren wel wordt betaald, dan wel indien de moeder (de Holding) in de gegeven omstandigheden een zorgplicht heeft jegens de dochter en haar personeel en daaraan geen invulling heeft gegeven. In die gevallen kan er sprake zijn van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6: 162 BW van de moeder en haar bestuurder(s).
5.3
[eisers] heeft zich op de hiervoor bedoelde bijzondere omstandigheden beroepen. Zij heeft immers gesteld dat [gedaagde] en [gedaagde] opzettelijk hebben bevorderd dat [naam] niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan en aldus toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eisers]. Volgens [eisers] hebben [gedaagde] en [gedaagde] [naam]
leeggetrokkenom verhaal door [eisers] te frustreren. Voorts, zo heeft [eisers] betoogd, heeft [naam] andere crediteuren wel betaald. Ten slotte heeft zij aangevoerd dat [gedaagde] en [gedaagde] hun zorgplicht jegens [eisers] hebben geschonden. Daaromtrent wordt nader het volgende overwogen.
5.4
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] en [gedaagde] volledige zeggenschap hebben en hadden over[naam]. Dat gegeven is op zich zelf evenwel niet redengevend, waar van doorbraak van aansprakelijk eerst sprake kan zijn als de (indirecte) bestuurder(s) een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dat laatste is niet het geval.
5.5
Naar het oordeel van de kantonrechter is [eisers] er namelijk niet in geslaagd haar stellingen handen en voeten te geven. Zo heeft zij geen concrete voorbeelden kunnen geven van de overheveling van vermogensbestanddelen van[naam] naar [gedaagde] in persoon, [gedaagde] of één van de andere vennootschappen van [gedaagde]. Ook de in het geding gebrachte financiële bescheiden (jaarrekeningen) geven daarvan geen blijk.
5.6
De omstandigheid dat [gedaagde] er een woud van vennootschappen op na houdt maakt dat niet anders, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] deze als zodanig legale bedrijfsstructuur in het leven heeft geroepen om gerechtvaardigde aanspraken van [eisers] te kunnen dwarsbomen. Sterker, de door [gedaagde] gekozen bedrijfsstructuur bestond reeds bij aanvang van de diensbetrekking van [eisers]. Het stond [gedaagde] derhalve vrij om het perceel waarin de praktijk te [plaats] werd uitgeoefend en de door hem gebruikte luxe auto onder te brengen in een andere vennootschap.
5.7
De verwijzing van [eisers] naar de omzet van[naam] in 2008 en 2009 kan niet tot het door haar gewenste gevolg leiden. Omzetcijfers zijn immers niet van doorslaggevende betekenis om de financieel economische gezondheid van een bedrijf te kunnen duiden. Daarvoor is het resultaat bepalend. [gedaagde] en [gedaagde] hebben onweersproken gesteld dat het resultaat in 2009 en 2010 negatief was, terwijl er van substantiële liquiditeit geen sprake was. De omstandigheid dat [gedaagde] zich zelf over 2008 een managementfee heeft toegekend van € 168.000,00 doet hieraan niet af, te meer waar het Gerechtshof te Leeuwarden dat bedrag in het eerder genoemde arrest als aanvaardbaar heeft aangemerkt.
5.8
Voorts zal de stelling van [eisers] als zou [naam] haar betalingsverplichtingen jegens anderen wel zijn nagekomen geen vruchten kunnen afwerpen ook al zou dat zo zijn. Op [naam] rustte naar het oordeel van de kantonrechter begin 2009 nog niet zonder meer de rechtsplicht om aan de aanspraken van [eisers] tegemoet te komen. Partijen, [gedaagde] en [eisers], waren toen immers in onderhandeling over de overname van de praktijk in het kader waarvan zij ook de mogelijke verwerking van die aanspraken in de overnameprijs hebben meegenomen. Daarnaast heeft [naam] de vorderingen van [eisers] in rechte (deels met succes) betwist, hetgeen haar goed recht was. Ten slotte overweegt de kantonrechter in dit verband nog dat [naam] tot 1 april 2009 het bedongen loon inclusief de pensioenpremie grotendeels aan [eisers] betaalbaar heeft gesteld, terwijl niet is gebleken dat [naam] na 1 april 2009 nog (substantiële) betalingen aan derden heeft gedaan.
5.9
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam aannemelijk geworden dat de opzegging van de overeenkomst door zorgverzekeraar [naam] en de beëindiging van de praktijk per 1 april 2009 bij gebrek aan omzet hebben geresulteerd in een (nagenoeg) lege vennootschap, hetgeen niet de gevolgtrekking kan dragen dat [gedaagde] en [gedaagde] daarvan een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
5.1
Ook de verwijzing door [eisers] naar het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 6-12-2011 moet vruchteloos blijven. In die aan het hof voorgelegde zaak ging het om een groot concern met diverse internationaal opererende dochters waarbij de betalingen van de dochters via de concernrekening van de moeder liepen. Bovendien had de moeder ook overigens intensieve bemoeienis met de in het geding zijnde dochter, waar zij onder meer met de vakbonden had onderhandeld over een sociaal plan ten behoeve van de af te vloeien werknemers van de dochter, in het kader waarvan een uitvoeringsgarantie door de moeder als voorstel aan de orde is geweest. Daarnaast was duidelijk dat maatregelen van de concerntop er toe hadden geleid dat de dochter het niet kon volhouden en failliet ging. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
5.11
In het licht van vorenstaande zullen de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen hoe teleurstellend dat voor haar ook zal zijn, nu zij hard heeft gewerkt en daarvoor (vooralsnog) bij gebrek aan verhaal op [naam] niet adequaat is betaald. Dat bittere lot zal zij moeten delen met vele, andere schuldeisers in het economische verkeer.
5.12
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [eisers] veroordeeld in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst af de vorderingen van [eisers];
veroordeelt [eisers] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde] gevallen en begroot deze op € 900,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 27 november 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: AF
coll: