ECLI:NL:RBNNE:2013:8111

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
2 januari 2014
Zaaknummer
K L 429868 - CV EXPL 13-4127 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijdse instemming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 22 oktober 2013, staat de beëindiging van een arbeidsovereenkomst centraal. Eiser [A] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met [C], waarvan [B] vennoot is. Op 7 december 2012 vond er een gesprek plaats tussen [A] en [B] over de werkprestaties van [A]. Na dit gesprek ondertekende [A] een verklaring waarin hij aangaf per direct ontslag te nemen, omdat hij zijn werk niet naar behoren had uitgevoerd. Echter, op 13 december 2012 trok [A] deze verklaring in en meldde hij zich ziek, stellende dat de situatie onhoudbaar was.

[A] vorderde in deze procedure doorbetaling van zijn loon tot en met 20 maart 2013, met rente en kosten, en stelde dat het ontslag vernietigbaar was. Hij voerde aan dat hij de verklaring onder druk had getekend. [B] betwistte deze claims gemotiveerd. De kantonrechter oordeelde dat de kern van het geschil lag in de vraag of de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat [A] onder druk was gezet en dat hij in vrijheid tot zijn ontslagname was gekomen.

De kantonrechter wees de vordering van [A] af, omdat hij niet had aangetoond dat er sprake was van een wilsgebrek. Bovendien, zelfs als het beroep op vernietigbaarheid zou slagen, had [A] zijn vordering niet kunnen onderbouwen, aangezien hij zich ziek had gemeld en geen deskundigenverklaring had overgelegd. De nevenvorderingen van [A] werden eveneens afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [B], die op € 400,-- werden begroot. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. J.E. Biesma en vond plaats in Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 429868 \ CV EXPL 13-4127

vonnis van de kantonrechter d.d. 22 oktober 2013

inzake

[A],

wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. E.J.A. van Leuveren,
tegen

[B],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.C. de Bie.

Procesverloop

1.
Ingevolge het tussenvonnis van 16 juli 2013 is op 12 september jl. een comparitie gehouden. Hiervan is procesverbaal opgemaakt, waaraan gehecht zijn de twee stukken die ter comparitie zijn besproken.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Motivering

2.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij voormeld tussenvonnis.
De verdere beoordeling van het geschil
3.1.
Tussen [A] en [C], waarvan [B] vennoot is, is op 7 september 2012 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 20 maart 2013, gesloten. Op 7 december 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [B], over de wijze waarop [A] zijn werk verrichtte. Na afloop van dit gesprek heeft [A] een verklaring ondertekend inhoudende dat hij, omdat hij zijn werk niet naar behoren heeft uitgevoerd, per direct ontslag neemt en dat [C] hem niets meer hoeft uit te betalen. Op 13 december 2012 heeft [A] de ongeldigheid van voornoemde verklaring ingeroepen. Daarbij heeft hij aangegeven dat de situatie te ondragelijk is om verder voor [C] te werken en heeft hij zich ziek gemeld.
3.2.
In deze procedure vordert [A] doorbetaling van zijn loon tot en met 20 maart 2013, met rente en kosten. Hij voert daartoe aan dat het hem gegeven ontslag vernietigbaar is. Voorts geeft hij aan dat hij de verklaring onder druk heeft getekend.
[B] betwist e.e.a. gemotiveerd.
3.3.
De kern van het geschil ligt in de vraag of de arbeidsovereenkomst op 7 december 2012 rechtsgeldig is geëindigd.
Anders dan [A] stelt blijkt niet dat hij is ontslagen. Wel ligt er een door hem getekende verklaring waarin hij aangeeft zelf ontslag te nemen.
Waar een dergelijke verklaring tamelijk ongebruikelijk is en voor de werknemer in kwestie nadelig kan zijn, dient voldoende aannemelijk te zijn dat de werknemer in vrijheid en weloverwogen tot deze wilsuiting is gekomen. De stelling van [A] dat dit niet het geval is maar dat er, integendeel, sprake was van een wilsgebrek is door hem echter geenszins onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Hij heeft enkel gesteld, niet onderbouwd, dat hij onder druk is gezet doordat [B] hem voorhield dat hij een schadeclaim tegemoet zou kunnen zien indien hij niet instemde met ontslagname. Deze enkele stelling is echter, mede gelet op de gemotiveerde en van getuigenverklaringen voorziene betwisting, niet voldoende. Reeds om deze reden, die impliceert dat uitgegaan moet worden van een weloverwogen ontslagname door [A], moet de vordering tot doorbetaling van loon worden afgewezen.
Dit zou, overigens, niet anders zijn geweest indien het beroep op de vernietigbaarheid wél zou slagen. In dat geval immers doet zich de situatie voor dat de arbeidsovereenkomst heeft voortgeduurd maar dat [A] niet heeft gewerkt als gevolg van zijn ziekmelding op 13 december. Dan zou de vordering gebaseerd zijn op artikel 7:629 BW. Nu de stelling van [A] dat hij ziek was door [B] gemotiveerd is betwist had [A] zijn vordering, op grond van artikel 7:629a BW, vergezeld moeten laten gaan van een verklaring van een deskundige. Waar hij dit heeft nagelaten dient de loonvordering afgewezen te worden.
3.4.
Gelet op het voorgaande dienen ook de nevenvorderingen afgewezen te worden. [A] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [B] worden begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 200,--).

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [A] af;
veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [B] begroot op € 400,--.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 185