ECLI:NL:RBNNE:2013:8112

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2013
Publicatiedatum
3 januari 2014
Zaaknummer
2615605 VV EXPL 13-165
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gebruiksovereenkomst en handtekening authenticiteit in kort geding

In deze zaak, die op 30 december 2013 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee besloten vennootschappen over de beëindiging van een gebruiksovereenkomst. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2013, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.L.G. Buisman, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.B. de Jong, zou worden veroordeeld om het gehuurde pand te ontruimen en de eigendommen van de eiseres terug te geven. De kern van het geschil was of de gebruiksovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd door een brief van 1 oktober 2013, die door de directeur van de eiseres, de heer [A], zou zijn ondertekend.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen, maar dat het kort geding zich niet leent voor een uitgebreid feitenonderzoek. De rechter concludeerde dat er een reële kans bestond dat in een bodemprocedure zou worden vastgesteld dat de handtekening op de beëindigingsbrief inderdaad van de heer [A] was. Dit leidde tot de voorlopige conclusie dat de overeenkomst mogelijk was geëindigd, wat de vorderingen van de eiseres in dit kort geding ondermijnde.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, vastgesteld op € 400,00 voor het salaris van de gemachtigde van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van bewijsvoering in geschillen over contractuele overeenkomsten en de rol van de rechter in kort gedingen, waar vaak geen diepgaand feitenonderzoek kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 2615605 VV EXPL 13-165
Vonnis d.d. 30 december 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam], [adres],
eiseres, hierna [eiseres] te noemen,
gemachtigde mr. P.L.G. Buisman, advocaat te Stadskanaal (postbus 77, 9500 AB),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam],
wonende te [plaatsnaam], [adres],
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
gemachtigde mr. G.B. de Jong, advocaat te Hoogezand (postbus 400, 9600 AK).
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [eiseres] gevorderd dat de kantonrechter [gedaagde], bij wijze van voorlopige voorziening, veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:
  • de gebruiksovereenkomst na te komen alsmede de bruikleenovereenkomst, voor zover betrekking hebbende op de 24 inventarisgoederen, zulks met dien verstande dat [gedaagde] veroordeeld wordt om het bedrijfspand c.q. de horecabedrijfsruimte, gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam], bestaande uit begane grond, eerste en tweede etage, bestemd tot cafébedrijf, met al de haren en het hare verlaten te hebben, met achterlating van alle eigendommen van [eiseres] en van de in voornoemde bruikleenovereenkomst genoemde en door [gedaagde] aan [eiseres] in bruikleen gegeven (24) roerende zaken en het pand c.q. de bedrijfsruimte aan [eiseres] weer de vrije en ongestoorde beschikking gegeven te hebben, dit onder afgifte aan [eiseres] van de daarbij behorende sleutels waarmee [eiseres] het bedrijfspand kan betreden, alsmede onder afgifte aan [eiseres] van de door [gedaagde] verwijderde sloten en de daarbij behorende sleutels en, bij gebreke daarvan, [eiseres] te machtigen om, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en Justitie, al het voorgaande, zo nodig op kosten van [gedaagde], te realiseren, voorts om zich te onthouden van negatieve publiciteit over [eiseres] en haar directeur, de heer [A], al het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke mocht zijn met voldoening aan datgene waartoe zij in dit vonnis is veroordeeld, zulks tot een door de kantonrechter te bepalen maximumbedrag;
  • in de kosten van dit geding.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2013. Partijen ([eiseres] vertegenwoordigd door [A] en [gedaagde] door [naam]) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door hun gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
De kantonrechter acht de volgende feiten van belang.
1.2
Partijen hebben op 12 juni 2012 een gebruiksovereenkomst gesloten waarbij [eiseres] ingaande 1 juli 2012 voor de duur van 2 jaar van [gedaagde] huurt het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] (hierna: het pand), bestaande uit begane grond, eerste en tweede etage, bestemd tot cafébedrijf, zulks tegen een huurprijs van € 1.050,00 exclusief BTW per week, in weektermijnen cash te voldoen.
1.3
Partijen zijn met elkaar overeengekomen dat [eiseres] het pand geschikt zou maken voor de voorgenomen uitoefening van het cafébedrijf.
1.4
In de gebruiksovereenkomst is in artikel 13.2 bepaald
“dat gedurende de bouwperiode geen gebruikersvergoeding wordt betaald, zulks met een maximum van (de (ver)bouwperiode van) 6 maanden na ingangsdatum. Na de (ver)bouw periode zal in de eerste vier weken geen gebruikersvergoeding verschuldigd zijn.”
1.5
De verbouw van het pand heeft langer geduurd dan de overeengekomen zes maanden. Op 21 augustus 2013 heeft [eiseres] het cafébedrijf in het pand de geopend.
1.6
Bij brief van 1 oktober 2013 heeft [gedaagde] [eiseres] gemaand achterstallige gebruikersvergoeding te betalen. Tevens is [eiseres] aangezegd dat zij het pand dient te ontruimen als niet onmiddellijk wordt betaald.
1.7
Op de brief van 1 oktober 2013 is met pen geschreven
“Wij beëindigen in onderling overleg de gebruikersovereenkomst ivm slecht bedrijfsresultaat”. Op de brief staan meerdere handtekeningen.
1.8
Nadien heeft [gedaagde] een nieuwe onderneming gevestigd in het pand.

2.Het geschil

In essentie worden partijen verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of de door partijen gesloten gebruikersovereenkomst is beëindigd doordat de heer [A], directeur van [eiseres], genoemde brief van 1 oktober 2013 van een (of meerdere) handtekening(en) heeft voorzien.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vorderingen.
3.2
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing nu al gerechtvaardigd is. De kantonrechter overweegt daarover als volgt. Daarbij zal, voor zover van belang voor de uitkomst van deze zaak, nader worden ingegaan op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd.
3.3
Volgens [gedaagde] bestaat er geen gebruiksovereenkomst meer tussen partijen omdat deze met wederzijds goedvinden is geëindigd. [A] heeft – aldus [gedaagde] – de brief van 1 oktober 2013, waarin de beëindiging is vastgelegd, op 15 oktober 2013 van zijn handtekening voorzien. [eiseres] heeft dit betwist. In dat kader heeft [eiseres] een brief (met bijlagen) overgelegd van mevrouw [B], werkzaam bij Justitiana Forensisch Schriftexperts. In deze brief verklaart [B] dat een kopie van de brief van 1 oktober 2013 is onderzocht en dat op basis van dat onderzoek geen uitspraak kan worden gedaan over het auteurschap van de betreffende handtekeningen. Dit betekent dat er geen steun bestaat voor de opvatting dat de handtekeningen door [A] zouden zijn gezet en het tegendeel kan evenmin worden aangetoond, aldus [B].
3.4
Ter zitting heeft [A] desgevraagd meegedeeld dat de op de brief van 1 oktober 2013 geplaatste handtekening van hem
zou kunnen zijn.
3.5
Deze erkenning van de mogelijkheid dat de handtekening van [A] is, leidt naar voorlopig oordeel van de kantonrechter tot het vermoeden dat de stelling van [gedaagde] dat de handtekening van [A] is, juist is en dat de overeenkomst tussen partijen inderdaad is geëindigd.
3.6
Op [gedaagde] rust de bewijslast van haar stelling dat [eiseres] akkoord is gegaan met beëindiging van de overeenkomst. Voor een feitenonderzoek en verdere bewijslevering leent dit kort geding zich evenwel niet. Dit zal in een bodemprocedure moeten plaatsvinden. Voorlopig acht de kantonrechter de kans reëel dat in die bodemprocedure de rechter tot de vaststelling zal komen dat de handtekening van [A] is en dat [eiseres] daarom zal worden gehouden aan haar verklaring dat zij met de beëindiging van de overeenkomst akkoord is gegaan.
3.7
De in dit kort geding gevraagde voorzieningen zullen daarom worden afgewezen.
3.8
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 30 december 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: wj